Sharpe’s triomf, Bernard
Cornwell
Amsterdam, Meulenhoff,
2002, 318 blz.
Tijd en ruimte: Napoleontische periode,
India, september 1803: Slag om Assaye.
Doelgroep: +14; volwassenen
Inhoud
Hoofdstuk 1
Het was niet de schuld van
sergeant Richard Sharpe. Hij had niet de leiding. Hij had nog
minstens twaalf man boven zich, onder wie een majoor, een kapitein,
een subadar en twee jemadars, maar toch voelde hij
zich verantwoordelijk. En dat niet alleen, hij was ook kwaad,
verhit, verbitterd en bang. Duizenden vliegen krioelden over het
opgedroogde bloed op zijn gezicht. Er zaten zelfs vliegen in zijn
open mond. Maar hij durfde zich niet te verroeren.
De vochtige lucht stonk naar
bloed en naar de rotte-eierenstank van de kruitdamp. Het laatste wat
hij zich kon herinneren was dat hij zijn ransel, proviandtas en
patroontas in de gloeiende sintels van een vuur had gegooid, en nu
begon de munitie uit de patroontas te exploderen. Bij elke knal
steeg een regen van vonken en as op in de warme lucht. Een paar
mannen moesten erom lachen. Ze bleven er even naar staan kijken,
prikten met hun musketten in enkele van de dichtstbijzijnde lichamen
en liepen toen verder.
Sharpe lag doodstil. Er kroop
een vlieg over zijn oogbol, maar hij dwong zichzelf volkomen
bewegingloos te blijven liggen. Er zat bloed op zijn gezicht en zijn
rechteroor was volgelopen met bloed, hoewel dat nu begon op te
drogen. Hij knipperde met zijn ogen, bang dat deze beweging de
aandacht van een van de moordenaars zou trekken, maar niemand had
het in de gaten.
Chasalgaon. Daar bevond hij zich
op dit moment. Chasalgaon; een ellendig, door doornhagen omgeven
fort aan de grens van Hyderabad, en omdat de Radja van Hyderabad een
bondgenoot van de Britten was, werd het fort bemand door een
garnizoen van honderd sepoys van de Oost-India Compagnie en vijftig
huurlingruiters uit Mysore, alleen toen Sharpe arriveerde waren alle
ruiters en de helft van de sepoys op patrouille geweest.
Sharpe was hier naartoe gekomen
vanuit Seringapatam, aan het hoofd van een detachement van zes
soldaten en in het bezit van een leren buidel vol roepies, en was
ontvangen door majoor Crosby, de commandant van Chasalgaon.
p. 5 |
Sharpe heeft de bijna vier jaar die verlopen
zijn sedert de dood van de Tippoo behaaglijk doorgebracht in Seringapatam, als
assistent van de majoor die het munitiedepot beheert. Hij is naar Chasalgaon
gekomen om heroverde munitie te recupereren. In plaats daarvan is hij getuige
van een bloedbad. Een majoor in het uniform van de Oost-India Compagnie
arriveert aan het hoofd van een afdeling sepoys, inheemse soldaten. En moordt
bij verrassing het hele garnizoen uit, samen met de soldaten van Sharpe. Sharpe
zelf wordt gewond en houdt zich -succesvol- dood. De majoor heet Dodd en is een
Engelsman, die met al zijn sepoys is overgelopen naar de Maharadja van Gwalior,
hoofd van de Mahratta Confederatie. Deze Confederatie is het volgende doelwit
van de Britse expansieplannen in Indië. De Maharadja beschikt over een leger van
100.000 man, waaronder een sterk afdeling infanterie, geleid door Europese
officieren, onder het commando van de excentrieke kolonel Pohlmann, ex-soldaat
uit het Hannoveraanse regiment des konings. (de Engelse koning George III,
afkomstig uit het Huis van Hannover zette regelmatig Duitse soldaten in, ook
tegen de Amerikaanse opstandelingen van George Washington.)
De Engelse troepen, ver in de minderheid,
staan onder bevel van Arthur Wellesley, ondertussen reeds generaal. Sharpe
krijgt het bezoek van de Schotse kolonel McCandless, hoofd van de Britse geheime
dienst, die samen met Sharpe gevangen had gezeten in de kerkers van de Tippoo.
McCandless wil hem meenemen op een tocht om majoor Dodd gevangen te nemen.
Sharpe is immers de enige overlevende van het bloedbad in Chasalgaon die de
overloper kan herkennen.
Ondertussen arriveert nog een oude bekende
in Seringapatam: de duivelse sergeant Obadiah Hakeswill, de geïncarneerde domme
boosaardigheid, die aan de tijgers van de Tippoo is ontsnapt en plannen beraamt
om zijn aartsvijand Sharpe voor eens en voor goed het zwijgen op te leggen. En
zijn rijkdommen in handen te krijgen. Want Hakeswill is een der weinigen die
sterk vermoedt dat het Sharpe is die de Tippoo heeft gedood.
Wellesley slaat het beleg voor de
Mahrattenstad Ahmednuggur. Tenminste, dat verwacht Dodd, die de stad verdedigt.
Maar de normaal zo voorzichtige Wellesley neemt de vesting in een woeste
stormloop. Dodd trekt in goede orde terug, met al zijn soldaten en kanonnen. In
de stad blijft de jonge en mooie Simone Joubert achter, de echtgenote van Dodds
Franse onderbevelhebber. Sharpe en McCandless redden haar uit de handen van de
plunderende Indische hulptroepen. Sharpe krijgt de opdracht haar te beschermen.
Dat is natuurlijk de kat bij de melk zetten. De twee Engelsen begeleiden haar
naar haar man, een ideale kans om te spioneren in het leger van Pohlmann.
Pohlmann leidt niet alleen de Schot zelfverzekerd rond in zijn kamp, maar doet
Sharpe een verleidelijk aanbod, dat deze bijna aanneemt: een officiersrang bij
zijn troepen.
Uiteindelijk belanden zij met het Britse
leger bij het dorpje Assaye, waar Wellesley zich met een enorme overmacht van de
Mahratta Confederatie geconfronteerd ziet. Wat zal leiden tot zijn eerste echte
veldslag -alsook die van Sharpe- en tot wat Wellesley zelf later, na Waterloo,
beschouwde als zijn mooiste overwinning. Tijdens de slag treedt Sharpe
noodgedwongen op als ordonnans van Wellesley en redt het leven van de generaal.
Als beloning promoveert die hem tot officier. Hakeswills snode plannen zijn
verijdeld. Kolonel McCandless kan niet meegenieten van Sharpe’s triomf:
Hakeswill heeft hem vermoord. Sharpe, die dat echter niet weet, werpt de
boosaardige sergeant voor de beulsolifant van Pohlmann.
Loop naar de hel, Obadiah,’ zei Sharpe. De
zon was verdwenen, het dorp stonk naar kruitdamp, en twee legers lagen dood en
verminkt op de bloedige velden buiten Assaye, maar deze grote overwinning was
niet die van Sharpe. Dat was de stem die vanaf de binnenplaats wanhopig naar hem
riep terwijl Sharpe de trappen afdaalde en de straat op liet. ‘Sir! Sir!’ riep
Hakeswill luidkeels, en Sharpe luisterde en glimlachte, want dat, vond hij, was
zijn echte triomf.
p. 314. |
Bespreking
Wat de karakteruitdieping betreft, stelt
Cornwell misschien wat teleur. De personages zijn vrij vlak, zonder veel
diepgang. Zelfs Sharpe, die dan toch het meest aan bod komt, krijgt naar mijn
smaak niet voldoende reliëf. Ze zijn in zwart-wit tegenstellingen getekend.
Vooral Hakeswill, de vleesgeworden boosaardigheid is zo eenzijdig karikaturaal
geschilderd, dat het soms gaat ergeren.
Cornwell is op zijn best in de
sfeerschepping: het leger, militaire organisatie, dagelijks leven, de zeer
intense gevoelens van een soldaat in een veldslag... Heel wat historische
research over de allesbehalve florissante levensomstandigheden van de soldaten
-en hun familie- brengt hij in levendige taferelen, in een spannend verhaal
gegoten, zonder ooit saai te worden. (Ongelooflijk hoe slecht Engeland zijn
soldaten, veteranen, invaliden en vooral hun naastbestaanden durfde
behandelen!!)
Vooral de dril en de militaire tactieken
hebben mij -en vele duizenden anderen- vanaf de allereerste kennismaking met
zijn romans geboeid. Zijn gedetailleerde evocatie van veldslagen is zo
meeslepend dat je er klamme handen van krijgt en niet in staat bent je boek weg
te leggen, ook al is het eigenlijk al veel te diep in de nacht om goed te zijn
voor je gezondheid.
Niet alleen over deze aspecten heeft de
auteur zich grondig gedocumenteerd. Hij heeft zowat alles bestudeerd wat over
Wellington toentertijd en daarna is geschreven. Dankzij het materiële succes van
zijn boeken was hij in staat alle plaatsen te bezoeken waar zijn helden hebben
vertoefd. In Sharpe’s tijger en Sharpe’s triomf wijdt hij een
historisch nawoord aan de omstandigheden en geografische situering van de actie.
Op zijn website kun je zelfs een aantal foto’s van de huidige situatie van
bijvoorbeeld Seringapatam aanklikken.
Voeg daarbij dat hij een voor ons totaal
onbekende episode uit de geschiedenis van het Napoleontisch tijdvak evoceert.
Waterloo zal ook de minst geïnteresseerde leerling en ex-leerling vertrouwd in
de oren klinken. Maar de Spaanse veldtocht, waar Napoleons imperium de eerste,
onherstelbare klappen kreeg is voor de meesten van ons volkomen terra
incognita, onbekend gebied, tenzij we misschien de aangrijpende, meesterlijk
getekende cyclus van Francisco Goya kennen: Los desastres de la guerra
met zijn bittere en satirische beelden van de gruwelen van de oorlog. Zij zijn
een aanklacht en een beklemmende kritiek op de zinloze wreedheid van het
krijgsbedrijf. Het is nu juist de verdienste van Cornwell dat hij deze
gebeurtenissen zinderend weer tot leven brengt in een reeks spannende verhalen.
We kunnen alleen maar hopen dat ook de verdere delen van de reeks in het
Nederlands zullen vertaald worden.
In het Nederlandse taalgebied berust
Cornwells reputatie op de drie lijvige delen van
De kronieken van de krijgsheren. Een sage van Koning Arthur.
Zo leerde ik hem kennen. Zijn
Sharpe-verhalen schijnen ten onrechte minder aan te slaan. Volgens de gegevens
op Internet zouden alleen deze twee boeken, Sharpe’s tijger en
Sharpe’s triomf, in het Nederlands vertaald zijn. Dat klopt niet helemaal.
Mijn allereerste, zeer toevallige kennismaking, in een tweedehands boekhandel
dan nog, was Sharpe’s Eagle (1981), vertaald als De Franse Adelaar
in een verkorte Reader’s Digest versie (1983), tevens het eerste boek dat
Cornwell schreef over Sharpe. De twee hierboven besproken romans zijn een soort
prequel. Ik heb enkele andere verhalen in het Engels gelezen en jaren vrij
intensief naar verdere Nederlandse vertalingen gezocht.
De auteur
Toen Bernard Cornwell in 1979 een
succesvolle carrière als televisieproducent en redacteur opgaf, deed hij dat om
te gaan schrijven over een onderwerp waarin hij zich al meer dan zeven jaar
grondig had verdiept; het resultaat was een serie boeken over de avonturen van
een soldaat in de Napoleontische oorlogen. De Franse Adelaar is de eerste roman
in deze serie en de hoofdfiguur, Richard Sharpe, kan aanspraak maken op de titel
van de meest interessante romanfiguur die in jaren zijn intrede heeft gedaan in
de literaire wereld.
En de reden waarom hij begon te schrijven is
een zeer romantische. Terwijl hij als Head of Current Affairs Television
voor de BBC in Noord-Ierland in Belfast werkte, ontmoette hij de Amerikaanse
Judy. Zij kon wegens familiale omstandigheden onmogelijk naar Engeland
verhuizen. Dus volgde Cornwell haar naar de VS. Omdat hij geen Green Card,
een permanente verblijfsvergunning, kreeg begon hij te schrijven, waarvoor hij
die vergunning niet nodig had. Bernard en Judy huwden in 1980, zijn nog steeds
gehuwd, leven nog steeds in de States en hij is nog steeds bezig met te
schrijven over Sharpe.
Cornwell werd in 1944 in Londen geboren.
Zijn belangstelling voor de Napoleontische tijd dateert al uit zijn jeugd, toen
hij met veel plezier de boeken van C.S. Forester uit de
Homblower-reeks
las. Daarna raakte hij geboeid door
Wellingtons veldtochten. Hij beschouwt Wellington als de grootste generaal die
Engeland ooit heeft gehad en hij hoopte altijd dat iemand een serie boeken zou
schrijven over de avonturen van een soldaat die te vergelijken zouden zijn met
de belevenissen op zee van Horatio Hornblower. Toen dat niet gebeurde besloot
hij het zelf te doen. Hij begon met het lezen van alles wat er maar over het
onderwerp te vinden was. Vervolgens verhuisde hij naar New Jersey in de
Verenigde Staten om te gaan schrijven. Hij nam maar liefst 146 boeken over de
Napoleontische oorlog in Spanje en Portugal mee! Richard Sharpe beschikt over
een fysieke moed die Bernard Cornwell hem benijdt; zijn (Cornwells) slechte
gezichtsvermogen was er de oorzaak van dat hij zijn ambities voor een militaire
loopbaan moest opgeven, wat echter niet wil zeggen dat hij de oorlog niet van
nabij kent. Als televisiejournalist heeft hij onder vuur gelegen in Afrika, het
Midden-Oosten en Noord-Ierland en het is niet toevallig dat twee belangrijke
figuren in De Franse Adelaar leren zijn. Beiden zijn gebaseerd op mensen die
Cornwell ontmoette toen hij in Belfast werkte.
Cornwell plande een tiental boeken over
Sharpe en Wellington, aanvankelijk over de Spaanse campagne tegen de Fransen,
dan over Waterloo. Dan volgden prequels in India, tenslotte sequels, ook in
India. Het werden er uiteindelijk in het totaal tot nu toe (begin 2007) 23!
Ondertussen heeft Cornwell nog heel wat
andere romans op zijn actief, waarmee je kunt kennismaken op zijn officiële
website. Zijn karakteruitdieping mag dan misschien niet altijd wereldklasse
zijn, op het gebied van militaire tactieken en de beschrijving van veldslagen is
Cornwell een grootmeester. Onderschat dit niet: het is net dit terrein waarop de
meeste historische avonturenverhalen falen. En waar de televisieverfilmingen van
zijn romans te kort schieten Hij munt uit door de grondige research die aan elk
van zijn boeken ten grondslag liggen. Hierop zullen we bij elke roman en elke
film terugkomen.
Cornwell is razend populair in de
Angelsaksische wereld. Zodanig zelfs, dat een re-enactmentgroup is
opgericht rond “zijn” 95ste Regiment Rifles, het eerste Engelse
regiment dat met Bakergeweren was uitgerust in plaats van Brown Bess musketten.
Niet alleen dat: op aandringen van de talloze fans werd de romanheld Sharpe ook
de held van een televisiereeks, met Sean Bean (Boromir in The Lord of the
Rings) in de hoofdrol. Of liever: van een hele reeks televisiereeksen! In
het totaal 14 seizoenen lang! Een eerste groep afleveringen is uitgezonden van
1993 tot en met 1997. In 2004 zijn opnieuw twee afleveringen gemaakt die op het
scherm kwamen in 2006. Aan de dvd’s met de televisieafleveringen wijden we
afzonderlijke recensies, naarmate zij hier te lande verkrijgbaar zijn. Voorlopig
hebben wij alleen de drie afleveringen van The Rise of Sharpe gevonden.
Wij hebben geprobeerd Canvas (het tweede net
van de Vlaamse openbare omroep) te overhalen om de televisiereeks met Sean Bean
in opvolging van de Hornblower - reeks uit te zenden. Helaas, tot nu toe zonder
resultaat.
Jos Martens |