De zon van Breda, De avonturen van kapitein Alatriste
Arturo Pérez-Reverte, Uithoorn, Uitg. Karakter, 2008, 207 blz. Oorspr. Spaanse titel : El
sol de Breda (1998), vertaald door Jean Schalekamp.
Doelgroep: 14 + & volwassenen
Plaats en tijd: Breda, 1625.
Thematiek: Tachtigjarige Oorlog; geschiedenis: werkelijkheid en representatie.
Waardering: ****/4
Inleiding
Alatriste,
een Spaanse kijk op de Tachtigjarige Oorlog
Nederlandse boeken, studies, (jeugd)romans over De Opstand
zijn er bij dozijnen. Bibliotheken vol. Vanaf de 16de eeuw reeds.
Geen wonder: voor de Nederlanders vormt de opstand tegen Spanje zowat de basis
van hun natievorming, voor hun regerende vorstenhuis, de Oranjes zowat de
legitimatie van hun recht op regeren en zelfs voortbestaan.
Ook in Spanje heeft De Opstand vanaf het begin een stroom van
publicaties op gang gebracht, vooral toneelstukken: Lope de Vega, Calderon de la
Barca…
In de Nederlanden is Alva, de IJzeren Hertog, iets als de
baardelijke duivel in hoogsteigen persoon; in Spanje is hij als de Grote Hertog
een nationale held. Tijdens het laatste Oranje-jaar, 1984, wilde de huidige
hertog van Alva voor een tentoonstelling alleen unieke stukken uit het (nog
steeds fenomenale) familiepatrimonium uitlenen, als er een colloquium kwam over
de rol van zijn illustere voorvader. Dit werd afgewimpeld. M.i. een gemiste
kans. De tentoonstelling ging door, maar zonder de unieke Spaanse stukken.
De meest recente biografie die wij persoonlijk lazen,
Alva, een biografie (2005) is van H. Kamen, een Engelsman.
Toch treft het dat in de televisiereeks over
Willem van Oranje,
die in hetzelfde jaar 1984 werd uitgezonden, Alva eerder genuanceerd werd
opgevoerd. In onze bibliografie bij het artikel over deze televisiereeks zat
oorspronkelijk slechts één Spaans boek: de biografie van Filips II door H.
Vazques de Prada (1975).
Kortom, de Spaanse kijk op de Opstand bleef voor ons quasi
ontoegankelijk. De boeken van Arturo Pérez-Reverte over kapitein Alatriste (en
de
gelijknamige film) kunnen dit vacuüm opvullen. Des te meer
verbazingwekkend dat ze tot voor kort in de Nederlanden slechts op weinig bijval
konden rekenen. Jarenlang was De zon van
Breda het enige van de reeks dat in het Nederlands vertaald was. Daar
schijnt nu definitief verandering in te komen, dankzij Uitgeverij Karakter.
De populaire Alatriste-reeks is in 2007
verfilmd met niemand
minder dan Viggo Mortensen (‘Aragorn’ in
The Lord of the Rings) in de titelrol. In Vlaanderen is de film slechts in enkele zalen vertoond.
De DVD, die in 2008 beschikbaar kwam, heeft blijkbaar meer succes.
De zon van Breda. De avonturen van kapitein Alatriste is het vierde van de boeken over kapitein
Alatriste.
De zon van Breda. De avonturen van kapitein Alatriste
Inhoud
“Zo was het en zo was het niet.” (p. 203)
“De rest is een schilderij, is geschiedenis. Dat
was het al negen jaar later, op de ochtend dat ik in Madrid de straat
overstak om het atelier binnen te gaan van Diego Velázquez…”(p. 199)
|
1. De
verrassingsaanval
Ik zweer bij God dat de Hollandse kanalen nat zijn
op een vroege, herfstige morgen. Ergens boven het mistgordijn waarachter
de dijk schuilging, verlichtte een vage zon ternauwernood de gedaanten
die over de weg liepen, in de richting van de stad die zojuist haar
poorten had geopend voor de ochtendmarkt. Die zon was een onzichtbaar
hemellichaam, koud, calvinistisch en ketters, haar naam beslist niet
waard: een vuil, grijs licht waarin ossenkarren voorttrokken, boeren met
manden vol groenten, witgekapte vrouwen met kazen en melkkannen.
Ik stapte langzaam door de mist, met mijn ransels
over mijn schouder en mijn kaken op elkaar geklemd om niet te
klappertanden van de kou. Ik wierp een blik op het dijklichaam, waar de
nevel in het water overging, en zag niets anders dan vage strepen van
rietstengels, gras en bomen. Wel meende ik een ogenblik lang een bijna
matte metaalglans te onderscheiden, als van een helm of een harnas, of
blank staal misschien; maar dat was maar een oogwenk, daarna werd het
opnieuw verhuld door de vochtige damp die van het kanaal opsteeg. Het
meisje dat naast me liep moest het ook hebben opgemerkt, want ze richtte
een ongeruste blik op me tussen de plooien van de omslagdoek die haar
hoofd en gezicht bedekte, en keek toen naar de Hollandse schildwachten
die zich, met borstkuras, helm en hellebaard, al donkergrijs op grijs
aftekenden in de buitenpoort van de omwalling, bij de ophaalbrug.
De stad, die eigenlijk niet meer dan een groot dorp
was, heette Oudkerk en lag in de samenvloeiing van het Oosterkanaal, de
rivier de Merck en de delta van de Mosa, die de Vlamingen de Maas
noemen. Het plaatsje was meer van militair dan van enig ander belang,
want het beheerste de toegang tot het kanaal waarlangs de ketterse
opstandelingen hulpgoederen zonden naar hun belegerde landgenoten in
Breda, dat op een afstand van drie mijl lag. Het garnizoen werd gevormd
door een burgermilitie en twee geregelde compagnieën, waarvan er een
Engels was. Bovendien waren de vestingwerken zeer degelijk, en de
hoofdpoort, beschermd door bolwerk, gracht en ophaalbrug, was slechts
met veel moeite te nemen. Juist daarom was ik die morgen daar.
Ik veronderstel dat u me nu wel herkend hebt. Mijn
naam is Iñigo Balboa, in de tijd waarin dit verhaal speelt telde ik
veertien jaar, en in de hoop dat niemand het als verwaandheid zal
beschouwen, kan ik wel zeggen dat, als we iemand die in de strijd gehard
is een veteraan noemen, ik ondanks mijn jeugdige leeftijd wel degelijk
al de nodige ervaring in de krijgskunst had. Na enkele hachelijke
situaties die als toneel het Madrid van onze koning Philips de Vierde
hadden, en waarin ik me gedwongen zag het pistool en het blanke staal
ter hand te nemen, en dit ook nog angstig dicht bij de brandstapel, had
ik de afgelopen twaalf maanden doorgebracht aan de zijde van mijn heer
en meester, kapitein Alatriste, in het leger dat in de Nederlanden
vocht; dit reeds sinds de oude tercio van Cartagena, nadat die overzee
naar Genua was gereisd, via Milaan en de zogeheten Spaanse Weg naar het
oorlogsterrein van de opstandige provincies was getrokken. Nu de tijd
van de grote bevelvoerders, de grote stormaanvallen en de grote buit ver
achter ons lag, was de oorlog daar veranderd in een soort langdurig en
saai schaakspel, waarin de burchten werden belegerd en telkens opnieuw
in andere handen overgingen, en waarin dapperheid vaak minder in tel was
dan geduld.
(p.7-9)
|
De zon van Breda
is een messcherpe en adembenemende historische thriller, die begint met de
verovering en de plundering van het stadje Oudkerk en via de felle strijd tussen
Spanjaarden en Hollanders om de stad Breda, zonder genade voert naar het
tragische einde, dat niet minder dan 10.000 levens eiste.
Aan het woord is de 14 jarige Iñigo Balboa, ranseldrager en
trouwe dienaar van kapitein Diego Alatriste, de trotse en zwijgzame
pelotonscommandant, met zijn grijs-groene ogen, adelaarsprofiel en weelderige
snor. Voor de muren van het door de Spanjaarden belegerde Breda ondergaat hij
zijn vuurdoop. Op een doorleefde wijze -alsof de auteur als oorlogsverslaggever
zelf getuige was van dit historisch conflict- wordt een indringend en
hallucinant beeld opgehangen van de modderige loopgraven, de kou en de regen, de
ontberingen, maar vooral: het niets ontziende geweld en de meedogenloosheid van
de veldslagen. Met een buitengewoon inzicht en luciditeit wordt de situatie
geschetst van de in lompen gehulde hongerige Spaanse soldaten die al maanden
geen soldij hebben ontvangen, maar met hun pieken, hellebaarden, haakbussen en
musketten telkens weer een stukje terrein proberen te veroveren op de Hollandse
ketters die onder leiding van Justinus van Nassau de belegerde stad verdedigen.
Soms wordt een minimale overwinning behaald, evenwel nooit overeenkomstig de
opgelopen verliezen en het doorstane leed. De lezer ervaart het gevoel dat het
beschrevene net zozeer opgaat voor alle bloedige conflicten, in verleden of
heden, en waar ook ter wereld.
De zon van Breda
geeft een louter Spaanse kijk op de Tachtigjarige Oorlog. Voor Nederlanders en
Vlamingen is het soms verbijsterend om te lezen hoe zeer bekende episodes of
personen uit de canon van onze gemeenschappelijke Vaderlandse Geschiedenis door
de tegenpartij worden beoordeeld. Natuurlijk is de schrijver een hedendaagse
Spanjaard, maar dan wel een die zich goed gedocumenteerd heeft, zowel over de
feitengeschiedenis als over de toenmalige mentaliteit. In 1625, kort voor de
overgave van Breda, overleed Maurits, de zoon van Willem van Oranje. Lees hoe
Iñigo dat feit weergeeft:
In die dagen overleed Maurits van Nassau, tot
verdriet van de Staten en tot grote tevredenheid van de ware godsdienst,
maar hij stierf niet voordat hij ons, bij wijze van afscheid, de stad
Gogh had ontfutseld, onze voorraadschuren van Ginneken in brand had
gestoken en een poging had gewaagd Antwerpen van ons af te pakken door
middel van een overval die hem duur kwam te staan. Maar de ketter,
paladijn van de afschuwelijke sekte van Calvijn, ging naar de hel zonder
zijn obsessie, het beleg van Breda te doorbreken, in vervulling te zien
gaan. Om de Hollanders ons oprechte medeleven te betuigen, bestookten
onze kanonnen die dag de muren van de stad mooi met zestigponders, en
bij het aanbreken van de dageraad lieten we met een mijn een bolwerk met
dertig kerels erin in de lucht vliegen, waarmee we hun een wel heel
beroerd ontwaken bezorgden en aantoonden dat niet voor iedereen de
morgenstond goud in de mond heeft. In dat stadium was Breda voor Spanje al niet meer een
kwestie van militair belang, maar van reputatie. De wereld wachtte in
spanning af of het wapengeweld van de katholieke koning op een
overwinning of een mislukking uit zou lopen. Zelfs de sultan van de
Turken - moge Christus hem bloed laten zweten - wachtte op de afloop om
te zien of onze heer de koning machtiger of juist verzwakt uit die
kritieke situatie tevoorschijn zou komen; en in Europa richtten de ogen
van alle koningen en vorsten zich op ons, vooral die van Frankrijk en
Engeland, die er altijd al opuit waren een slaatje te slaan uit onze
tegenspoeden en het te betreuren als het ons goed ging; zoals ook in het
Middellandse Zeegebied het geval was met de Venetianen en zelfs de paus
van Rome. Hoewel zijne heiligheid de plaatsbekleder was van de Godheid
op aarde en alles wat daar verder nog bij hoorde, en hoewel wij
Spanjaarden in Europa het vuile werk voor hem opknapten en onszelf
ruïneerden in de verdediging van God en de Allerheiligste Maria, deed hij zijn best ons zo
veel mogelijk, en liefst nog meer, dwars te zitten omdat hij jaloers was
op onze invloed in Italië. Want je hoeft alleen maar een paar eeuwen
lang groot en geducht te zijn of van alle kanten duiken er doortrapte
vijanden op, met of zonder tiara op hun hoofd;
p. 181-182
|
Bespreking
Het boek is in feite opgebouwd rond het schilderij
Las Lanzas (De lansen) van de Spaanse
meester-schilder Velázquez - hoewel je dat pas doorkrijgt bij de epiloog. Dit
schilderij uit 1634 bezet een ereplaats in het Madrileense Prado-museum. Het
heet officieel De overgave van Breda. Deze verheerlijking van een Spaanse glorie,
die in werkelijkheid op haar laatste benen liep, is ook de rode draad door
Perez-Reverte's derde Alatriste-boek.
De laatste bladzijden, waarin Iñigo Balboa negen jaar na de
feiten (in 1634) het atelier van Diego Velázquez bezoekt en samen met de
schilder zijn nog onvoltooide beroemde doek
'Las Lanzas' bekijkt, zijn magistraal.
Hij brengt de schilder een tekening van de degen van de overwinnaar, Spinola.
Diego Velázquez, , 1634-1635, 307 x 367 cm. Madrid, Prado.
Pérez-Reverte is gefascineerd door schilderijen en spiegels in
hun relatie tot de werkelijkheid, door spiegeleffecten en dito motieven. In
Het paneel van Vlaanderen (1993) -
La tabla de Flandes (1990) is dat een
schilderij uit 1471, waarin een verborgen inscriptie een moord blootlegt. In
Het trommelvel (1997) - La
piel del tambor (1995) beland je zelfs in cyberspace. (De roman is op
zichzelf reeds een historisch document geworden: je ziet de verrukking van die
tijd voor het ontluikende Internet, die oude droom van de mensheid,
verwezenlijkt met telefoonverbindingen en modems, ondertussen al een compleet
anachronisme door de snelle breedbandevolutie sindsdien.)
Bovendien speelt hij met diverse niveaus, net als de oude
meesters zelf deden. In Het paneel van Vlaanderen zijn twee mannen afgebeeld in een gotische
ruimte tijdens het schaakspel. Op de achtergrond rechts, voor het raam, leest
een jonge vrouw in het zwart in een getijdenboek. Een bolle spiegel, zoals in
Van Eycks
Het huwelijk van Arnolfini,
weerspiegelt spel en deelnemers. De vloer vormt een schaakbord met zwarte
en witte tegels. De deelnemers blijken in de historische werkelijkheid spelers
op het internationale speelveld. Vijf niveaus verwijzen naar elkaar. (Ook Hans Holbein deed iets analoogs in zijn
De Franse gezanten.)
Er komen nog twee niveaus bij als de spiegel in het atelier van de jonge,
irritant kettingrokende hedendaagse restauratrice gaat meespelen en er ook in
het heden doden vallen, slachtoffers van de Zwarte Dame. Zoals Alain de Lille
het in de 12de-eeuw samenvatte : "Omnis mundi creatura/ Quasi liber et pictura/
Nobis est in speculum" (Elk werelds schepsel is voor ons als een boek en een
beeld in een spiegel).
In feite is in De zon
van Breda hetzelfde aan de hand. Uitgangspunt is het beroemde schilderij van
Velázquez, dat onzichtbaar aanwezig is doorheen het hele verhaal (en op de kaft
van de vorige druk -niet toevallig in spiegelbeeld!) doch pas in de epiloog
opduikt. Hoewel Iñigo er regelmatig en steeds uitdrukkelijker op zinspeelt.
Dit is het niveau van de voor de eeuwigheid bevroren tijd, vol
voorname waardigheid en orde. Dan heb je -om met Fernand Braudel* te spreken- de evenementiële
geschiedenis, de feiten die aanleiding gaven tot het
schilderen: de vieze oorlog vol luizen, doden, plundering, honger.
‘Soms kijk ik naar het schilderij, en alle herinneringen
komen weer boven. Zelfs Diego Velázquez was, hoewel ik hem er alles wat ik wist
over vertelde, niet in staat op het doek de lange, dodelijke weg weer te geven -
ternauwernood gesuggereerd tussen de achtergrond van rookwolken en de grijze
mist - die we allen moesten gaan om dat indrukwekkende tafereel samen te
stellen, en al evenmin de lansiers die op die weg achterbleven zonder de zon van
Breda te zien opgaan.’ (p. 119)
Als verbindingspersoon tussen de twee niveaus fungeert
Iñigo, die de schilder elementen en details uit de realiteit aanlevert. En hem
het idee voor de hoofdcompositie bezorgt. “Ik heb eindelijk naar u geluisterd,”
vervolgde hij (Velázquez) nadenkend. “Lansen in plaats van vaandels.”
‘Ik had hem zelf, in lange gesprekken die we in de
afgelopen maanden hadden gevoerd, de bijzonderheden verteld, nadat don Francisco
de Quevedo hem had aangeraden mij over de details van het tafereel te
raadplegen. Om het werk uit te voeren had Diego Velázquez besloten af te zien
van de razernij van de gevechten, het wapengekletter en meer van die geijkte
zaken in de gebruikelijke oorlogstaferelen, en in plaats daarvan een beeld van
rust en grootsheid te geven.’ (p. 202-203)
Vervolgens is er het niveau van de eerste doelgroep, de
hedendaagse Spaanse lezer en diens verband met zijn geschiedenis, waarover de
auteur zegt: “Dit boek is volledig uit de eerste hand geschreven. Met de
uitvoerige ooggetuigenverslagen en verdere documentatie uit die tijd, die we
voor de Alatriste-reeks bijeen hebben gebracht, en met mijn eigen ervaring in
Bosnië en elders. Want het oorlogsleed van de echte mensen, slachtoffers en
soldaten blijft in wezen altijd gelijk.”
Pérez-Reverte maakte als oorlogscorrespondent de belegering
van Sarajevo en de gruwelen van de oorlog in Bosnië mee in de jaren na 1990. Hij
laat zijn held met cynische humor de ellendige waarheid van alle slagvelden
vertellen.
Dat de Spaanse bestseller-auteur in een avonturenroman met
een moderne plottechniek het lief en leed van vier eeuwen geleden zo
aantrekkelijk kan maken, dankt hij ook aan zijn taal. Niet alleen hanteert hij
een zorgvuldig afgewogen soort Spaans, dat naar de Gouden Eeuw klinkt en toch zo
leesbaar is als de krant van vandaag. Wat ook meespeelt is dat elke
Spaanstalige, vanaf Alicante tot Antofagasta, nog steeds moeiteloos een tekst
van Cervantes of Quevedo kan volgen. Pérez-Reverte doorspekt dit Alatriste-boek
trouwens met citaten van klassieke Spaanse auteurs over de krijgsdaden in het
Flandes van hun tijd. Het Spaans is, door de eeuwen heen, veel minder veranderd
dan bijvoorbeeld de taal van de Lage Landen. Wat de taak van zijn vaste vertaler
Jean Schalekamp er echter niet lichter op maakt.
Voor de drie miljoen Spaanse Alatriste-fans is het alvast
de eerste keer dat zij met de bloederige, meestal schandalige en soms
ontroerende waarheid over die periode in aanraking komen. Want Spanjes
machthebbers wilden wel een paar triomfantelijke episodes herdenken, maar
verzwegen dat het om een ruïneuze, tachtig jaar durende oorlog ging. Voor
Pérez-Reverte een gelegenheid om te onderstrepen dat Spanje, tot die
zonsondergang in Flandes, “zichzelf had opgewerkt tot een macht zoals niemand
later meer geworden is” en dat glorie steevast door “stompzinnige politieke
leiders, fanatieke paters, een geharnaste adel en een tot het merg corrupte
bureaucratie” de nek werd omgedraaid.
Spanjes laatste dictatuur, onder generaal Franco, “eigende
zich de imperiale glorie toe op zo'n walgelijke manier, dat de meeste
Spanjaarden sindsdien geloven dat onze historie alleen van de rechtsen is en
allemaal beter in de prullenbak kan. Wij Spanjaarden dreigen de slag om onze
ware verleden te verliezen,” zegt Pérez-Reverte. Zijn bijdrage om die nederlaag
af te wentelen, is de Alatriste-serie.
“Ik begon ermee, haast als een grap, om mijn tienerdochter
Carlota van dat gevaar te redden,” vertelt hij. Carlota mocht het eerste boek
mee ondertekenen, als beloning voor haar documentatiewerk. “Maar nu is Alatriste
uitgegroeid tot iets dat mijzelf ook diep treft.” Het heeft hem er extra bewust
van gemaakt, bij de regionale bekvechterijen in het huidige Spanje, “hoe
tragisch het is, dat wij Spanjaarden blijven toestaan dat hondenlullen van
politici onze geschiedenis naar believen manipuleren, om haar te misbruiken als
wapen tegen andere Spanjaarden.”
De geschiedenis zou daarentegen begrip en tolerantie moeten
leren. Maar zeker niet, vindt Pérez-Reverte, “in de vorm van de 'politiek
correcte hysterie’, die met onze hedendaagse maatstaven toenmalige ondeugden wil
uitvlakken. Spanjes historie is zoals ze is - en ik verdom het om er excuus voor
te vragen.”
En dankzij de vertaler kunnen we daaraan een parallel niveau
toevoegen: de hedendaagse Nederlandstalige lezer, die al evenzeer eeuwenlang
slachtoffer is van een dubbele geschiedenisvervalsing pro- of contra-Spaans,
naargelang de officiële standpunten van zijn of haar religieuze zuil. Lees
hiervoor de inleiding bij
Straffe van verwarringe
De zon van Breda
gaat over de grauwe werkelijkheid, esthetisch weerspiegeld en gestold in
Las Lanzas, zoals in de nationale
mythes van Spanje en de Nederlanden over de Tachtigjarige Oorlog. Voor deze
bespreking raadpleegde ik een aantal catalogi met afbeeldingen over deze
periode: Maurits van Nassau in zijn gouden wapenrusting; aartshertog Albrecht in
zijn prachtig pronkharnas; de geharnaste infant Ferdinand op zijn steigerend
ros, veldheersstaf in de hand, gestrekt naar het ordelijke slagveld bij
Nördlingen (1634) … Je kunt de reeks doortrekken via Lodewijk XIV als veldheer,
tot bij Napoleon (keuze te over hier) en nog verder naar onze tijd toe.
Iñigo zegt daarover:
“Het zou een grandioos schilderij worden en misschien zou
de wereld zich ons ongelukkige Spanje herinneren, verfraaid in dit doek waarvan
het niet moeilijk was de ademtocht van de onsterfelijkheid te vermoeden […] maar
de realiteit, mijn werkelijke herinneringen, waren te vinden op de achtergrond
van het tafereel […] ver achter het centrale gedeelte van de compositie, dat me
geen moer kon schelen: in dat ordelijke bos van lansen, naamloos op het
schilderij, maar waaraan ik toch, een voor een, de namen van levende en dode
kameraden kon geven die ermee door Europa waren getrokken…” (p. 205)
Is het in Nederland beter? Ik herinner me uit mijn jeugd
verhalen van Hollandse heldenmoed, waarbij je je afvraagt hoe die arme,
incompetente, laffe Spanjaarden het 80 jaar hebben kunnen volhouden tegen zulke
superhelden, zonder met complete uitroeiing gestraft te zijn! (K. Norel deed dat
nog eens over voor de Tweede Wereldoorlog!)
Pérez-Revertes stijl is even picturaal en filmisch als
Velázquez’ schilderij. Het is dan ook geen wonder dat de Alastriste-boeken
ondertussen, in 2007, effectief verfilmd zijn.
“De zon van Breda is zowel op stuk van historische
evocatie, literaire stijl als diep menselijk aanvoelen een meesterwerk.” (Staf
Schoeters, Vlabin, 27.11.2000.)
En dat is ook mijn mening: het boek steekt met kop en
schouders uit boven de twee andere Alatriste-verhalen die al in het Nederlands
verschenen en die ik eveneens positief beoordeelde.
Didactische wenken
Deze roman is een must
voor elke leraar die de Tachtigjarige Oorlog in de klas behandelt. Qua
doelstellingen sluiten het boek en deze wenken goed aan bij enkele andere
leereenheden over deze periode: zie onderaan bij Internet.
Een aantal opdrachten zijn vermoedelijk ook interessant
buiten een schoolse omgeving, voor geïnteresseerde lezers
Vooraf: wat weet je over
- Maurits en Frederik Hendrik van Nassau?
- De belegering van Breda?
Zoek meer gegevens hierover op in een encyclopedie of op
Internet.
Vergelijk de openingsscène van het boek (zie bovenaan deze
bespreking De verrassingsaanval) en
die van de film Alatriste.
Bespreek het schilderij van Velázquez in detail. Waarom
zegt Iñigo: “Zo was het en zo was het niet?” (p. 203) Argumenteer met
voorbeelden uit het boek.
In het boek komen enkele zeer realistisch beschreven grotere
gevechten voor: de slag bij de molen, de allerlaatste aanval van prins Frederik
Hendrik. Die ontbreken in de film
Alatriste. De cineast verkoos slechts één veldslag in beeld te brengen: de
slotscène met de Slag bij Rocroi (1643). Deze lange sequentie geeft echter een
zeer goed en realistisch beeld van de toenmalige strijdtactieken zoals de
samenwerking van piekeniers en schutters. De aanval van gepantserde Franse
pistoolruiters kon zo uit het instructieboek van Jacob de Gheyn (1607)s) of dat
van von Wallhausen komen.
- Voor vrijwilligers: zoek meer over wapens, wapenrustingen
en andere militaire aangelegenheden. Dane 1998 - bevat een uitvoerig en rijk
geïllustreerd hoofdstuk over leger en wapens.
Verdere Informatie
Thera Coppens,
Dageraad van Oranje-Nassau, Baarn, De Prom,
2001, 798 blz.
Bevat de volgende (uitverkochte) romans:
- De vrouwen van Willem van Oranje
- Maurits, zoon van de Zwijger
- Frederik Hendrik en Amalia van Solms.
De Graaf, R., Oorlog,
mijn arme schapen. Een andere kijk op de Tachtigjarige oorlog (1565-1648),
Franeker, Van Wijnen, 2004, 686 blz.
Parker, G. & A.,
Europese soldaten 1550-1650, Haarlem, Fibula - Van Dishoeck, 1978, 64 blz. -
met onder meer een uitvoerige bespreking van de Slag bij Nördlingen (1634) die
in de Alatriste-boeken verschillende keren wordt vermeld.
Tentoonstellingscatalogi met beeldmateriaal over veldslagen en de periode van
Alatriste
Dane, J. (red.), 1648:
Vrede van Munster. feit en verbeelding, Zwolle, Waanders, 1998, 231 blz. -
Bevat een uitvoerig en rijk geïllustreerd hoofdstuk over leger en wapens
Duerloo, L. & W. Thomas,
Albrecht en Isabella 1598-1621, Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en
geschiedenis, 1998, 312 blz.
Mertens, J. & F. Aumann (redactie),
Krijg en kunst. Leopold Willem
(1614-1662), Habsburger, landvoogd en kunstverzamelaar, Alden Biesen, 2003,
352 blz.
Thomas, W. (redactie),
De val van het Nieuwe Troje. Het beleg van Oostende 1601-1604, Leuven,
Davidsfonds, 2004, 208 blz.
Internet
Straffe
van verwarringe. Willem van Oranje op DVD - met
uitvoerige lectuurverwijzingen en het drieluik:
Balthasar Gerards, de moordenaar van Willem van Oranje,
De
moord op Willem van Oranje
Het Wilhelmus
Velázquez
*De beroemde Franse historicus Fernand Braudel (1902-1985)
poneert dat de menselijke geschiedenis
zich afspeelt op drie niveaus en met drie verschillende snelheden. Je hebt het
structurele niveau, het gebied van
het quasi onveranderlijke, zoals de geologische omstandigheden, het landschap.
(Hier: het schilderij van Velázquez!) Dan het iets sneller evoluerende gebied
van het conjuncturele, waarop
veranderingen slechts zeer geleidelijk gebeuren, zoals: mentaliteit, culturele
opvattingen ... Daarboven, aan de oppervlakte, speelt zich de
evenementiële geschiedenis af, de geschiedenis van
de feiten, de veldslagen, de wisselende heersers. Dit laatste is het terrein dat
wij maar al te vaak beschouwen als dé geschiedenis, maar dat niet te begrijpen
is zonder de meer fundamentele historische dieptestructuren.
Jos Martens
|