artikelen over geschiedenis didactiek
Aantekeningen bij de Culturele Revolutie
In zes hoofdstukken geeft Jef Abbeel een schematisch overzicht van de Chinese (anti) Culturele Revolutie.
Inhoud
Chinese (anti-)Culturele Revolutie.
Visies,
perceptie, evaluatie in het Westen en in China zelf
De Chinese leiders hadden, net zoals Stalin, een lange
traditie van het Westen voor te liegen.
Stalin nodigde ook gelijkgezinden uit (Sartre, kon.
Elisabeth, …) die dan de mooie kanten te zien kregen en
in het Westen verkondigden hoe goed het in de SU was.
Dat was ook de taak van de fellow travellers in de jaren
’60-’70.
Al in 1936, dus 13 jaar voor Mao aan de macht was,
nodigde hij Edgar Snow uit.
Deze Amerikaanse journalist en schrijver werd
vriendelijk ontvangen door Tsjoe En-Li en door Mao.
In zijn “Red Star over China” schetste hij voor
Roosevelt en Truman een veel te positief beeld van de
CCP, ten nadele van Tsjang.
In het Westen werd de C.R. heel lang opgehemeld en
verdedigd, tot een heel eind in de jaren ’80.
Verenigingen zoals SVB en zeker Amada aanbaden ze,
propageerden ze aan de universiteiten en in de
fabrieken.
Amada organiseerde studiereizen naar Albanië, het
“Europese China”,
omdat een reis naar China toen te duur was.
Aan de grens zongen ze dan een lied ter ere van dictator
Enver Hoxha, in wreedheid even erg als Stalin en Mao.
De (weinige) kritische medereizigers konden dan met
eigen ogen zien tot welke armoede de Albanese bevolking
herleid was, door het megalomane beleid van dictator
Enver Hoxha,
die overal betonnen bunkers en foltercentra had gebouwd,
alle kerken en moskeeën gebarricadeerd,
van de hoofdstad Tirana een agrarisch dorp had gemaakt.
In de Belgische, Nederlandse en Franse
geschiedenisboeken kreeg Mao veel lof van onwetende
redacteurs: Afrika leed honger,
maar Mao had de Chinezen geleerd het voedsel te
verdelen.Geen woord over de 40 miljoen hongerdoden tijdens zijn
bewind.
Vooraanstaande kranten zoals Le Monde, de hele linkse
kerk in Parijs, zelfs de katholieke Universitaire
Parochie van Parijs verdedigden de revolte tot het
uiterste.
Kritiek van Simon Leys e.a. , die het gruwelijke
karakter al vanaf 1971 bekend maakte(n) in zijn boeken,
werd door Le Monde tot 1983 weggewuifd als “magere
roddels” van een “colporteur en agent van de CIA” !!!
Leys was de schrijversnaam van Pierre Ryckmans, was een
Belgisch sinoloog, getrouwd met een Chinese, 4 kinderen,
thuis spraken ze Chinees.
Hij woonde in Hongkong, China en Australië, volgde China
via Chinese kranten en Chinese contactpersonen.
In 1971 gaf Leys in “De nieuwe kleren van keizer Mao”
een overzicht van de ergste jaren, 1966-1969.
In 1972 was hij van mei tot oktober cultureel attaché
aan de ambassade van België in Peking, met Patrick
Nothomb als ambassadeur.
In 1972/73 bezocht hij China en in 1974 gaf hij in zijn
“Ombres chinoises / Chinese schimmen”
een overzicht van de ravage die in 6 jaar C.R.
aangericht was.
Le Monde weigerde er rekening mee te houden.
Idem “De Groene Amsterdammer” en de Nederlandse
sinologen Zürcher en Fokkema,
die tot na 1976 de kant van Mao kozen en beweerden dat
hij gezorgd had voor
“een betere voedseldistributie en voor beter onderwijs”,
hoewel er 10 jaar bijna geen onderwijs was
geweest”(Sch., p. 253).
De 40 miljoen doden waren toen nog niet bekend.
Tussen de sinologen in Parijs ontbrandde een strijd,
waarbij Simon Leys en zijn beschermhaar René Viénet
opzij geschoven werden,
ten koste van de maoïstische sinologe Michelle Loi,
die in haar blad “Tel Quel” en
in haar hevig boek “Pour Luxun, Réponse à Pierre
Ryckmans” (1975),
opzettelijk de ware identiteit onthulde van Simon Leys,
in de hoop dat hij dan niet meer in China zou mogen
komen.
Op dat moment hadden Deng en co de C.R. al lang
afgezworen als een “catastrofale chaos”.
Begin jaren ’80 was het officiële oordeel al gevestigd
en in de officiële partijgeschiedenis van 1992 is het
herhaald:
het was een catastrofale chaos en het heeft de
economische en vooral wetenschappelijke ontwikkeling van
China enorm afgeremd.
Bij de kaderleden van de Partij en zeker bij diegenen
die zoals Deng en vele anderen de vernederingen en
folteringen van de Rode Gardisten hadden ondergaan,
bestaat sindsdien een obsessie voor stabiliteit en orde.
Ondanks die officiële veroordelingen door de Chinese
Communistische Partij, zijn er nog altijd Maoïstische
groeperingen die de periode verdedigen.
Ook bij de gewone, minder succesvolle Chinese bevolking
leeft er nog een zekere stroming van nostalgische
sympathie:
zij hadden soms het gevoel dat ze het recht in handen
konden nemen (want de advocaten en rechters waren tien
jaar lang uitgeschakeld),
dat er minder ongelijkheid en minder corruptie was.
De 50° verjaardag (14 april 1966 ) zal allicht niet
gevierd worden : er zijn geen grote manifestaties te
verwachten.
Mogelijk nog wel voor de 40° verjaardag in september van
de dood van Mao,
die nog altijd super-populair is en “voor 70 % goed is”.
In de scholen leert en zingt men nog dezelfde
patriottische liederen als in zijn tijd.
En de tientallen miljoenen doden horen dan bij de
verkeerde 30 %.
In januari 2016 werd in Tongxu, op het Chinese
platteland, in de provincie Henan, nog een standbeeld
opgericht voor Mao : zo hoog als een flat van 12
verdiepingen, 37 meter vol staal en beton, omgeven door
goudverf. Kostprijs: 500.000 €.