Community Geschiedenis Histoforum |
||||
recensies | deel 1 deel 2 deel 3 deel 4 deel 5 | |||
|
China Express
De titel verwijst
zowel naar de expresweg G 312, die naar het verre westelijke Xinjiang
leidt, als naar de razendsnelle veranderingen in China.
VRT-journalist Tjhoi
( ik waag het telkens zijn
voornaam te nemen) schreef
in 2006 al “Made in China.
Meningen van daar”. Hij gaat eerst met Lulu Wang op zoek naar wat van
iemand een Chinees maakt en wat er van je cultuur
over blijft als je in een ander land en in een andere gemeenschap
opgroeit.
Elke ontmoeting
begint met een oud Chinees verhaaltje dat door Lulu verteld wordt. Er
zit altijd een les in. Eén voorbeeld : er was eens een boer die snel
rijk was geworden. Hij wou steeds meer. De les is : wees tevreden met
wat je hebt.
In deze cyclus
worden we op een literair- moralistische wijze ingewijd in de Chinese
manier van (hiërarchisch ) denken, handel drijven, (traag ) beslissingen
nemen, hun obsessie voor draken, voor tradities en voor eten.
Eén van de
gesprekspartners is Gilbert Van Kerckhove, sinds
Na deze reis naar
binnen, volgen de bevindingen tijdens duizenden kilometers in China voor
Sporza Olympia, het VRT-programma ter gelegenheid van de O.S.
Dit deel heet China
Express. Met Hainan Airlines vliegt hij rechtstreeks naar Beijing.
Omwegen langs Parijs, Frankfurt, Amsterdam, Londen, Helsinki behoren tot
het verleden.
Wat Tjhoi ginds
meteen opvalt, zijn de wegen ( veel egaler
dan hier), veel parken tussen de bouwwerven, veel inspanningen
voor het milieu, steeds minder armen, ook steeds meer euromiljonairs
(300.000), veel meer individuele vrijheden, meer pluralisme, meer
persvrijheid. En de grenzen hiervan worden door weinigen in vraag
gesteld.
De reis gaat
ongeveer langs de oude zijderoute, concreet over de G 312, de
superautosnelweg van
Bij de terugreis
neemt hij een zuidelijker parcours naar Hong Kong en vandaar trekt hij
langs de Oostkustroute weer naar Shanghai. Langs deze route, een gordel
van steden zoals Guangzhou, Shenzhen, Xiamen, Wenzhou, Yiwu. Hier
verloopt het contact tussen Oost en West via vliegtuigen, laptops, gsm,
sms, just in time bestellingen. Naast de economische hypertensie, zijn
er ook andere dingen aan de hand : Shanghai wil de top halen in de
modewereld, Shenzhen en Guangzhou zijn broeinesten van sociaal verzet
tegen uitbuiting.
Geregeld duikt Tjhoi
ook in het verleden, vooral in de lange eeuw van de vernederingen. Bij
Shanghai(59) bespreekt hij de Franse concessie (1842 – 1949), maar
vergeet hij de Belgische. Hij schetst 30 jaar evolutie van de Bund. Het
woord betekent aanlegkade en komt van het Urdu -woord
band, kade of dam. Aan de
overkant ligt Pudong, in 1990 nog platteland, nu een hypermoderne
metropool. In 2010 neemt Shanghai met een overweldigende
wereldtentoonstelling zoete weerwraak voor de onverteerde vernedering
bij het Verdrag van Nanjing (1842).
In Suzhou beschrijft
hij de zijdeteelt, hij bezoekt er het zijdemuseum en de
weefmachinefabriek van Picanol uit Ieper. De arbeiders verdienen er 300
€ bruto per maand of 200 € netto(89). De resterende 100 € gaan naar het
huisvestingsfonds,
ziekteverzekering, werkloosheid, pensioen.
In Xian vertelt hij
over de vreselijke aardbeving van 8.0 op de schaal van Richter, die in
mei 2008 de nabije provincie Sichuan dooreen schudde : 70.000 doden,
18.000 vermisten, onnoemelijke schade. De Chinezen vestigden een
solidariteitsrecord met 500
miljoen dollar voor de slachtoffers. Terloops signaleert hij hier de
discussie over de doodstraf : het aantal executies daalde van
Bij de geschiedenis
van de zijderoute krijgt Marco
Polo (1271-1295) alle eer en wordt zijn Vlaamse voorganger Willem Van
Rubroek (1253 ) traditioneel vergeten.
Die route speelde
effectief een grote rol bij
de komst van de islam (p. 107,154), maar Tjhoi vergeet
de slag bij de Talas ( nu Kirgizië en Kazachstan) : daar
versloegen de succesvolle Arabische legers in 751 de Chinezen en drongen
zo binnen in westelijk China, vanwaar ze dan de boekdrukkunst, het
papier en kompas meebrachten naar het westen.
In Xian
zwaait hij een terecht
eresaluut naar Dr. Paul Janssen. De jaartallen lijken mij niet
helemaal te kloppen : de start in Hanzhong vond plaats onder leiding van
Joos Horsten in 1978, i.p.v. 1983 of 1985.
Het bezoek bij aan
de veel grotere fabriek in Xian brengt Tjhoi bij zijn stokpaardje : de
werking van de vakbonden en de arbeidsomstandigheden. Janssen blijkt een
modelbedrijf te zijn. Maar
Tjhoi verwijst hier naar een
interview van journalist Christophe Callewaert met Anita Chan, al 25
jaar specialiste ter zake (113). Zij bevestigt de horrorverhalen over de
migrantenarbeiders, maar ze stipt tegelijk aan dat de levensstandaard
stijgt voor iedereen, ook voor hen. Actiegroepen leren hen
hun rechten door middel van korte teksten en praktische info op
de kaarten waarmee ze spelen.
Dan trekt Tjhoi de
boer op en beschrijft hij wat ze de laatste 50 jaar allemaal doorstaan
hebben. Al met al krijgen de boeren weinig aandacht vergeleken met de
arbeiders. Meteen beoordeelt hij
Mao en Confucius. Hij legt uit waarom Lanzhou de meest vervuilde stad is
en wat de overheid eraan doet.
In zijn eerste
eindstation Urumqi (165 – 76 ) vertoeft hij tussen de Oeigoeren. Ze
haalden het nieuws in 2008
met dodelijke aanslagen. Blijkbaar zijn de meesten tevreden en wil een
minuscule minderheid een eigen staat. Ook het nabije Lop Nor en zijn
kernproeven komen hier ter sprake.
Zonder te zeggen
hoe, zit hij dan ineens aan de totaal andere kant van China, in de rijke
delta van de zuidoostelijke Parelrivier(179). Een totaal andere wereld,
overbevolkt, rijk.
Het bezoek aan
Shenzhen wordt aangegrepen om uit te leggen hoe erg gezichtsverlies is
voor een Chinees : je kunt het vergelijken met een boom die zijn schors
verliest : die is onherstelbaar verwond en alle pracht en praal is hem
ontnomen (182-183). In Guangzhou, het vroegere Kanton,
stoot hij op een katholieke neogotische kathedraal, pal in de
winkelstraat, bijna een kopie van de Notre Dame. De stad staat bekend om
zijn “sociaal weerbarstig” karakter, wilde stakingen en protesten tegen
sociale wantoestanden. Tjhoi geniet er van de lekkere keuken.
Begrijpelijk, want toen zijn ouders in 1958 uit Indonesië naar België
kwamen, begonnen zij in hartje Brussel met een Chinees restaurant, waar
Tjhoi opgroeide(189).
Een paar etappes
verder, zit hij in Wenzhou, de schoenenstad, met een resem katholieke
kerken. De E.U. is de grootste klant van schoenen en aanstekers vanhier.
In Yiwu komen zakenlui uit het westen en uit Polen in de toonzalen
windowshoppen : wat daar in de etalages ligt, komt het volgende seizoen
op ons af in de grote ketens. Van hieruit maakt hij even een rare
reuzensprong naar Tibet en verklaart hij het ongenoegen van de jongeren
vanuit hun jaloezie op de Chinezen die werk vinden in Tibet. Uiteraard
zijn er nog andere en fundamentelere
redenen.
Volgt dan deel III,
genaamd “Meet and Greet” : gesprekken met een 20-tal Chinezen, die
ongehinderd durven vertellen wat ze doen en wat ze hopen te bereiken.
De eerste is een
hooggeschoolde arbeidsmigrant die zelf nu arbeiders helpt op juridisch
en ander gebied. De nieuwe wet van 1.1.8 blijkt vooral nageleefd te
worden in de grote bedrijven, maar niet in de kleine plaatselijke
bedrijfjes. Een tv-journaliste vertelt wat ze mag en niet mag zeggen.
Jonge koppels verklaren allemaal dat ze nog jaren een flink deel van hun
loon naar hun ouders in hun
dorp brengen. Twee milieuactivisten en een milieuambtenaar sommen op wat
de meest vervuilde stad Lanzhou doet om zijn imago kwijt te spelen.
Een
vakbondsafgevaardigde en een arbeider bij Janssen – Xian vertellen over
de lonen : minimum 150, gemiddeld 400 € per maand als men alle
werknemers erbij telt. Voor heel China zou het gemiddelde 170 € per
maand bedragen (282). Een moslim vertelt dat zijn geloofsgenoten het
niet slecht hebben. Een activiste voor vrouwenzaken merkt op dat
vrouwelijke arbeidsmigranten dikwijls in ongezonde chemische bedrijven
terecht komen. Over hun aanwezigheid in de grootstedelijke prostitutie
wordt niet gesproken. Een
naamloze migrant vertelt dat ze in een klein bedrijfje een leverziekte
en leukemie opdeed en dat de eigenaar prompt alle arbeiders medisch liet
onderzoeken en al de zieken ontsloeg (315).
Een jonge vrouw zegt
dat de universiteit
heel duur is voor arme gezinnen
( 800 € per jaar ) en dat ook de kosten voor huur, voedsel en kleding
hoog liggen. Leuker is haar verhaal over de huwelijksvoorbereiding door
een tussenpersoon (338). Die zorgt dat het nooit plaats vindt op een dag
met een vier ( si ), omdat dit woord dezelfde klank
heeft als dood. Wel op een dag met zes ( liu : goed leven vol
geluk ) of acht( winst maken) . Beide
families vieren op een aparte plaats, bruid en bruidegom verdelen hun
tijd over de twee. Na het feest komt het koppel drie dagen niet buiten
en komt de bruid in die tijd niet in de keuken.
Een vakbondsman in
het arme Xinjiang vertelt dat het gemiddeld loon 300 € per maand is (
360). Dit lijkt me quasi onmogelijk, want in de modelbedrijven van
Janssen – Xian en Picanol – Suzhou is het niet hoger ( 89, 282).
Bij een eerste
lezing zou men kunnen denken dat Tjhoi’s vraagstelling te beleefd en te
braaf is, dat hij te
weinig weerwerk biedt. Maar zijn uitgangspunt was precies om Chinezen
van vlees en bloed aan het woord te laten, goed te luisteren en zo meer
inzicht te verwerven in de snelle veranderingen van China, waar ongeveer
iedereen over struikelt.
Tjhoi stelt zijn
vragen dan ook op zo’n manier, dat de meeste gesprekspartners tamelijk
eerlijk hun mening geven i.p.v. stereotype antwoorden op te dreunen die
de partij dicteert of dicteerde. Als hij deze Chinezen op de rooster had
gelegd, zou hij maar half zoveel informatie hebben kunnen verzamelen.
In dit deel is het
aspect vakbond oververtegenwoordigd en komt de massa boeren
te weinig aan bod.
Het boek sluit af
met een zeer nuttig statistisch overzicht (369 -384). In de tabellen zie
je meteen het overschot aan mannen in de leeftijden 0 – 14 en 15 – 64,
maar boven 65 zijn de vrouwen het sterke geslacht. Hun levensverwachting
is 75, die van de mannen 71. De cijfers geven ook aan hoe snel de
consumptiemaatschappij evolueert en dat China snel Duitsland
zal inhalen, maar het zit nog maar aan 60 % van Japan en 20 % van
de VSA. Het aantal zeer armen is sinds 1980 gedaald
met 400 miljoen. Nog 80 miljoen Chinezen moeten overleven met
minder dan 1 $ per dag. Het aantal studenten in hoger en universitair
onderwijs is in 30 jaar gestegen van 1 naar 18 miljoen.
In het nawoord komt
de zachte persoonlijkheid van Tjhoi nog eens tot uiting. Hij toont hoe
razendsnel zijn moederland verandert, hoe journalisten struikelen over
de stroomversnellingen, maar hij laat de conclusies over zijn
gesprekken en belevenissen over aan de lezer. Hij zelf blijft
bescheiden op de achtergrond.
Nog enkele
opmerkingen. De pagina’s met de prachtige kleurenfoto’s (65 – 80 , 129 –
144, 193-208 ) zijn helaas niet genummerd en in de tekst wordt er niet
naar verwezen. Een register ontbreekt. Inbev is niet de tweede, maar de
grootste brouwer ter wereld(190). In vele boeken over China
is Willem Van Rubroek de grote
onbekende; dat is hier niet anders. Tot slot : Tjhoi observeert goed,
hij interviewt de Chinezen in hun taal en vertelt bijzonder aangenaam.
Hij pleit ervoor de Chinezen hun kans te geven en vooral te kijken naar
de vooruitgang dei ze maken, niet enkel economisch, maar ook op het
terrein van mensenrechten, meningsuiting, bescherming van arbeiders.
Over de O.S.
zegt hij te weinig : hier hebben de Chinezen
in alle geval de wereld
verbaasd, net enkel met hun medailles, maar ook met een feilloze
organisatie, een benijdenswaardige infrastructuur, een zwembad waarin
Michael Phelps 8 x goud kon halen, een regen aan wereldrecords in de
andere disciplines en met een
milieu waarin duursporters wel konden presteren : de lucht was minder
vuil en minder zwoel dan
voorspeld en gevreesd.
Referentie :
Ng Sauw Tjhoi,
China
Express.
Uitgeverij EPO en
VRT, Berchem, 2008.
386 p. ; kaarten,
foto’s, tekeningen. Jef Abbeel, augustus 2008 | |||
Met onderstaande zoekmachine kunt u zowel zoeken op het www als binnen deze site en Histoforum
|