Community Geschiedenis Histoforum |
||||
recensies | deel 1 deel 2 deel 3 deel 4 deel 5 | |||
|
Polybios, Wereldgeschiedenis
264 – 145 v.C
Polybios leefde van ca. 200 tot 120 v.C. Hij was een Griek uit
Megalopolis in Arcadië, zoon van Lykortas, die verschillende keren
strateeg of hoogste ambtenaar was van de Achaïsche Bond. Dit was een
confederatie van ca. 60 steden en stadjes op de Peloponnesos, die zich
onafhankelijk probeerde op te stellen tussen de Macedonische invloed en
de opdringende Romeinse supermacht-in-wording. Vanaf
zijn 20e had Polybios ook
een hoge functie in deze organisatie. In 168 v.C. werd de
Macedonische koning Perseus, die ook over Griekenland heerste, bij de
Macedonische havenstad Pydna verslagen door de Romeinse generaal
Aemilius Paulus.
Perseus werd in 167 mee naar Rome gevoerd en in triomftocht door de stad
gesleept. Daarna werd hij naar Alba Fucens in Midden-Italië gebracht.
Die Romeinse kolonie in het gebied van de Aequi en de Marsi
lag net boven het Lacus Fucinus en
was een kleine staatsgevangenis.
Perseus stierf er al in 165 (of 162 ) v.C.
Polybios had meer geluk. Hij en 1.000 andere aanzienlijke Achaïers
werden door Rome
opgeëist als gijzelaars, omdat de Achaïsche Bond Rome niet geholpen had
in de oorlog tegen Macedonië. 17 jaar later, in 150, kregen de 300
overlevenden de toestemming om terug naar Griekenland te gaan. Polybios
had Scipio Africanus
benaderd om Cato hiertoe over te halen ( boek 35, p. 1309). Cato wordt
er beschreven als extreem hardvochtig tegenover
“dat stel oude Grieken” en
tegenover Polybios, die hij vergeleek met Odysseus in het verhaal
met de Cycloop.
Polybios kwam in Rome onder
de indruk van zijn vroegere vijanden, leerde Latijn, werd bevriend met
de gens Cornelia, beter bekend onder hun cognomen
Scipiones, de winnaars van de
2° en 3° Punische oorlog en meer bepaald met P. Cornelius Scipio,
eigenlijk een zoon van Aemilius Paulus, maar geadopteerd door hen. Deze
kreeg de bijnaam Africanus ( en Minor) na zijn verwoesting van Carthago.
Hij verwoestte trouwens ook Corinthe. Polybios vergezelde hem op zijn
veldtochten en kon verhinderen dat nog meer Griekse steden vernield
werden.
Tegelijk werd hij een briljant geschiedschrijver van zijn eigen tijd en
van enkele decennia daarvoor. Veertig jaar, van 160 tot 120,
zwoegde hij aan zijn Historiai
of onderzoek van de toenmalige geschiedenis. De voltooiing gebeurde in
Megalopolis, want uiteindelijk was Polybios toch naar zijn vaderstad
teruggekeerd. Daar is hij ook overleden door een val van zijn paard, wat
bewijst dat hij op zijn 80° nog heel actief was.
Zijn werk telde 40 boeken,
waarvan er slechts 5 volledig bewaard zijn en in totaal ongeveer één
derde. Hij publiceerde ook nog vier kleinere, helaas niet-bewaarde
boekjes, o.a. over de bewoonbaarheid van de gebieden rond de evenaar.
Het toont zijn interesse voor geografie, topografie en zijn streven om
de horizon van zijn lezers te verruimen.
Twee inleidende boeken gingen over de periode 266 – 221, de andere over
221 – 144 v.C., m.a.w. de periode waarin Rome niet enkel de Macedonische
heerschappij uitschakelde, maar ook de Carthaagse rivalen.
Ondanks zijn grote bewondering voor de schitterende staatsinrichting van
Rome, schrijft hij eerder afstandelijk, hij somt de feiten op,
probeert ze met elkaar in
verband te brengen en in hun historische context te plaatsen. Hij had
niet het talent van Thukydides, maar wel gelijkaardige ambities: de
lezer, en zeker de politicus en de generaal, moeten de geschiedenis
bestuderen en er lessen uit trekken. Polybios beoefent bewust de “pragmatikè historia”, de “historia quae docet” of de “historia magistra vitae”, die de vraag stelt naar de oorzaak, de wijze waarop en het doel, die de leidinggevenden helpt om nut te halen uit de overwinningen en nederlagen van het verleden. Te pas en te onpas en met verwijzingen naar andere legerleiders zoals Hannibal, wijst Polybios de generaals erop dat ze risico’s moeten afwegen, goed inschatten en haalbare doelen moeten nastreven. Hij vindt ook dat de lezers niet alleen moeten weten hoe de Romeinen hun wereldmacht hebben gegrondvest, maar ook hoe ze die macht hebben gebruikt en hoe de onderworpen volkeren erop gereageerd hebben ( boek 3, 4 , p. 205 – 207).
Hij vond de verklaring voor
het overweldigend succes
van Rome in de “superieure staatsinrichting”, die een ideale synthese
was van verschillende staatsvormen.
In boek zes (p. 533 – 540) vergelijkt hij die met zes andere
die toen bekend waren in de Hellenistische wereld. In de Romeinse
gemengde constitutie vertegenwoordigden de consuls het monarchaal
element, de senaat het aristocratische en de volksvergadering het min of
meer democratische. De senaat moest de uitvoerende macht van de consuls
controleren, de volksvergadering lette op de senaat, maar moest ook
luisteren naar de consuls. Door de onderlinge afhankelijkheid was er
stabiliteit, meer dan bij de monarchieën en aristocratieën in de
Hellenistische wereld.
Polybios was er zich van bewust dat dit systeem ook kon wankelen, als
eerzuchtige politici meer voor hun eigen belang
zouden gaan zorgen en burgers zich zouden koesteren in
de overvloed die de macht met zich bracht. De volgende eeuw was
het zover, Polybios had het onbewust voorspeld en het geniale systeem
werd opgedoekt.
Polybios beschrijft ook de
organisatie van het
Romeinse leger ( 541-563). Hij toont
een voorkeur voor een volksleger boven een vakbekwamer
beroepsleger, omdat het met meer overtuiging vecht. M.i. was de
militaire factor in al zijn facetten en
meer bepaald de stevige training
van de soldaten, hun discipline en hun eerzuchtig karakter
doorslaggevender voor de
Romeinse triomfen dan de voorbeeldige staatsinrichting, zoals ten tijde
van Caesar en Trajanus zou blijken. Polybios had wel een heldere kijk
zowel op het functioneren van de staatsinstellingen
als op de inrichting, tactiek en wapenarsenalen van het leger.
Hij stipt nog een derde element aan : de rol van de Romeinse godsdienst
of de vrees voor de goden, als element om tucht te houden onder het
volk. Maar hij schenkt hier minder aandacht aan dan vele andere oude
geschiedschrijvers.
Het lijkt ook dat Polybios meer inspanningen deed om de waarheid te
achterhalen dan andere toenmalige historiografen, op wie hij ook kritiek
heeft. Hij laste veel theoretische beschouwingen in over de essentie en
de methodiek van de geschiedschrijving.
Hij ondervroeg mensen die nog konden getuigen over de 2° Punische
oorlog, hij onderzocht archieven, memoires en inscripties, hij reisde
over enorme afstanden naar de
slagvelden : de Alpen, Gallië, Spanje, Portugal, Noord-Afrika, Carthago,
Egypte. Hij legde een groot deel van het heroïsche
parcours van Hannibal af.
Zulke zaken waren niet
vanzelfsprekend voor antieke historiografen, die volgens hem te veel
bezig waren met onderhoudende sensatie en banale details. Hij heeft ook
kritiek op hun emotionele geschiedschrijving, hoewel
zelf niet ontkomt aan ontroerende, meeslepende en schokkende
taferelen . Denk maar aan de gruwelijke lynchpartij in Alexandrië ( boek
15, hfst. 33 – 34, p. 893 – 894).
Hij is zuinig met het inlassen van fictieve
redevoeringen, in tegenstelling tot Herodotos, die daar een
kampioen in was. Zijn analyse van de militaire en culturele conflicten
in de 3e en 2e eeuw. v.Chr. en van de karakters van de hoofdpersonages
is bijzonder scherp.
Zijn chronologie is voorbeeldig : hij gebruikt de Olympiaden, maar noemt
ook de namen van de twee regerende consuls en de regeerperiodes van
andere vorsten rond de Middellandse zee.
Zijn wilskracht en werkijver waren bijzonder groot : 40 jaar lang was
hij bezig met zijn opus magnum en bij zijn dood was het nog niet
helemaal af.
Bij de tweetalige Romeinen zoals Cicero, Livius en bij
de Griekse geograaf Strabo gold
hij als een autoriteit en werd hij zeer gewaardeerd. Cicero was ook zeer
blij met Polybios’ lof voor de Romeinse staatsvorm.
Hij had ook zwakke kanten : hij
richtte zich hoofdzakelijk op het politieke en militaire, hij had
weinig oog voor sociale omstandigheden. Hoewel hij zichzelf beschouwde
als een professioneel historicus en kritiek uitte op bijna even
degelijke historiografen zoals Timaios (346 – 250 v.C.), was hij soms
tevreden met een onvolledige of eenzijdige versie van de gebeurtenissen
of vertelde hij ongeloofwaardige verhaaltjes. Zijn kritiek op Timaios
beslaat bijna een heel boek ( 28, 3 – 28 / p. 778 – 824), hoewel die man
grote verdiensten had in het tot stand komen van een systematische
chronologische ordening aan de hand van Olympiaden.
Thukydides was sterker in de analyse van menselijke motieven, Herodotos
had een meer open geest voor gewoontes en gebruiken van andere volkeren.
Als Polybios geen rationele verklaring vindt, durft hij ook te verwijzen
naar de jaloerse goddelijke macht of naar het lot.
De Achaïsche Bond, die in feite een onbeduidende rol speelde, geniet
duidelijk zijn sympathie, de Atheners, Spartanen en Kretenzers krijgen
enkel antipathie. Hij had te veel oog voor zijn geboortestreek Arcadië,
die cultureel en muzikaal minder voorstelde dan hij liet doorschemeren.
Hij overdreef de capaciteiten van de Scipiones, o.a. in boek 10, 40 ( p.
729 – 730 ), waar hij beweert dat Scipio Africanus de kans had om koning
te worden van heel de wereld.
Hij beseft dat elke historicus beïnvloed wordt door zijn eigen tijd,
standpunt, afkomst en vorming. Toch is hij soms naïef en subjectief,
elders grimmig, cynisch, bijna machiavellistisch. Vanuit zijn nogal
eenzijdige, rationele benadering, snapt hij
niet dat bepaalde mensen of volkeren
zich niet meteen willen
neerleggen bij de onweerstaanbare en onvermijdelijke overmacht van Rome.
Hij beoordeelt de generaals op basis van hun inzicht, moed en
prestaties, niet op grond van morele criteria. Hij
accepteert het plunderen van een
veroverde stad ( bv. Carthago Nova, 209 v.C. ) vanuit de redenering dat
materieel voordeel nu eenmaal het doel is dat de meeste mensen voor ogen
hebben bij inspanningen en gevaren (boek 10, p. 704 – 705).
Bij de verwoesting van Carthago in 146 v.C. (boek 36, p. 1318 –
1319) geeft hij wel een overzichtje van de meningen pro en contra, maar
hij neemt zelf geen standpunt in.
De vertaling zelf dan. De titel “Wereldgeschiedenis” kan in onze ogen
misleidend overkomen, want de horizon van Polybios reikt niet tot het
verre oosten, dus niet tot bijvoorbeeld China, dat toen ook een
bloeiperiode kende en (in dit boek) ook niet ten zuiden van de Sahara.
Maar tegelijk is hij geslaagd, want in de ogen van Polybios en zijn
tijdgenoten was de wereld rond de Mare Nostrum de bewoonde wereld, de
oikoumenè en Polybios wou die wereld beschrijven.
In zijn inleiding rekent hij erop dat iedereen ter wereld, jong en oud,
geïnteresseerd zal zijn om zijn werk te lezen. En wat dat betreft, had
hij zijn taalgebruik en stijl tegen zich. Zijn taal is eerder stroef,
zijn stijl lastig, zijn zinnen zwaar en abnormaal lang, met constructies
vol participia en infinitieven. Polybios besefte dat zelf ook. Zijn
sterkte lag niet in een mooi, vloeiend proza, wel in zijn denktrant; de
inhoud primeerde op de vorm. Herodotos, Thukidydes, Livius hadden meer
schrijverstalent. Polybios kreeg al kritiek op zijn stijl in de 1° e.
v.C., van vakgenoot Dionysios van Halikarnassos, die stilistisch sterker
was, maar inhoudelijk zwakker. De stijl van Polybios heeft veel weg van
officiële, ambtelijke documenten.
Vertaler Kassies heeft dat probleem heel
goed opgevangen. Door die te langgerekte zinnen op te delen in
kortere, verhoogt hij de helderheid en bereikt hij een zeer leesbaar en
stijlvol geheel.
Er zijn delen waar je snel over heen kunt lezen, omdat vele conflictjes
in het oostelijk Middellandse Zeebekken nooit onze geschiedenisboeken
haalden. Het herlezen van de drie
Punische oorlogen en de heldhaftige tocht van Hannibal
is daarentegen ruim de moeite waard.
En de inleiding van Kassies is ook briljant.
Polybios zelf hield een goed gevoel over aan zijn werk: in de epiloog
zegt hij : “Nu ik dit alles tot een goed einde heb gebracht, rest mij
nog een overzicht te geven van de perioden die aan de orde zijn gekomen
en een inhoudsopgave van de verschenen boeken en de ordening daarvan te
geven”. Kassies sluit zijn twee boekdelen af
zoals het hoort: met een uitgebreid en kritisch notenapparaat
De doelgroep dan: leraren en studenten klassieke talen en
(oude) geschiedenis en elke
leergierige
Ook de uitgever verdient een pluim voor zijn durf en dapperheid. Hij
heeft het gewaagd een luxueus en stevig gebonden boek
van 1579 pagina’s aan te bieden op aantrekkelijk glanzend papier,
dus geen pocket op
afstotend mat. De vorige volledige vertaling dateerde van 1604, dus 403
jaar geleden. Wie dit leest, beseft dat hij of zij best niet wacht op
een volgende.
Referentie:
Polybios. Wereldgeschiedenis 264 – 145 v.Chr. Deel I en II. Vertaling
uit het Grieks en toelichting door Wolther Kassies. Uitgeverij Athenaeum
– Polak & Van Gennep, Amsterdam /WPG, Antwerpen, 2007. 1579 p. ;
kaarten, noten, aanhangsels, register. ISBN 978 – 90 – 253 – 4199 – 2 ;
€ 85.
Jef Abbeel, juli 2007
| |||
Met onderstaande zoekmachine kunt u zowel zoeken op het www als binnen deze site en Histoforum
|