Community Geschiedenis Histoforum |
||||
recensies | deel 1 deel 2 deel 3 deel 4 deel 5 deel 6 deel 7 deel 8 | |||
|
Rusland tegen Napoleon
De tocht van Napoleon naar Rusland (1812 ) is al door eindeloos veel
historiografen beschreven, o.a. door Adam Zamoyski (2005). Dominic
Lieven is hoogleraar geschiedenis aan de London School of Economics en
gespecialiseerd in de Russische geschiedenis van de 19° eeuw. Hij
studeerde in de jaren ’70 in Moskou en spreekt vloeiend Russisch.
Voor dit monumentaal en
baanbrekend boek ging hij totaal anders te werk dan zijn voorgangers.
Hij doorzocht het Russisch Staatsarchief voor Oorlogsgeschiedenis in
Moskou, in veel mindere mate de British Library en niet de Franse
archieven nabij Parijs. De bronnenuitgaven, memoires, dagboeken, brieven
van zijn bibliografie zijn overwegend Russisch en Duits. In zijn
secundaire literatuur is zelfs geen sprake van Zamoyski. Helaas
ontbreken dus ook de soms wel heel degelijke memoires van deelnemers uit
onze gewesten, zoals die van Jef Abbeel. Of zeer grondige detailstudies,
zoals die van Joost Welten.
Het uitgangspunt van Lieven is
het Russisch perspectief, niet het Franse of Britse en het
resultaat eveneens.
Lieven beklemtoont dat de Russen Napoleons eerste Grande Armée
vernietigden in 1812, zijn tweede in 1813 op Duitse slagvelden, dat ze
vervolgens de Fransen en hun lotelingen
in de langste militaire campagne uit de Europese geschiedenis
voor zich uit dreven tot in Parijs, waar ze op 31 maart 1814
triomfantelijk binnentrokken. Hij vergeet dat ze hier wel wat
schilderijen meepikten, o.a. een Rubens, die de Fransen voorheen uit de
Zuidelijke Nederlanden geroofd hadden.
De Franse, Britse en Amerikaanse bronnen kan hij maar matig appreciëren,
de Duitse daarentegen krijgen meer genade. Zij zijn veel gevarieerder.
In 1812 – 1814 hebben Duitsers zowel met als tegen de Russen gevochten.
Met Rusland vochten etnische Duitsers,die onderdanen waren van de tsaar
en ook officieren die hun eigen legers in de steek hadden gelaten om
tegen Napoleon te vechten.
Uit deze kringen kwamen Duitstalige memoires over de Russische
krijgsinspanningen. Van alle gedenkschriften die Russische generaals
nalieten, zijn de drie delen
van Prins Eugen von Württemberg uit 1862 de beste(p. 34). Hij was
luitenant-generaal van de Boheemse legerafdeling binnen het
multinationale Russische leger(p. 613). Engelstalige auteurs benutten
die memoires niet en evenmin die
van de etnische Duitsers. Ze staan opgesomd op p. 622.
Onze westerse studies over de oorlogen van 1812 – 1815 benadrukken de
vergissingen van Napoleon, de problemen die de bodem en het klimaat van
Rusland met zich meebrachten en de gruwelen tijdens de terugtocht. En ze
zien Metternich en Castlereagh als de ontwerpers van een stabiel Europa,
dat zich toen al afschermde tegen de Russische hegemonie, net alsof de
Koude Oorlog al in 1815 begonnen was. De logistiek, dit wil zeggen het
uitrusten, voeden en bevoorraden van de legers, krijgt in het westen te
weinig aandacht. Jammer, want Napoleons logistieke blunders en het feit
dat de Russen er wel in slaagden om meer dan een half miljoen soldaten
te bevoorraden tot ver buiten de Russische grenzen, is een hoofdthema in
het boek van Lieven en een fundamentele verklaring voor de nederlaag van
Napoleon.
Een ander thema is de rol van de paarden : niet de mens, maar het paard
was de grote held van de Russische oorlogsinspanning. Het fungeerde als
vliegtuig, tank, vrachtwagen
en gemotoriseerde artillerie, het was het wapen voor de
verkenning, de verrassingsaanval, de achtervolging, het transport. Het
was de doorslaggevende factor in de Russische overwinning. Het enorme
overwicht van de Russische cavalerie beroofde de terugtrekkende Fransen
van voedsel en rust. In het voorjaar van 1813 vond Napoleon genoeg
nieuwe soldaten, maar niet voldoende nieuwe
paarden. De Russische paardenfokkerij was veel intensiever dan de
Franse. Ook dit is een belangrijk onderdeel van dit boek. Opvallend is
ook hoeveel bekwame aanvoerders van het Russische leger al op hun 28 à
30 jaar luitenant-generaal waren. Zij krijgen veel te weinig respect in
de Russische historiografie, die volgens Lieven ook dringend aan
herziening toe is.
Ook tegenover de Russische historiografie staat Lieven heel kritisch.
Zowel in de 19° eeuw met Tolstoj (Oorlog en Vrede,1812 ) als in de tijd
van het sovjetpatriottisme en de stalinistische ideologie, creëerde deze
veel mythes : de morele kracht, dapperheid en vaderlandsliefde van de
gewone Russen zouden meer doorslaggevend geweest zijn dan het bekwame
leiderschap en dan de lange, bittere, maar zegevierende tocht van
Vilnius (december 1812 ) naar Parijs ( maart 1814). Deze tocht ontbreekt
niet alleen bij Tolstoj, die zijn werk al afsloot in 1812, maar
ook in het collectief geheugen van de meeste hedendaagse Russen. Helaas
nemen veel westerse historici ook de populaire Tolstojaanse
interpretatie over : het Russische volk was belangrijker dan zijn
strategen. Daarbij komt nog dat de verdediging van Moskou geleid werd
door Koetoezov en de veldtochten in Duitsland en Frankrijk door
commandanten met namen als Wittgenstein en Barclay de Tolly. Ook het
strategisch talent van tsaar Alexander I en zijn adellijke generaals
paste niet in de Stalinistische ideologie.
Tsaar Alexander I en zijn minister van oorlog Michaïl Barclay de Tolly
hadden zich goed voorbereid op een oorlog van 2 of meer jaar. Zij waren
door hun geheime dienst in
Parijs goed geïnformeerd over de bedoelingen van Napoleon en
over de kracht en de zwakheden van zijn leger. Vanaf het begin
namen ze zich voor om Napoleon uit te putten door een defensieve
strategie, een lange veldtocht waarop de Franse keizer hoegenaamd niet
voorbereid was.
Zij begrepen hoezeer Rusland vrede en stabiliteit in Europa nodig had en
dat dit doel enkel verwezenlijkt kon worden door Napoleon en zijn leger
ook uit het Duitse rijk te verdrijven en te achtervolgen tot in Parijs.
De veiligheid van Europa en van Rusland waren toen al met elkaar
verbonden. Het is dan ook onbegrijpelijk dat Russische historici
zich obsessioneel
blijven fixeren op 1812 en de jaren 1813-1815 verwaarlozen.
De kern van Lievens boek bestaat uit een studie van de algemene
strategie, van de militaire acties en de diplomatieke machtspolitiek. De
Russische inlichtingendienst in Parijs leverde uiterst waardevolle
informatie aan Alexander I : hij wist dat Napoleon zou aanvallen, hij
besliste in 1813 om Napoleon te achtervolgen tot in Parijs.
Lieven bestudeert het Russisch leger, zijn structuur, tactiek, de
militaire industrie, de paardenfokkerij, de beschikbare financiën, de
manschappen. Dit waren lijfeigenen, die 25 jaar lang beroepssoldaat
bleven. In de jaren 1812 – 1815 hebben meer dan 1,5 miljoen mannen als
soldaat of onderofficier gediend in het leger. Helaas hebben slechts
twee van hen memoires nagelaten : een zekere Pamfil Nazarov en een even
onbekende Ivan Men’shii (p. 623).
Lieven zegt er dat niet bij, maar mogelijk was de scholingsgraad
vrij laag bij deze eenvoudige jongens, die 25 jaar lang buiten de
civiele maatschappij leefden, in hun eigen besloten wereldje.
De officieren behoorden tot de elite. Eer, moed, volharding en trouw
waren hun basisprincipes. In 1812 botsten deze principes met de
strategische noodzaak om zich telkens terug te trekken.
Rusland is dus een grote lacune in het hedendaagse Westerse beeld van de
Napoleontische periode. Lieven wil die leemte opvullen.
Rusland was minder machtig dan Groot-Brittannië, zijn belangen lagen
meer in de zuidelijke expansie tegen de Ottomanen en de Perzen en voor
Russische leiders zoals graaf
Roemjantsev en generaal Michaïl Koetoezov
gold Groot-Brittannië, door zijn
groeiend wereldwijd overwicht op het gebied van industrie, handel,
financiën en kolonies
en door zijn monopolie als maritieme macht,
als een veel sterkere en stabielere grootmacht
dan het tijdelijke fenomeen
Napoleon. Maar deze dwong hen wel tegen Frankrijk te strijden.
Lieven opteert voor een chronologische benadering : hij begint met de
onderhandelingen in Tilsit in 1807 en hij eindigt met de intocht van het
Russische leger in Parijs in maart 1814.
Hij beschrijft eerst de helden :
het Russische leger, tsaar Alexander en zijn stafmedewerkers ;
verder de onderhandelingen tussen Frankrijk en Rusland, resulterend in
hun overeenkomst om samen Europa te besturen en onderling langdurige en
vreedzame relaties aan te gaan.
In hoofdstuk drie gaat het over die diplomatieke relaties,
van 1807 tot Napoleons invasie
in juni 1812. Alexander en Napoleon kenden elkaar persoonlijk. Op 25
juni 1807, na de verpletterende nederlagen in de slagen van
Austerlitz(dec. 1805), Jena-Auerstedt (1806)en Friedland(1807), spraken
ze voor het eerst twee uur met elkaar. Lieven zegt het er niet bij, maar
uiteraard was dit in het Frans, de lingua franca van de toenmalige beau
monde. Beide heren waren experts in vleiende woorden. Dit gesprek leidde
tot de vrede van Tilsit.
De vrede van Tilsit was niet
bedoeld als een tijdelijke wapenstilstand, maar als een duurzaam
verbond. Alexander moest als
verliezer geen gebieden afstaan en geen herstelbetalingen doen. Maar
Napoleon had wel heel
Pruisen bezet, ondanks de smeekbeden van de Pruisische koningin Luise in
haar privé-gesprek met de keizer. Danzig werd een vrije stad met een
Frans garnizoen en van de Poolse provincies maakte Napoleon
een nieuwe vazalstaat, het
groothertogdom Warschau, met een Saksische koning. Het
groothertogdom fungeerde tevens
als uitvalbasis voor een eventuele invasie in Rusland.
Bij die vrede was ook afgesproken dat Rusland zich zou houden aan het
Continentaal Stelsel of de blokkade van Engeland. De Russische
topdiplomaten beseften al snel dat Napoleon op dat moment een grotere
bedreiging vormde voor de belangen van Rusland dan de Engelsen en dat
Napoleon de Britse wereldmacht,
met haar stevige militaire basis in India en na zijn nederlagen in
Egypte en Trafalgar, onmogelijk kon verslaan. Maar de tsaar wilde het
onvermijdelijke conflict zo lang mogelijk uitstellen.
Dat Continentaal Stelsel mislukte eerst in Portugal en Spanje, die de
kant van Engeland kozen, waardoor hun kolonies voor een deel wingewesten
werden van de Britten. Napoleons broer Joseph Bonaparte kreeg de
guerrilla niet klein. Ondertussen herbewapenden Oostenrijk en Rusland
zich.
In september 1808 ontmoetten de tsaar en Napoleon elkaar voor de tweede
keer in Erfurt. Hun verhouding was in twee jaar sterk bekoeld. In 1809
verklaarde Oostenrijk de oorlog aan Frankrijk, maar het werd verslagen.
Rusland had
pro forma de kant van de Fransen gekozen, maar het had de strijd
tegen de Oostenrijkers ontweken.
In de winter van 1809-1810 scheidde Napoleon zich van keizerin Joséphine
de Beauharnais en vroeg hij de hand van Alexanders zus Catharina.
Deze walgde van “de Corsicaanse bandiet” ( 111) en trouwde vlug
met een verre neef. De enig overgebleven bruid was Anna, die net 16 was
geworden, dus 25 jaar jonger dan de Franse keizer. Hoewel haar moeder
Maria het staatsbelang hoger achtte dan het familiale, verzette ze zich,
omdat ze al twee dochters verloren had doordat ze te jong uitgehuwelijkt
waren en in het kraambed gestorven waren. Napoleon kreeg pas in 1810 te
horen dat het kind eerst 18 moest worden. Ondertussen had hij al gekozen
voor zijn tweede optie, Marie-Louise, dochter van de Oostenrijkse
keizer.
De tsaar was geprikkeld omdat Napoleon op twee fronten tegelijkertijd
onderhandeld had. Toen hij dan ook nog weigerde om een overeenkomst te
tekenen over Polen, ging het steil bergafwaarts met de Frans-Russische
betrekkingen.
Hier was Napoleon dan weer boos om, maar tegelijk gaf hij Franse kooplui
steeds vaker vergunningen om handel te drijven met de Britten. En om nog
wat zout in de wonde te strooien, verkochten Franse schepen Britse
goederen in Russische havens (114).
Diezelfde Napoleon wou dan Rusland
dwingen het Continentaal Stelsel opnieuw volledig toe te passen.
Zijn plan om dit te bereiken met een beperkte “politieke” oorlog, liep
door de tactiek van de Russen uit op een pijnlijke
guerrilla, een meedogenloze
verzetsoorlog, zoals in Spanje.
Een groot deel van hfst. 3 gaat ook over
de rol van de Russische inlichtingendienst in Parijs.
Hfst. 4 vertelt hoe het Russische leger zich tegelijkertijd voorbereidde
op een oorlog, in casu die van 1812.
Vier hoofdstukken vertellen tot in de details over de militaire
veldtocht van 1812 en vier over die van 1813. Grote aandacht gaat
hierbij naar de voedselvoorziening, de mobilisering van hulpbronnen,
de algemene bevoorrading van het leger en vanaf 1813 over de
Russische diplomatieke stappen
om ook Pruisen en Oostenrijk te betrekken in de oorlog tegen
Napoleon.
Nergens vertelt Lieven waarom hij eindigt in 1814 en zijn verslag niet
afrondt met de slag bij Waterloo in 1815. Daarover schrijft hij maar een
paar lijntjes in zijn conclusie(589). Het lijkt alsof Waterloo voor hem
een detail is.
De beslissingen van het Congres van Wenen komen wel aan bod : Rusland
kreeg het grootste deel van Polen, maar niet alles. Lieven schetst ook
nog kort de Russische geschiedenis van de 19° eeuw (590-593) en herhaalt
daarbij nogmaals dat de Russische leiders slimmer waren dan Napoleon en
dat dit één van de voornaamste verklaringen was voor de nederlaag van
Napoleon. Deze begreep te weinig van
de Russische samenleving en richtte op het einde zijn eigen zaak te
gronde door in Moskou te blijven treuzelen, in de hoop dat Alexander een
uitkomst zou bieden door vrede te vragen. Maar die organiseerde een
oorlog die precies het tegengestelde was van wat Napoleon wilde, nl. een
langdurige verdediging, door zich steeds verder terug te trekken en
nadien het Franse leger te vernietigen in de slag bij Borodino, in de
buurt van Moskou, onder leiding van Koetoezov.
In 1813-1814 vochten de Russen nog beter dan in 1812 en slaagden ze erin
hun troepen in heel Europa op uitmuntende wijze te voorzien van voedsel
en andere voorraden.
Deze bevoorrading neemt een groot deel van het boek in beslag. Ze
gebeurde op diverse momenten en op diverse plaatsen in Rusland en
tijdens de achtervolging op Napoleon ook in het Groothertogdom Warschau,
in Pruisen en Frankrijk.
In Rusland speelde de adel een belangrijke rol in de organisatie
hiervan. Zij schonken de tsaar miljoenen roebels, duizenden ossen,
paarden en karren voor het legertransport. Lieven bewijst dat allemaal
met concrete cijfers en met de kostprijzen. Opmerkelijk hierbij is dat
het leger in de twee jaar voorafgaand aan de oorlog in het westen van
Rusland al voedsel opgeslagen had om 200.000 soldaten en hun paarden zes
maanden lang te voeden voor ’t geval Rusland aangevallen werd of zelf
het groothertogdom Warschau zou aanvallen. Het is nog altijd niet
geweten hoeveel procent hiervan verloren is gegaan aan de Fransen of
door hen in brand is gestoken (270).
Vanaf de inval van Napoleon mocht het Russische leger al het nodige
voedsel opeisen van de plaatselijke bevolking en uit het netwerk van
opslagplaatsen op het platteland. Bijgevolg leden de soldaten nooit
honger tijdens de eerste helft van de campagne. De bevolking kreeg
kwitanties waarmee ze na de oorlog hun belastingen konden betalen.
Lieven vertelt er niet bij hoe die mensen dan zelf moesten
overleven en of ze na de oorlog effectief vrijgesteld werden van
belastingen.
Maar op de momenten waarop Koetoezovs leger achter Napoleon aanging, had
het wel voedselproblemen : in Smolensk, Wit-Rusland en Litouwen was
waarschijnlijk niets eetbaars meer te vinden. Dan moest het theoretisch
zelf op wagens voedsel meenemen
voor 120.000 soldaten en 40.000 paarden. Dit kwam neer op 850 wagens per
dag (309). Koetoezov had op 27 september 1812 pogingen gedaan om een
groot rijdend magazijn samen te stellen,
de gouverneurs van twaalf oblasten (provincies) moesten ieder
408 wagens sturen met biscuit (gedroogd zwart brood), havermout en
winterkledij voor de soldaten en haver voor de paarden. Maar deze
mobiele magazijnen arriveerden te laat en bijgevolg moest de
plaatselijke bevolking alweer opdraaien.
Een akelig detail : op 29 oktober 1812 bevond Napoleon zich op de
terugweg, op 230 km van Smolensk, waar hij op de heenweg nog gewonnen
had. Op het slagveld van
Borodino en omgeving lagen sinds 7 september, dus al 52 dagen lang,
tienduizenden lijken. Voordat de vrieskou was ingetreden hadden maden en
verrotting hun sporen al nagelaten. Wolven en roofvogels vochten tegen
elkaar om de rest : de vogels om de ogen, de wolven om het vlees (309).
En als Franse soldaten honger hadden, sneden ze
vlees uit gedode
paarden en aten ze het rauw op.
Napoleons leger werd op de terugweg steeds zwakker. Op 3 november 1812
werd het verpletterend verslagen bij Vjazma(tussen Moskou en Smolensk).
Napoleon gaf de schuld aan de koude, maar die viel pas in op 6 november.
En het werd pas echt koud
in december 1812. Van dan af was de koude ondraaglijk voor de uitgeputte
Fransen en hun bondgenoten, die in openlucht moesten slapen, zonder
tent, met ontoereikende kledij en onvoldoende eten(313). De Russische
paarden hadden ook te weinig hooi en haver, de soldaten alle dagen enkel
biscuit en zeer dunne havermoutpap, maar ze droegen wel warme bontjassen
en met bont gevoerde laarzen.
In 1813-1814 veranderde de situatie : toen bevonden zich een half
miljoen Russische soldaten buiten Rusland, eerst in Polen en Pruisen,
later verderop. Op vijandelijk en neutraal terrein moest het leger
voedsel opvorderen, in principe volgens vastgelegde procedures. Bij
bondgenoten zoals Pruisen, zorgde de geallieerde voor voedsel en
betaalde Rusland dat later terug. Het groothertogdom Warschau was
veroverd en vijandelijk gebied. De Polen werden enerzijds uitgeperst,
anderzijds trachtte men hun loyaliteit te winnen. De Russen hadden één
voordeel : op vele plaatsen haatte de bevolking
Napoleon (nog meer), omdat die dienstplicht oplegde en zij niet
(385). Maar de Pruisen faalden
in de proviandering en dan gingen de Russen over tot hun gebruikelijke
tactiek : de Polen de duimschroeven aandraaien, vooral na elke nieuwe
oogst (479). Dan moesten ze grote hoeveelheden graan, vlees (524.000
kilo ) en wodka (295.000
liter ) leveren voor de soldaten en haver voor de paarden (479). Deze
voorraden werden vervoerd naar de Russische troepen in Bohemen, Pruisen
en verderop in het westen. En wanneer de Russen in Frankrijk (en onze
gewesten) aankwamen, waren de lokale boeren het slachtoffer van hun
vorderingen en plunderingen (557).
De voornaamste oorzaak van Napoleons definitieve nederlaag was wsch. de
coalitie tussen Rusland, Oostenrijk en Pruisen en het feit dat Napoleon
in 1813-1814 het moest stellen met minder opgeleide soldaten. Ik heb de
indruk dat dit doorslaggevender was dan de door Lieven zo geprezen
Russische voedselbevoorrading, want die
liep toch ook geregeld mank.
In Leipzig lag de leiding bij Barclay de Tolly en Schwarzenberg. Zij
beëindigden Napoleons
overheersing over Duitsland.
Lieven eindigt als volgt : de Russische en de Europese veiligheid hingen
samen en dat is nu nog altijd zo. Het Russische leger, dat in 1813 –
1814 door heel Europa oprukte, werd bijna overal begroet als
bevrijdingsleger. Laten we hopen dat dit ook effectief zo was. De Russen
verlosten Europa van de dwingelandij van Napoleon, maakten een einde aan
een tijdperk van voortdurende oorlog en luidden het herstel in van de
Europese handel en welvaart (596).
De vernietiging van Napoleon leidde vooral tot een sterke toename van de
Engelse macht : na Waterloo was Engeland een eeuw lang wereldwijd
superieur, met veel minder
verlies aan mensenlevens en aan
geld dan Rusland en Frankrijk. En hoewel Wellington en Castlereagh een
even grote hekel hadden aan democratie als tsaar Alexander, betekende
die Britse overmacht ook dat de liberaal-democratische principes een
groot deel van de wereld veroverden en uiteindelijk ook het tsarenregime
fataal werden.
Maar in de eeuw na 1815 waren ook de Russische welvaart en bevolking
flink toegenomen en profiteerde het land van de integratie in het door
Engeland aangevoerde mondiale kapitalisme(592).
Lieven zorgt voor een verfrissend geluid in het 200 jaar oude
Napoleondebat. Zijn bewondering voor de Russen is groter dan die voor
zijn eigen landgenoten. De Russen werden zeker niet overal verwelkomd
als bevrijders : in zijn knap dagboek doet
Leuvenaar Hous (2) zijn beklag over het gedrag van de Kozakken in
zijn stad.
Het boek van Lieven is voorzien van heldere kaarten van alle slagvelden
uit de periode 1812 – 1814, van Borodino tot Parijs. Het komt heel
vreemd over dat een kaart van de slag bij Waterloo ontbreekt, te meer
omdat de auteur veel aandacht wijdt aan de gevolgen daarvan (591-593).
Ik mis ook een stamboom van de familie Bonaparte en nog meer van de
tsarenfamilie. En een chronologische tabel met de voornaamste Europese
gebeurtenissen uit de
periode 1789 - 1815. Lieven besteedt weinig
aandacht aan de niet-Fransen in
het leger van Napoleon en de niet-Russen in dat van de tsaar. En evenmin
aan het wedervaren van de
westerse krijgsgevangen in Rusland. Blijkbaar hoort dat niet bij zijn
krijgsgeschiedenis.
Lieven vertelt ook nooit hoe vroegere steden zoals
Austerlitz(1805), Friedland(1807) of Tilsit(1807)
nu heten of waar ze nu liggen : Austerlitz heet nu Slavkov u Brna
en ligt in Tsjechië, Friedland is omgedoopt tot Pravdinsk en ligt net
zoals Tilsit(nu Sovjetsk) in de
provincie Kaliningrad; Tilsit ontstond in de 13° eeuw rond een kasteel
van de Duitse Orde in Oost-Pruisen; in 1946 werd heel de Duitse
regio Königsberg veranderd in de Russische provincie
Kaliningrad, met als tweede stad Sovjetsk, aan de oever van de
Memel, die de grens vormt met Litouwen.
Opmerkelijk is hoe weinig lessen de Duitsers
in de Eerste en
zeker Tweede WO
getrokken hebben uit de gebeurtenissen van 1807-1815. Dit boek is
dan ook een aanrader om de afloop van de 2° W.O. beter te begrijpen.
Kennis van de militaire terminologie is nuttig in heel het
verhaal en nodig om de twee lange appendices over het Russische leger te
begrijpen (601-619). Het is opmerkelijk
hoeveel buitenlandse, vooral Duitse officieren dat leger telde.
Het register is bijzonder gedetailleerd; gelukkig maar, want het boek
wemelt van eigennamen en
begrippen; voor tsaar Alexander
alleen al beslaat het twee pagina’s.
Tot slot nog een detail : in het boek is sprake van generaal-majoor
Christoph von Lieven, generaal-graaf Johann von Lieven en Charlotta von
Lieven. De auteur zegt er niet
bij of ze tot zijn voorouders behoren. Maar hij spreekt wel vol lof over
deze Duitse aristocraten, die in Lijfland, dit wil zeggen ongeveer het
huidige Estland en Letland woonden. Het waren zeer plichtsbewuste,
loyale, harde werkers en
bekleedden topfuncties in het Russische leger en in de directe entourage
van de tsaar.
Referenties :
1.
Dominic Lieven,
Rusland tegen Napoleon.
De strijd om Europa(1807-1814).
Vertaling van : Russia against Napoleon.
Uitgeverij Spectrum, Houten / Standaard, Antwerpen, 2009.
735 p. + 16 p. foto’s; kaarten, noten, bibliografie, register.
ISBN 978 90 491 0250 0; € 39,95.
2.
Edward De Maesschalck,
Overleven in revolutietijd. Een ooggetuige over het Franse bewind
(1792-1815).
Uitgeverij Davidsfonds, Leuven, 2003.
Jef Abbeel
december 2009.
| |||
Met onderstaande zoekmachine kunt u zowel zoeken op het www als binnen deze site en Histoforum
|