Community Geschiedenis Histoforum |
|||||
recensies | deel 1 deel 2 deel 3 deel 4 deel 5 deel 6 deel 7 | ||||
|
Ferraris en de Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden
Nieuw leven voor een oude kaart
De grote atlas van Ferraris,
Lannoo/Nationaal Geografisch Instituut/Koninklijke Bibliotheek van
België, 2009, 608 blz., 150 euro.
Oude
kaarten hebben iets fascinerend, iets dat vele mensen aanspreekt. Daarom
zijn ze zo vaak uit oude atlassen gesneden, ingekaderd, duur verkocht en
aan de muur gehangen.
De heruitgave in één boek van De
grote atlas van Ferraris, de
'eerste atlas van België', is een evenement waar naar uitgekeken is.
Weinigen hebben het origineel ooit in zijn geheel kunnen zien: een
bundel van 275 achttiende-eeuwse kaarten van ca.
De Ferrariskaart van 1777 bezit nog steeds een unieke aantrekkingskracht
en die neemt in deze tijden van GPS en Google niet af. Het is een boek
geworden van bijna
Voorgeschiedenis
In 1529 schreef de jonge Leuvense hoogleraar Gemma Frisius, leermeester
wiskunde van Gerard Mercator, een boekje waarin hij de methode uitlegde
om op grote schaal aan landmeting te doen, waarbij de landmeter zich
telkens richtte op een opvallend kenmerk in het landschap (kerk,
kasteel, windmolen), waarvan de coördinaten en afstanden werden bepaald
via een methode van
driehoekspeiling. (Dit werd tot ver in onze eeuw aangewend bij onze
militaire stafkaarten.) In het boek ook een belangrijk hoofdstuk over de
Nieuwe Wereld: De insulis nuper
inventis ('Over de onlangs ontdekte eilanden'). Gemma Frisius is in
onze geschiedenis vooral bekend gebleven als helper van Vesalius bij
nachtelijke tochten om het skelet van een gehangene binnen Leuven te
krijgen. Hij had echter veel meer in zijn mars dan dat en is ten
onrechte haast in de vergetelheid geraakt.
Een landmeter, Jacob van Deventer, had dit systeem toegepast en vrijwel
de hele Nederlanden opgemeten in het kader van een groots plan om
accurate deelkaarten te maken. Mercator gebruikte zijn gegevens voor een
prachtige, ongewoon nauwkeurige kaart van Vlaanderen, die hij
eigenhandig graveerde op negen koperplaten. De kaart kwam klaar in 1540
en mat samengesteld 87 x
De Kabinetskaart
In opdracht van keizerin Maria Theresia (1717 - 1780) en keizer Jozef II
(1741-1790, keizer en mederegent vanaf 1765) zijn de Oostenrijkse
Nederlanden gekarteerd onder leiding van graaf de Ferraris. Het huidige
België bestond toen grosso modo uit de Oostenrijkse Nederlanden (omvatte
het Hertogdom Luxemburg, Hertogdom Brabant, Graafschap Henegouwen,
Graafschap Vlaanderen), het Prinsbisdom Luik (dat tot het Heilige Roomse
Rijk behoorde) en het Hertogdom Bouillon.
Karel van Lorreinen als grootmeester van de Duitse Ridderorde
Ferraris onderhield goede connecties met het hof, zowel met dat in de
hoofdstad Wenen als met dat van de keizerlijke landvoogd
Karel van Lorreinen in
Brussel. Karel van Lorreinen of Lotharingen (Lunéville 1712-Tervuren
1780) was zwager van keizerin Maria Theresia. In 1744 huwde hij
aartshertogin Maria Anna, de zuster van Maria Theresia (2). Hij was
landvoogd van de Oostenrijkse Nederlanden van 1741 tot bij zijn dood in
1780, hoewel hij zijn taak pas definitief kon opnemen in 1748, na het
beëindigen van de Oostenrijkse Successieoorlog. De Fransen onder koning
Lodewijk XV bezetten een groot deel van onze gewesten. De oorlog werd
trouwens nog maar eens voor een groot deel in het huidige België
uitgevochten. De Oostenrijkers en hun Hollandse en Britse bondgenoten
verloren in 1745 de slag bij Fontenoy, in 1746 de slag bij Rocourt en in
1747 de zeer bloedige slag bij Lafelt (Riemst, niet ver van Maastricht)
(3). In 1748 eindigde de oorlog met de Vrede van Aken. Maria Theresia
behield haar troon en Lodewijk XV gaf zijn veroveringen prijs. Nog even
vermelden dat Karel Grootmeester werd van de Duitse Ridderorde, waardoor
hij alle inkomsten uit de Landcommanderij Alden Biesen en de
ondergeschikte vestigingen in ons land ter beschikking kreeg (4). Hij
gebruikte die voor experimenten in zijn park te Tervuren (ongeveer waar
nu het Afrikamuseum ligt), waar hij een manufactuur oprichtte om
porselein te produceren. Dit mislukte echter. Dus kocht hij
onbeschilderd buitenlands porselein, meestal Sèvres (Frankrijk), dat hij
in Tervuren liet beschilderen. En dit werd wel een commercieel
succes(5).
Hij heeft de reputatie van een gemoedelijk en populair bestuurder,
ongetwijfeld geholpen door de veertig jaar van vrede vanaf 1748, na
bijna twee eeuwen van quasi onophoudelijke oorlogsmiserie. De bevolking
droeg hem op de handen, zodanig dat hem nog bij leven een standbeeld
werd opgericht. Hij had vooral een ceremoniële functie. De echte macht
berustte bij een gevolmachtigd minister, die rechtstreeks in contact
stond met de Hoge Raad der Nederlanden in Wenen. Vooral
Joseph-Jean-François de Ferraris
(1726 - 1814) was geboren in Lunéville, dezelfde stad als de landvoogd.
Hij bracht het tot generaal-majoor in het keizerlijke leger. In 1764
werd hij directeur-generaal van de artillerie in de Oostenrijkse
Nederlanden en hoofd van de Ecole
des mathématiques in Mechelen. Hij huwde met Marie Henriette
Christine, dochter van hertog Charles d’Ursel. Het plan voor de
Kabinetskaart was van hem afkomstig, ook al kwam de opdracht ertoe
formeel uit Wenen, rechtstreeks van het keizerlijk hof.
Werkwijze
Het opmeten voor deze eerste systematische grootschalige topografische
kartering begon in 1771 en duurde tot 1777; in 1778 werden nog enkele
grenscorrecties aangebracht. Zelfs vandaag zou het nog steeds moeilijk
zijn om op die manier in die korte tijd zo'n kaart te maken.
Het werk werd aangevat in Mechelen. In 1771 kon Ferraris een eerste
kaartblad voorstellen. Oorspronkelijk was het de bedoeling enkel de
Oostenrijkse Nederlanden te karteren en twee eindexemplaren in
manuscript te leveren, één voor de keizerin en één voor Karel van
Lotharingen. In 1774 werd de beslissing genomen om niet alleen de
Oostenrijkse enclaves binnen het onafhankelijke Prinsbisdom Luik op te
meten, maar het hele territorium (dat ook het vroegere graafschap Loon,
het huidige Limburg bevatte). Veel aandacht ging naar betwiste gebieden,
bijvoorbeeld Maastricht en omgeving (vooral het gedeelte dat nu bij
Belgisch-Limburg hoort.)
Het militair effectief belast met de kaart bestond aanvankelijk uit 60
studenten van de Ecole des
mathématiques onder leiding van een kapitein. De ingeschakelde
mankracht liep snel op:
Over de gevolgde werkwijze zijn we vrij behoorlijk ingelicht. De
militaire landmeters maakten onder controle van een officier op het
terrein metingen en kladtekeningen. Hiervoor gebruikten zij een
planchet of meettafel, een
vierkant met ca.
Een eenvoudigere versie, gedrukt van kopergravures, op schaal 1:86.400,
werd aan het grote publiek te koop aangeboden met de bedoeling op die
manier tenminste een deel van de kosten te recupereren. Ze wordt
traditioneel de Carte marchande
genoemd. Verbazend genoeg werd het geen commercieel succes, hoewel veel
later talrijke kaarten uit de atlas gesneden zijn die ingekaderd heel
wat muren sieren.
Aanbieding van de Carte marchande aan keizer Jozef II. Kopergravure. De cherubijntjes in de wolken houden allerlei attributen voor de geografen vast. Rechts, halverwege, worstelen drie cherubjes met een planchet oftewel meettafel. De stroomgod, rechts beneden, moet de Schelde zijn, met de rivier achter hem en pakken en vaten naast hem, die de welvaart door vrije vaart op de Schelde symboliseren. Links slepen andere cherubjes een kanon aan, met daar voor schanskorven, vaten buskruit en een vaandel: symbolen van oorlog. Kan wijzen op de oorlog tegen de Turken of de Pruisen, maar waarschijnlijk is het een waarschuwing aan de Nederlanders. Die hielden sinds 1648 (Vrede van Munster) de Schelde gesloten. Enkele jaren later, in 1784, zond Jozef II een fregat om de Schelde symbolisch open te breken. Een Nederlandse kustbatterij opende het vuur en trof een ketel aan boord. Daarmee eindigde de zgn. Keteloorlog. Jozef kreeg een schadevergoeding en de Schelde bleef gesloten.
Deze kaart is op velerlei domeinen een belangrijke informatiebron. Je
vindt er een voorstelling van de administratieve grenzen van de
Oostenrijkse Nederlanden en de Prinsbisdommen Luik en Malmédy-Stavelot
op, alsook vele enclaves en territoriale eenheden met hun feodale
aflijningen die vaak teruggaan tot de middeleeuwen, typisch voor het
Ancien Régime.
De 275 kaartbladen zijn vergezeld van een beschrijvende tekst “Mémoires
historiques, chronologiques et oeconomiques sur les .. feuilles du N°..
de la Carte de Cabinet des Païs-Bas Autrichiens pour …”, die in
totaal 4000 bladzijden informatie biedt met historische, geografische,
economische, sociale en militaire toelichtingen.
Wie de geschiedenis van België bestudeert, kan dus niet zonder deze
kaart. Maar zelfs wie niets van cartografie afweet, zal toegeven dat het
een prachtig document is. Elk kasteel, elke boerderij, elke molen en
kerk, elke bomenrij of haag, elke poel of gracht, zelfs elke galg staat
erop getekend en ingekleurd. Je vindt er de parochies, de namen van
gehuchten, het volledige wegennet, de verschillende nijverheden, soorten
grond, zelfs de moestuinen. Dit alles
opgetekend net voor de industriële revolutie en de bevolkingstoename het
landschap voorgoed onherkenbaar zouden veranderen.
Die aandacht voor details, vooral op het platteland, heeft een
duidelijke reden. De kaart was helemaal niet bestemd voor het grote
publiek, maar voor militairen die met een leger van soldaten en paarden
door het landschap trokken. Ze moesten dus niet alleen het geschikte
terrein kennen voor een grootschalige veldslag, maar ook waar ze een
doorwaadbare plaats vonden of voldoende voer voor de paarden, konden
bivakkeren en zich bevoorraden. Van die militaire bekommernis getuigen
ook alle veldslagen en zelfs schermutselingen die op de kaart
aangebracht zijn sinds 1568, het begin van de Tachtigjarige Oorlog tot
en met Lafelt in 1747.
Vergeet niet: tot in de jaren 60 van de 20ste eeuw kon je niet zomaar
stafkaarten aanschaffen. Ook voor de jeugdbeweging had je een
toestemming nodig: ze werden nog steeds beschouwd als dragers van
militaire geheimen, hoewel dat natuurlijk al lang een fictie was
geworden. Als je vergelijkt met Google Earth nu, waar de discussie
eerder gaat over privacy, omdat je personen in een straat kunt
herkennen!
Na de Oostenrijkse nederlaag tegen het revolutionaire Frankrijk bij
Jemappes (1792) verhuisde het exemplaar van Karel van Lotharingen in
1794 naar Wenen. Of de landvoogd zijn exemplaar ooit in handen heeft
gekregen, weten we niet: hij overleed reeds in 1780, hetzelfde jaar dat
zijn schoonzus de keizerin stierf en haar zoon Jozef II haar opvolgde.
Pas in 1922 werd de kaart in het kader van de vredesonderhandelingen na
de Eerste Wereldoorlog teruggegeven aan België, dankzij de inzet van
Albert Tiberghien, bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek van
België en verantwoordelijk voor de kaartencollectie.
Omwille van het historische belang werd van deze originele kaartserie
een facsimile in offset beschikbaar gesteld voor het brede publiek door
het Gemeentekrediet van België op losse bladen en verkleinde, maar
afgeronde, schaal van 1:25 000 (
Maar de Ferraris digitaal ingescand in één atlas publiceren, was andere
koek. De originele kaarten van ongeveer 91 op
Geodetische triangulatie
Toen ik in 1970 als wetenschappelijk medewerker op het Rijksarchief in
Beveren-Waas werkte, schoven we op een rustige dag alle tafels in het
leeszaaltje tegen elkaar. Zo konden we de Pro Civitate Ferrariskaarten
van het archief boven de mijne leggen, waardoor we een oppervlakte
dekten van Aalst-Vilvoorde tot aan de kust en Nederland. Het viel op dat
de kaarten scheef trokken, met een westelijke afwijking die groter werd
naar het noorden. Wat was er gebeurd? Hoewel elke deelkaart nauwkeurig
de gemeten oppervlakte weergaf, ontbrak voor het geheel een nauwkeurige
geodetische triangulatie. Dit
wil zeggen dat op bepaalde opvallende punten een correctie wordt
aangebracht voor de exacte coördinaten op de aardbol. Een kaart is
immers de weergave op een plat vlak van de aardglobe, een bolvormig
driedimensionaal oppervlak. Tegenwoordig wordt voor de geodetische
triangulatie gebruik gemaakt van satellieten.
Vergeleken met de oude offsetkaarten van Pro Civitate zijn de kaarten in
Uit een vergelijking tussen de geometrie van de 1:40 000 topografische
kaarten en het exemplaar van de Kabinetskaart uit de Koninklijke
Bibliotheek Albert I, heeft men aangetoond dat er naast de globale
vervorming ook belangrijke lokale afwijkingen zijn. Deze zijn van
verschillende aard. Men onderscheidt oriëntatievervormingen van het
wegennet en hydrografisch net, oppervlaktevervormingen, zones met een
fantasierijke invulling (merkwaardig genoeg bijna steeds op de scheiding
van twee kaartbladen), foutieve tracés, overdreven schematisering. Dit
laatste is sterk afhankelijk van de ene streek tot de andere en is
waarschijnlijk gebonden aan de variabele kwaliteit van de
compilatiedocumenten waarover de cartografen konden beschikken, alsook
de verschillende kwaliteit van de cartografen op het terrein.
NOTEN 1. Meer over oude cartografie en dito kaarten: op de Joos de Rijcke-site, klik op knop “Eeuw Joos” en dan op “De geboorte van America.” 2. Karel van Lorreinen: zie wikipedia
Duerloo, L., (red.), Karel
Alexander van Lotharingen - Mens, veldheer, grootmeester, Alden
Biesen, 1987, 306 p., 12 euro 3. Slag bijLafelt: zie wikipedia 4. Alden Biesen: zie wikipedia
5. Over porselein: “De geboorte
van America.” Deel 2/23: De
wereldreizen van Zheng He.
6. Bracke, W., Inleiding (Nederlands en Frans) in: De grote
atlas van Ferraris , Lannoo/Nationaal Geografisch
Instituut/Koninklijke Bibliotheek van België, 2009, p. 5-20. 7. De meest gebruiksvriendelijke versie is die van de Koninklijke Bibliotheek van België. | ||||
Met onderstaande zoekmachine kunt u zowel zoeken op het www als binnen deze site en Histoforum
|