Community Geschiedenis Histoforum |
||||
recensies | deel 1 deel 2 deel 3 deel 4 deel 5 deel 6 | |||
|
Tragedie van een volk. De Russische revolutie 1891-1924
De Britse historicus Orlando Figes is een rasverteller. Wie zijn magistrale Natasja’s Dans uit 2003 heeft gelezen, kan dat beamen. Het succes van dit boek, een beschrijving van de Russische kunst en cultuur van de achttiende tot diep in de twintigste eeuw, leidde in 2006 tot de heruitgave én de vertaling van zijn eerdere grote werk, A People’s Tragedy uit 1996. Tragedie van een volk geeft een caleidoscopisch beeld van een van de gewelddadigste episodes uit de twintigste eeuw, de Russische Revolutie. In tegenstelling tot veel van de talloze studies over dit onderwerp, biedt Figes geen rechtlijnige beschrijving van het oude Rusland met zijn wantoestanden, die min of meer noodzakelijk moesten leiden tot opstand, de val van het tsarisme en de zegepraal van het communisme. Figes boort diepere lagen aan van de Russische volksziel en het volksleven. Hij kiest een stuk of zes ooggetuigen die de lezer bij de hand nemen om de schokkende gebeurtenissen te becommentariëren. Via hun brieven en aantekeningen laat hij hen telkens zelf aan het woord. Zo is er de tsaristische generaal Aleksei Broesilov, wiens brieven aan diens echtgenote helder inzicht geven in de wanhopige opdracht om in de Eerste Wereldoorlog een miljoenenleger te leiden waarin het ontbrak aan de meest elementaire bewapening en bevoorrading. Desondanks wist Broesilov in 1916 een succesvol offensief te ontketenen; het was niet zijn schuld dat dit geen vervolg kreeg. Een andere gids in het Russische labyrint is de beroemde schrijver Maxim Gorki. Hij walgde van het straatgeweld waarmee in 1917 de machtswisseling in Petrograd gepaard ging. In juni 1917 schrijft hij: ‘Dit is niet langer een hoofdstad, dit is een beerput. Niemand werkt, de straten zijn vuil, overal liggen hopen vuilnis op de binnenplaatsen … de mensen lijken steeds luier en laffer te worden. Het is alsof alle verschrikkelijke, criminele instincten waartegen ik mijn hele leven heb gevochten, Rusland nu langzaam vernietigen…’ Deze hartenkreet van Gorki past in de centrale these in het boek van Figes. Kort gezegd komt die hierop neer: na eeuwen van autocratie en lijfeigenschap, waarin het gewone volk minder dan niks was, en steevast dom en passief werd gehouden, volgde - in plaats van een bevrijding uit despotie - een bloedige afrekening, waarbij het slechtste in de mens boven kwam. De Russische Revolutie was in wezen een orgie van geweld, een beeldenstorm, een massale plunderpartij, een inferno van haat en vergelding, waarbij het gezag tijdelijk geheel was weggevallen. De revolutie was dus niet zozeer - zoals de klassieke voorstelling wil - het werk van de kleine bolsjewistische partij en haar geniale leider Lenin, die wist wat hij wilde en feilloos op zijn doel afging: Rusland omvormen tot marxistisch paradijs en voorpost van de proletarische wereldrevolutie. Figes legt juist alle nadruk op de lafheid van Lenin, en speciaal ook op het schofterige gedrag van al die arbeiders en soldaten die in 1917 de straten van de hoofdstad afschuimden, op gestolen legerwagens rondreden en in het wilde weg schoten, plunderden en brandstichtten. Toen de bolsjewieken in oktober het Winterpaleis hadden overmeesterd, ontdekten ze de wijnkelders van de tsaar. Weldra verdwenen tienduizenden antieke flessen uit de schappen. De bolsjewistische arbeiders verkochten wodka aan de menigten in de straat, en de meute ging uitzinnig tekeer. Matrozen en soldaten trokken door de sjiekere wijken; puur voor de lol maakten ze daar mensen af. Ieder die zich per ongeluk goed gekleed op straat begaf, kon hun volgende doelwit zijn. Een bontkraag of een pince-nez waren al voldoende ‘bewijs’ voor een foute klasse-achtergrond. Bladzijdes lang beschrijft Figes de degeneratie van de revolutie. Gorki was volgens Figes ook de eerste die benadrukte dat de barbaarse daden van de revolutie geboren waren uit die van de Eerste Wereldoorlog. De massale slachtpartijen van de loopgraven en de ellende achter de linies hadden de wreedheid van de mens aan de oppervlakte gebracht, en een voorkeur voor geweld ontwikkeld. In 1917 keerde het geweld zich tegen de eigen officieren. Wie nog probeerde discipline te handhaven liep kans levend door zijn soldaten gevild te worden. De gruwelen hoeven door de auteur niet eens onder woorden gebracht te worden; een enkele blik op bepaalde foto’s uit het boek volstaat om de lezer voorgoed te genezen van de idee dat mét de revolutie een nieuw, beter, socialer menstype naar voren trad. Het volstaat te vermelden dat heel wat legerofficieren om te ontkomen aan een eerloos, huiveringwekkend einde, de voorkeur gaven aan zelfmoord. Dan zij we overigens al vijfhonderd bladzijden gevorderd in het boek, en hebben we al een bonte en tragische stoet van heersers, hovelingen en hervormers zien langskomen, zoals de tsaar en zijn entourage, Raspoetin, de in 1911 vermoorde Stolypin (had hij Rusland kunnen redden?), prins Lvov (die optimistisch hoopte op een wederopstanding van Rusland na de februarirevolutie) en Alexander Kerensky, wiens eigendunk en ijdelheid hem het zicht op de chaotische werkelijkheid ontnamen. Het is opmerkelijk dat de bolsjewieken niet minder dan het ancien régime waarde hechtten aan uiterlijk vertoon en aan wat tegenwoordig symboolpolitiek heet. Neem bijvoorbeeld de gemaakt-samenzweerderige sfeer die hing rond vergaderingen van de Sovnarkom, de Raad van Volkscommissarissen, ofwel de bolsjewistische regering. De leden van Lenins kabinet konden er zich niet toe zetten hun leren jassen in te ruilen voor ministerspakken. Het was alsof zij niet de overgang konden maken van ondergrondse strijdorganisatie naar verantwoordelijke regeringspartij. Figes noemt dit het ‘jakobijnse syndroom’; de bolsjewieken zetten zo de toon voor latere twintigste-eeuwse dictaturen, zoals die van Mussolini, Franco of Castro. De cultus van geweld vormde de kern van het bolsjewistische zelfbeeld. Een andere anekdote maakt het belang duidelijk dat
de nieuwe machthebbers hechtten aan de mythe van de arbeiders- en
boerenstaat. Op weg naar de wapenstilstandsonderhandelingen met de
Duitsers in Brest-Litovsk, realiseerden de delegatieleden zich plots dat
ze vergeten waren een vertegenwoordiger van de boeren mee te nemen. Geen
nood: Kamenev zag een oude man in een boerenjas over straat lopen, gaf
de chauffeur van zijn dienstauto bevel te stoppen, bood hem een lift
aan, en voordat de man besefte wat er gebeurde, zat hij als
boerenafgevaardigde aan tafel met de Duitse generaals en diplomaten. Met
zijn ruwe tafelmanieren die aan Raspoetin deden denken, trok hij aan het
staatsbanket aller aandacht. Hij liet zich de delicate wijnen goed
smaken. Ten slotte Figes heeft een meeslepend boek geschreven, een weldadige mix van analyse en anekdote. Vlijmscherp brengt hij de ellende en wreedheid van het Russische volk in beeld tijdens de laatste jaren van het tsarisme, de Eerste Wereldoorlog, de twee revoluties van 1917 en de verschrikkelijke Burgeroorlog. Mijn strenge schoolmeestersvinger kon in de ruim 1100 bladzijdes slechts twee foutjes aanwijzen. Keizer Wilhelm II van Duitsland was niet een oom van tsaar Nicolaas II, maar een aangetrouwde neef (p. 362). En het Russische bestuur over Finland duurde geen dertien, maar 130 jaar (p.468). Wat maakt dat nou uit? Liefhebbers van Figes’ schrijfstijl kunnen zich nu al verkneukelen met het vooruitzicht dat de schrijver volgend jaar komt met een werk over het dagelijks leven in de Sovjet-Unie onder Stalin. | |||
Met onderstaande zoekmachine kunt u zowel zoeken op het www als binnen deze site en Histoforum
|