Community Geschiedenis Histoforum |
||||
recensies | deel 1 deel 2 deel 3 deel 4 deel 5 deel 6 deel 7 deel 8 | |||
|
De Grote Sprong en de nog grotere hongersnood
Mao’s Grote Sprong (1958-1962) was een grootschalig communistisch
avontuur, bedoeld om
agrarisch China in hoog tempo om te vormen tot een industriële
grootmacht, die zou kunnen
wedijveren met de SU en
Groot-Brittannië. Het experiment van boerenzoon Mao, een voluntarist
zonder economische opleiding, ontaardde in de meest dramatische periode
uit de 62-jarige geschiedenis van de Volksrepubliek.
Frank Dikötter is sinoloog, van Nederlandse origine en professor aan de
universiteiten van Hongkong en Londen. Hoewel die hongersnood nog altijd
taboe is in het huidige China, waar vetklinieken voor tieners van 100
tot 300 kilo het omgekeerd fenomeen vormen, mocht de auteur een resem
provinciale archieven inkijken. De centrale archieven van de CCP in
Beijing zullen wellicht pas in de verre toekomst toegankelijk zijn. Die
provinciale archieven bevatten schrijnende getuigenissen en doen
Dikötter concluderen dat het dodental 45 miljoen was in plaats van 30
miljoen, zoals tot nu toe verondersteld werd.
De auteur geeft eerst een algemeen chronologisch overzicht
van de gebeurtenissen in China, de SU en zijn bondgenoten, van
1949 tot 1966.Daarbij zien we dat Mao en andere partijleiders de SU
bezochten in 1949 en 1957 en Chroesjtsjov naar Beijing kwam in 1958.
Tijdens de ontmoeting in november 1957 voorspelde Chroesjtsjov de zijn
land de VSA zou inhalen in 15 jaar tijd en dat China hetzelfde zou doen
met Groot-Brittannië. De tweede voorspelling kwam uit, maar dan in 50
jaar.
Aan de Grote Sprong ging al een Socialistisch hooggetijde of Kleine
Sprong vooraf. De collectivisatie in 1955 – 1956 leidde tot verzet van
de boeren, die hun vee afslachtten en hun graan verstopten, met
hongersnood als gevolg. Premier Zhou Enlai en economieplanner Chen Yun
zagen dit in en wilden de omvang van de collectieve boerderijen
reduceren, een beperkte vrije markt herinvoeren en meer privé productie
toelaten. Maar Mao zag dit als een aanval op zijn persoon. Geďnspireerd
door de Hongaarse revolutie, lanceerde hij in april 1957 de 100 bloemen
campagne, om de critici te ontmaskeren. Toen de critici ook de partij en
zijn leiderschap in vraag stelden, was hij woedend. Hij belastte Deng
Xiaoping met het oppakken van een half miljoen studenten en
intellectuelen; ze werden gedeporteerd naar afgelegen werkkampen. Dan
lanceerde hij zijn Grote Sprong Voorwaarts. Weinigen durfden nog
weerstand te bieden. Pas in 1961 zien Liu Shaoqi en anderen de omvang
van de hongersnood, die pas ophoudt op het einde van 1962.
Dikötter onderzoekt hoe het zo ver is kunnen komen. Hij vertrekt daarbij
in de jaren ’20, bij de burgeroorlog tussen Mao en Tsjang. De dood van
Stalin in 1953 was voor Mao een opluchting : er kwam een einde aan bijna
30 jaar van vernederingen door en onderdanigheid aan Stalin. Mao zag
zichzelf nu als het leidende licht van het communisme, dat op het punt
stond het kapitalisme omver te werpen. Hij was het toch die een tweede
Oktoberrevolutie had bezorgd aan één vierde van de wereldbevolking.
Voor Chroesjtsjov had Mao weinig respect. In navolging van Stalin,
noemde hij hem een leeghoofd. Maar precies die Chroesjtsjov zorgde voor
een massale transfer van technologie naar China : honderden fabrieken
werden er gebouwd met Russische hulp. Overal en op alle domeinen waren
Russische adviseurs aanwezig en 10.000 Chinese studenten mochten in de
SU verder studeren. In oktober 1959 leverde Chroesjtsjov in het grootste
geheim zelfs de felbegeerde atoombom aan Mao. De kostprijs hiervan is
onbekend.
De Grote Sprong dan. Zoals de SU binnen 15 jaar de VSA zou inhalen,
zocht Mao naar een middel om Groot-Brittannië in dezelfde termijn te
overtreffen. Wie bedenkingen of twijfels uitte, zoals Zhou Enlai of Chen
Yun, werd vernederd.
Er werden zinloze projecten uitgevoerd, zoals een dam in de Gele Rivier,
waardoor de hoeveelheid slib verdubbelde in plaats van te verdwijnen.
Overal werden miljoenen mensen gedwongen om zware arbeid te verrichten
bij irrigatieprojecten, aanleggen van waterreservoirs etc. Li Zhisui,
lijfarts van Mao, 38 jaar jong en stevig, was na twee weken uitgeput. De
dorpsbewoners kregen te horen dat ze nooit een slecht woord mochten
zeggen over de Grote Sprong tegen bezoekers. Uit heel het land kwamen
lovende rapporten binnen over nieuwe records bij de oogst van katoen,
rijst, tarwe, pindanootjes. Mao vroeg zich zelfs af wat hij moest doen
met de overschotten. Maar de cijfers waren opgeschroefd en wat 410
miljoen ton was op papier, was in feite slechts 200 miljoen (62).
In zijn zoektocht naar een alternatief voor het Sovjet model, bracht Mao
de industrie naar de dorpsbewoners in plaats van omgekeerd. Ze moesten
allemaal staal produceren in kleine oventjes in hun tuin en dat moest de
productie verdubbelen in één jaar tijd. Vóór einde 1960 zou hij de
Britten ver achter zich laten, de SU evenaren en in 1962 de VSA
overtreffen. In 1957 sprak hij nog over 5,35 miljoen ton, voor 1962
voorspelde hij 100 miljoen of bijna het twintigvoudige. Vele
dorpsbewoners zagen dit niet zitten en trokken naar de steden.
In 1958 stierven al ongeveer 5
miljoen mensen aan de
honger. Dikötter toont dit aan met massa’s cijfers uit vele
provincies(67, 89 e.v.). De hongerrapporten bereikten ook Mao, hij
versoepelde zijn eisen, maar hij week niet af van zijn utopische
plannen. Het platteland moest nog meer graan naar de steden sturen en
nog meer voedsel leveren als betaalmiddel voor de
import uit het buitenland. Deze import van tienduizenden machines
en fabrieken kwam bijna uitsluitend uit de SU en het Oostblok, want de
VN en de VSA hadden in 1951 een embargo opgelegd wegens Mao’s agressieve
houding in de Koreaanse oorlog.
In 1958 wilde Mao de Grote Sprong
versnellen en drong hij bij de Russen en de DDR aan op meer hulp.
De import uit beide landen groeide met 7 % in 1958-1959. Ook Engeland en
de BRD vermenigvuldigden hun export naar China(75) : het embargo was dus
niet waterdicht. Premier Zhou Enlai drong bij de Russen ook aan op de
bouw van een moderne zee- en luchtmacht. De schuld van China bij de SU
steeg tot 1,4 miljard roebel. China betaalde met zeldzame mineralen,
goederen en levensmiddelen (graan, rijst, sojabonen, fruit,
huishoudolie, vlees in blik, tabak). Die levensmiddelen kwamen
Chroesjtsjov goed van pas in zijn campagne om meer consumptiegoederen te
fabriceren en de VSA te overtreffen in de productie van graan, melk en
boter. Ook Walter Ulbricht kon meer levensmiddelen gebruiken om de
leegloop van zijn DDR te stoppen en voor zijn belofte in 1958 dat hij
binnen 3 jaar de BRD zou
inhalen. Hongarije en Tsjecho-Slowakije kregen ook Chinese
voedingsmiddelen. China exporteerde ook kleren onder de kostprijs,
terwijl de eigen bevolking in het binnenland de winter moest trotseren
in katoenen kleding (80).
In april 1959 raadde Mao vegetarisch voedsel aan, om meer vlees te
kunnen exporteren. Behalve het varkensvlees, moest ook meer huishoudolie
uitgevoerd worden. Alle handelspartners hadden klachten over de slechte
kwaliteit van de Chinese producten, die toen niet konden tippen aan de
huidige : de blikjes waren verroest, de schoenen defect, de batterijen
lekten, in de eieren voor de BRD zat salmonella (82). Gevolg : China
moest ze vervangen, wat ook weer veel kostte (300 miljoen yuan, 83). In
1959 steeg het handelstekort met Oost-Europa en de SU tot 300 miljoen
yuan. Dit leidde dan weer tot spanningen in 1960. Mao beval dan om nog
meer graan op te eisen bij de boeren, zowel voor de stadsbewoners als
voor de export. Liu Shaoqi, Zhou Enlai, Chen Yun, Zhu De, Lin Biao
waagden het om kritiek te uiten, maar ze kregen ervan langs. Enkel Deng
ontsnapte aan de verwijten van Mao. Peng Dehuai werd zelfs ontslagen als
minister van defensie.
De berichten over hongerdoden bereikten ook de SU. In juni-juli 1959
liet partijleider Chroesjtsjov weten dat hij niet langer meewerkte aan
de ontwikkeling van Chinese nucleaire wapens en dat hij ook de communes
en de Grote Sprong afkeurde. De Chinezen verweten op hun beurt de Russen
dat ze India steunden in het grensconflict met China. Vanaf 1960 eiste
Mao ook het leiderschap op van het wereldcommunisme.
In juli 1960 verlieten ca. 4000 Russen China (104). Voor Mao was dit een
regelrechte economische ramp : de handelsrelaties stortten in, lopende
projecten en transfer van militaire technologie vielen stil.
Normaal was er nu meer voedsel voor de bevolking, maar trots en hybris
deden Mao besluiten
de schulden aan de SU vervroegd
af te betalen in 2 i.p.v. 16 jaar, hoewel de Russen dat niet vroegen.
Bijgevolg moest er nog meer graan,rijst, katoen, plantaardige olie
uitgevoerd worden en vielen er in 1960-1962 tientallen miljoenen
hongerdoden(105). Vanaf 1961 moest China zelf graan importeren uit
Australië, Canada en andere Westerse landen. Het had geen valuta om het
te betalen; het ging ten koste van de goud- en zilverreserves, die
slonken. De SU wou graan leveren, maar Mao was te trots om het
uit hun hand te aanvaarden. De twee communistische broederstaten
leverden ook nog eens strijd in Afrika om de nieuwe onafhankelijke
regimes aan hun kant te krijgen.
Bij het opeisen van graan stond Mao niet alleen : ook Zhou Enlai en Deng
Xiaoping werkten ongenadig mee. Mao gaf dan ook nog eens het bevel om
minder hectaren te bebouwen : 107 miljoen in 1961 tegenover 130 in 1958.
En door gebrek aan zaaigoed, lagen in 1962 nog meer hectaren braak. Ook
de katoenproductie ging fel achteruit en het aantal varkens daalde tot Ľ
tussen 1958 en 1961 (160-161).
De industrie kwam eveneens in verval. Een delegatie uit de DDR zag in
1961 in Shanghai en Wuhan meer verroeste, verwaarloosde en afgebroken
machines dan functionerende. De helft van de arbeiders leed honger. Ook
het transport kwam in verval(146-156).
Maar Mao was niet in te tomen. Het Tiananmen plein moest en zou groter
worden dan het Rode Plein in Moskou. Er moesten 400.000 mensen voor hem
kunnen paraderen. En zo geschiedde. De Middeleeuwse wallen, poorten en
straten werden met de grond gelijk gemaakt om een plein te creëren van
60 voetbalvelden of 37 km˛ voor de viering van de tiende verjaardag van
de Chinese Oktoberrevolutie in 1959 (163). Er kwam een treinstation met
een capaciteit van 200.000 reizigers, een grote hal van het volk, een
museum van de Chinese geschiedenis, een monumentaal gedenkteken voor de
helden van het volk. Ook elders in het land werden prestigemonumenten
neergezet. Het geld kon niet op. Twee derde van de religieuze gebouwen
zoals kerken, tempels en moskeeën moesten plaats ruimen voor
werkplaatsen, kantines, slaapzalen. Voor de religieuze leiders had en
een oplossing : ze werden bij de arbeiders aan het werk gezet. Ook
historische monumenten moesten het ontgelden : eeuwenoude
grafmonumenten, tempels, stadsmuren werden afgebroken en de stenen
werden benut als bouwmateriaal(168). Nog vóór de Culturele Revolutie,
was er dus al een grote schoonmaak gehouden.
Ook de bossen werden gedecimeerd : het hout moest dienen voor de
staaloventjes. Irrigatieprojecten, lederfabrieken, papier- en
scheikundige bedrijven vervuilden massaal het water van de rivieren. De
campagne tegen de spreeuwen (1958) kreeg zoveel enthousiaste medewerkers
en was zo succesvol dat het land in 1959-1960 overspoeld werd door
insecten, die ongenadig rijst, graan en katoen vernietigden. Naast de
miljoenen spreeuwen sneuvelden ongetwijfeld
evenveel andere nuttige vogels. De ijver waarmee de bevolking in
de klopjacht te werk ging, was zo indrukwekkend, dat getuigen zoals de
Russische expert Mikhail Klochko hun ogen niet konden geloven. Zijn
beschrijving illustreert dat Mao de massa kon mobiliseren als geen
ander.
De auteur besteedt ook een hoofdstuk aan de gelijkheid in China. Dit
begrip was relatief, zoals in de andere communistische regimes. Ook hier
was een nomenclatura, met stevig bewaakte residenties achter hoge
wallen, eigen winkels,
betere kwaliteiten van tabak etc. De hongersnood had geen vat op hen.
Eet- en drinkfestijnen gingen vrolijk verder(193-194). Het gewone volk
daarentegen moest van alles doen om te overleven : handel drijven in
alles, stelen bij bedrijven, buren of uit de peutertuinen, aanvallen op
graanschuren van de overheid en op goederentreinen(224), wegvluchten uit
de dorpen, in de overtuiging dat in de steden rijst en werk in overvloed
aanwezig waren, wat helaas een illusie was. De lokale dorpshoofden
traden hard op tegen de vluchters of tegen hun achterblijvende familie.
Op 18 juni 1961 besloot de partijleiding om 20 miljoen mensen terug naar
de dorpen te jagen, gespreid over twee jaar. Wie kon, vluchtte naar
Hongkong, Vietnam, Kazachstan (SU). Een veel voorkomende straf voor
diefstal van voedsel was alle kleren afpakken en de man of vrouw naakt
doen werken in de vrieskou.
Folteringen kwamen ook voor: kokend water of urine werd over mensen
gegoten, het haar werd uitgetrokken, de oren of neus afgekapt(294-295).
Het aantal zelfmoorden haalde epidemische proporties. Kannibalisme kwam
ook voor(320).
De armoede trof vooral de armsten. Moeders brachten hun kindjes massaal
naar de peutertuinen om zelf te kunnen werken en zodra de kinderen de
schoolleeftijd bereikten, moesten ze ook gaan werken. Sommigen werden
verkocht of weggegeven om voedsel uit te sparen. De honger leidde tot
allerlei ziektes bij de vrouwen : onregelmatige menstruatie, verzakking
van de baarmoeder, kinderloosheid. Ook de bejaarden waren te beklagen :
velen werden op hongerdieet gezet. De hongersnood veroorzaakte ook
allerlei ziektes zoals bloeddiarree, tyfus (hongerkoorts), hepatitis,
malaria. Dorpsbewoners roofden de bossen leeg, niet enkel voor het hout,
maar ook om hun lege maag te vullen met planten, bessen, noten, zelfs
boomschors en bladeren. Ook zieke dieren werden opgegeten. In de laogai
lag het aantal doden nog hoger dan in de dorpen : ca. 700.000 op 1,8
miljoen in 1958-1962(289).
Hoeveel doden waren er in totaal voor de periode 1958-1962 ? In het
verleden liepen de schattingen uiteen van 23 tot 46 miljoen op een
bevolking van 650 miljoen. Dikötter houdt het bij minstens 45
miljoen(324-325). Het definitieve cijfer zullen we pas kennen als de CCP
alle archieven openstelt. Hier heeft ze m.i. weinig of niets bij te
winnen zolang ze Mao overeind wil houden en hem niets wil verwijten. Het
zal ook nog even duren voordat dit boek in China zal mogen verschijnen.
Ons oordeel dan. Het boek lijkt één lange klaagzang; als lezer vraag je
je af of er dan niets goeds gebeurde in die jaren. Het is ook erg
gedetailleerd, soms langdradig en zich zelf herhalend. Je moet het dus
niet lezen als ontspanning. Tegelijk is het één van de meest degelijke
studies over het Mao-tijdperk en over de relaties met het Oostblok, die
duidelijk ruimer waren dan enkel met de SU. Ook in de DDR, Albanië,
Noord-Vietnam e.a. had men Chinese rijst, graan, huishoudolie en katoen.
Dikötter legt ook een verband tussen de Grote Sprong en die andere
catastrofe, de Culturele Revolutie(1966-1976). Premier Liu Shaoqi was
aanvankelijk ook een aanhanger van het experiment, maar zodra hij in
april 1961 zijn eigen provincie Hunan bezocht en daar geconfronteerd
werd met de afgrijselijke hongersnood, wiep hij zich op als felle
tegenstander en overtuigde hij Mao om ermee te stoppen. Maar Mao nam
weerwraak met zijn Culturele Revolutie : Liu was één van de eerste
slachtoffers van de barbaarse studentenacties. Hij stierf in 1974 aan
kanker, in bijzonder triestige omstandigheden. Dikötter kreeg de kans om meer archieven in te kijken dan zijn voorgangers Jasper Becker (Hungry Ghosts : Mao’s Secret Famine, 1996 ) en het duo Jung Chang – Jon Halliday (Mao : The Unknown Story, 2005). Zijn knappe studie bevat een rijkdom aan informatie voor geduldige lezers. Zijn Engels is niet eenvoudig.
Referentie:
Frank Dikötter, Mao’s Great Famine.
The history of China’s most devastating catastrophe, 1958-1962.
Uitgeverij Bloomsbury, London, 2010.
422 p. ; kaart, chronologisch overzicht, foto’s, bibliografie, noten,
register.
ISBN 978 0 7475 9508 3 (hardback); Ł 25. Jef Abbeel februari – maart 2011
| |||
Met onderstaande zoekmachine kunt u zowel zoeken op het www als binnen deze site en Histoforum
|