Urbanisatie in en rondom
Shanghai
In China verlopen heel veel zaken sneller dan elders in de wereld. Dat
geldt ook voor de massale trek van arbeiders en jongeren naar de steden
aan de oostkust en voor de gigantische nieuwbouwprojecten die hiermee
gepaard gaan.
Uitgeverij 010 uit Rotterdam volgt deze gebeurtenissen
op de voet, zoals eerder al bleek uit hun monumentale studie “The
Chinese Dream. A society under Construction” uit 2008(1). Dat algemeen
overzicht wordt nu aangevuld met een detailstudie(2)over de havenstad
Shanghai, waarmee Rotterdam goede banden heeft.
In tegenstelling met andere miljoenensteden die bijna uit het niets
verrezen, heeft Shanghai een traditie van ruim 150 jaar internationale
havenstad en contactplaats tussen China en het Westen.
Stadsplattegrondjes uit 1843 e.v. illustreren dit (p. 10-11).
Een internationaal team van auteurs schetst eerst de evolutie sinds
1978, vervolgens de historische groei en dan staan ze weer stil bij de
hedendaagse urbanisatie.
Sinds 1978 is de diameter van de stad elk jaar gemiddeld 1 kilometer
langer geworden, vooral in westelijke richting. Het stedelijk Master
Plan van 1999-2020, waarvan de succesrijke wereldtentoonstelling het
bekendste onderdeel vormde, werkt(e) policentrisch met drie soorten
proefprojecten : stadswijken van 50.000 inwoners, New Towns van 50.000
tot 500.000 en New Cities van 500.000 tot 1 miljoen. De Huangpu en de
Yangtze spelen een centrale rol in deze urbanisatie.
In 2000/2007 werd de ontwikkeling van het omliggende platteland
geïntegreerd in dit schema en kwam men tot 1 centrale stad, 9 new
cities, 60 new towns en 600 central villages.
Al die begrippen krijgen achteraan(p. 412) korte definities, die niet
altijd uitblinken in helderheid en soms afwijken van de internationale
begripsomschrijvingen.
De nieuwe steden hebben oppervlaktes van 60 tot 85 km², ze bieden alles
wat mensen van een stad verwachten en ze streven ernaar om de
industriële ontwikkeling te combineren met een normaal stadsleven en met
aandacht voor het milieu. Shanghai moet het bindmiddel zijn tussen alle
locaties in de Yangtze-delta. Tot zover de theorie en de ruimtelijke
planning. Achter die nieuwe steden zitten ook nog andere bedoelingen :
stadsmensen besteden meer geld en doen de economie draaien; steden
bieden eindeloos veel meer comfort dan het platteland. De overheid
probeert er ook een gemeenschapsleven op gang te brengen en de mensen
ertoe te brengen dat ze zich daar thuis voelen en met elkaar verbonden
zijn.
De verstedelijking van Shanghai is helaas niet rimpelloos verlopen. Elk
jaar zoeken 15 miljoen plattelandsmensen hun geluk in de steden. 300.000
van hen trekken naar Shanghai, al 30 jaar lang. De overheden hebben het
proces niet volledig in de hand kunnen houden. Door de toestroom van
deze miljoenen economische migranten is (ook) Shanghai een overbevolkte
stad geworden : sommige centrale stadswijken hebben een
bevolkingsdichtheid van 50.000 inwoners per km², dus ruim tien keer
zoveel als Amsterdam en vele westerse steden. Ook de voorsteden zijn
overbevolkt, met als gevolg dat de heel vruchtbare rijstgronden van de
Yangtze-delta straks ook zullen sneuvelen voor compacte buildings en dat
de waterbevoorrading in gevaar kan komen.
Na deze inleidende hoofdstukken, schetsen de auteurs de historische
groei van de stad. De eerste bloeiperiode was de 13° eeuw, met dank aan
de textielindustrie. Dan volgde de expansie in de richting van de zee :
Shanghai betekent naar of boven de zee.
De tweede bloeitijd kwam in de 19° - 20° eeuw, na de fameuze
Opiumoorlogen (1839-1860). Westerse landen veroverden toen concessies in
China : steden waar zij de baas waren van 1843 tot 1943 en waar zij hun
westerse rechtspraak uitoefenden. De auteurs noemen de Amerikanen,
Britten en Fransen, maar ze vergeten België, Duitsland, Nederland en de
Portugezen, die van 1555 tot 1999 in Macao zaten. En de Britten bleven
in Hong Kong tot 1997. Westerse architecten zetten in die eeuw grote
bankgebouwen op de Bund en de stad groeide tot 3 miljoen inwoners,
waarmee ze wereldwijd nummer drie was na Londen en New York, de
leidinggevende financiële centra. Sindsdien fungeert Shanghai ook als
brug tussen China en de rest van de wereld. De Japanse invasie maakte
een einde aan de expansie in de richting van de monding van de Huangpu
en Yangtze.
In 1949 volgde de reactie op de westerse en Japanse invasies :
buitenlanders moesten China verlaten en de stad en het land werden
afgesloten van de wereld tot in de jaren ’70.
In de jaren ’50 volgden Mao en de stadsregering het voorbeeld van de SU.
Twee Russische experts, Simakov en Benenikov, werden uitgenodigd om de
vijfjarenplannen van 1953 en 1959 te ontwerpen. Hierin werden wonen en
werken dichter bij elkaar gegroepeerd volgens het danwei-principe : de
werkgemeenschap, waarin velen samenwonen in gesubsidieerde huizen en
hetzelfde ambacht uitoefenen. Mao ontwierp dit in 1949 en in 1978
behoorden 95 % van alle Chinezen tot zo een danwei. Vanaf 1998 kwam er
een einde aan dit systeem. Naast agrarische, kwamen er ook industriële
gemeenschappen op het platteland, met zware industrie en grote
gemeenschapshuizen voor de gezinnen van de arbeiders.
Het idee van grote steden werd verlaten ten voordele van kleinere,
waardoor het platteland meer gecontroleerd werd en de verse producten
ook beter naar de steden vervoerd konden worden. Ook rondom Shanghai
moesten kleinere satellietsteden komen met 50.000 à 200.000 inwoners.
Het plan ging niet door wegens de mislukking van de Grote Sprong
(1958-1961) en het drama van de Culturele Revolutie (1966-1976), waarbij
de leidende klasse en de intellectuelen uit de steden naar de
rijstvelden werden verjaagd.
Vanaf 1978 kenden de steden weer een heropleving. In 1980 werden
Speciale Economische Zones geïnstalleerd, eerst in Shenzhen, in 1992 ook
in Shanghai. Hier mocht men weer handel drijven met buitenlanders en
werden belastingvoordelen gecreëerd. Massa arbeiders kwamen van het
platteland naar hier afgezakt.
Daarmee begon voor Shanghai de derde periode van economische bloei. Deze
duurt voort tot vandaag. Expreswegen werden aangelegd, in 1994 een
binnenring van 50 km, in 1996 een buitenringweg van meer dan 100 km en
één van 300 rond de voorsteden. In 2009 startte men met een 5° ring met
de opening van de brug naar het Chongming eiland. In 1995, 1997 en 2007
werden er ondergrondse metrolijnen geopend. Bij de opening van de
wereldtentoonstelling had Shanghai een groter metronet dan Londen. En
men wil het verdubbelen tegen 2020.
De meeste bouwactiviteiten gingen gepaard met afbraak van de oude
huisjes en verhuis naar nieuwe, zowel in de stad als in de omliggende
dorpen. De meeste nieuwe steden die tot stand kwamen in het kader van
het “One City, Nine Towns Development Plan (1999-2020) en de 1-9-6-6
strategie, werden aangelegd op basis van een tabula rasa : alle
bestaande agrarische structuren werden opgeheven, alle inwoners werden
verhuisd. Foto’s illustreren de afbraakactiviteiten (29-33). De nieuwe
steden zoals “Briljant City”(2002) zijn vooral hoogbouw. De
aanlokkelijke foto’s vertellen ons niets over het tevredenheidgevoel van
de bewoners. In de nieuwe modeldorpen zoals Dazhi (51) zijn de huizen
van normale hoogte.
Propaganda-affiches (55) sporen de mensen aan om de Communistische
Partij te volgen bij haar inspanningen om China opnieuw tot bloei te
brengen.
Bij de vele projecten hebben ook talrijke buitenlandse architecten een
kans gekregen : Canadese, Nederlandse, Britse, Franse,
Italiaanse,Zweedse, vele Duitse. Zij zorgen voor de nodige afwisseling.
Holland Village is opgetrokken in Gaoqiao New Town in het Pudongdistrict
tussen 2001 en 2010. Deze New Town telt 80.000 geregistreerde en 40.000
niet-geregistreerde inwoners. Deze laatsten zijn vooral rurale
arbeidsmigranten(224-229) en kleine boeren die groeten en freuit komen
verkopen op informele markten (158-159). Het dorp telt momenteel een
paar honderd, maar in 2020 7.000 à 20.000 bewoners, op 1 km². De foto’s
van de riante koopmanshuizen, kanalen, riviertjes, fietspaden, een
vismarkt en een kerkje zijn te bekijken op p. 106-117. Duitse
architectuur neemt een prominente plaats in. Een voorbeeld is
Kirchsteichfeld ,een schijnbaar Middeleeuws stadje nabij Potsdam,
gebouwd rond een kerk in 1992-1997, dat nagevolgd is in Anting en 20.000
inwoners zal herbergen(224-225).
De Britten zijn o.m. present met Thames Town in Songjiang (224-229,
277). In Hong Kong (242 – 256) blijft hun invloed toonaangevend; Le
Corbusier is daar ook present. De New Towns focussen er meer op
functionaliteit, terwijl Shanghai een voorkeur heeft voor Lifestyle.
Shanghai en Hong Kong (met Shenzhen) zijn supersteden van over de 30
miljoen inwoners, die tegen 2025 zullen uitdeinen tot megaregio’s van
ruim 100 miljoen (256).
De auteurs geven ook voorbeelden van villawijken. Opvallend hierbij is
het wij-gevoel : het is vaak seriewerk, met weinig ruimte voor
individuele architectonische expressies(220,272).
Het urbanisatieproces had ook zijn schaduwzijden : uitdrijving uit oude
woningen, teloorgang van traditionele lokale gemeenschappen, speculatie,
waardoor velen zeer rijk zijn geworden en waardoor de woningen in
Shanghai en Beijing zeer duur zijn. Op termijn kan dit een factor van
sociale onvrede worden. Ongeveer 80 % van de woningen zijn privébezit.
Het duurst zijn de “exotische” gebouwen uit de tijd van de Westerse
suprematie(1839-1949).
Achteraan (p. 321-368) krijgen we aanlokkelijke fotosessies van nieuwe
stedelingen: een voormalig landbouwersgezin, waarvan de boer nu
bouwvakker is; een jong koppel uit de middenklasse; twee welgestelde
gezinnen die de drukke stad Shanghai achter zich lieten voor een
rustiger voorstad; een gepensioneerde boer en boerin, die hun boerderij
moesten inruilen voor een appartement en klagen dat ze hun eigen
moestuin niet meer hebben; twee arbeidersgezinnen. Het aantal kinderen
beperkt zich bij deze voorbeelden telkens tot 1.
De auteurs informeren ons ook over de oppervlakte en de prijzen : 42 tot
100 m² en 11.000 tot 13.000 RMB / renminbi (ca. 1/10° euro).
Het laatste artikel handelt over de zoektocht naar een
gemeenschappelijke identiteit. De auteur bekijkt niet enkel de huidige
situatie, maar ook de experimenten van Mao met danweis of
werkgemeenschappen. Dit systeem is aan ’t verdwijnen, werk en woning
vormen nu geen eenheid meer, maar de wijkcomités blijven bestaan. Ook de
bijna vaste klassenstructuur of opdeling in arbeider, boer, soldaat,
waartoe tot 1979 ca. 90 % van de bevolking behoorde, heeft plaats
gemaakt voor competitie en carrièremogelijkheden. De grote steden hebben
nu een modieus geklede middenklasse, die 38 % van de bevolking
vertegenwoordigt en blijft aangroeien (374).
De nieuwe cities en towns liggen op flinke afstanden van de centrale
steden. Het zijn verzamelplaatsen van rurale arbeidsmigranten, bewoners
die hun verouderde stadswijk moesten verlaten, boeren die hun land
verloren. De opbouw van sociale netwerken zal hier lang duren.
De nieuwe bourgeoisie woont niet bij hen, maar in aparte villaparken,
luxueuze residentiële enclaves in nabije of verder gelegen voorsteden.
Sommigen hebben twee à drie huizen. De vroegere sociale controle is
vervangen door private bewakingsfirma’s en de villa’s zijn sterk
beveiligd. In de meeste huishoudens buiten de centrale stad wonen ook de
grootouders, die traditioneel zorgen voor het kleinkind, terwijl beide
ouders werken.
Alle Chinezen die geïnterviewd werden, vertellen dat de oriëntatie van
hun woning naar het zuiden essentieel was omwille van de traditie, het
zonlicht en om de was te drogen. Ze klagen niet over de
bevolkingsdichtheid, de beperkte oppervlakte of de prijs van de woning
en ze beschouwen de speculatie niet als een probleem, maar als een
voorbijgaand fenomeen (392).
De bijzonder talrijke foto’s , zeker tussen p. 85 en 368, zijn een genot
voor het oog en geven een mooi, wellicht geflatteerd beeld van het leven
in de nieuwe stadsdelen. Ze zien er alleszins veel aantrekkelijker uit
dan de oude, vuile, vervallen woonwijken, die alle essentieel comfort
missen en waar wij westerlingen niet zouden kunnen wonen. Behalve de
zeer heldere foto’s in relatief groot formaat, zijn er ook veel matte,
eerder grauwe; deze zijn vaak niet duidelijk. Het boek bevat ook
plattegrondjes van de aparte cities en Towns, maar helaas geen enkele
die alle stadsdelen tegelijk weergeeft. Daarvoor kun je terecht in de
“Atlas of China”(3), p. 74 – 81.
Ik mis ook foto’s van gebouwen zoals sporthallen, zwembaden,
bibliotheken, scholen, ziekenhuizen, medische centra, hoewel die zeker
aanwezig zijn in de nieuwe woonbuurten.
Het boek heeft geen bibliografie op het einde, maar bij elk artikel van
de zes Chinese, twee Nederlandse, één Canadese en één Britse auteurs
staan genoeg verwijzingen naar verdere literatuur. Het boek is tweetalig
: Engels op de linkerpagina, Chinees op de rechterzijde.
Referenties :
1. Dynamic City Foundation – Neville Mars – Adrian Hornsby, The Chinese
Dream. A society under construction. Uitgeverij 010, Rotterdam, 2008.
784 p. ; harde kaft, foto’s, tabellen, grafieken, woordenlijst. ISBN 978
90 6450 652 9; € 49,50.
2. Harry den Hartog, Jiang Jun e.a., Shanghai New Towns. Searching for
community and identity in a sprawling metropolis. Uitgeverij 010,
Rotterdam, 2010.
416 p. ; foto’s, plattegrondjes, literatuur, woordenlijstje. ISBN
978-90-6450-735-9; € 29,50.
3. Du Xiurong, Atlas of China. Uitgeverij SinoMaps Press, Beijing,2007.
285 p. ; kaarten, tabellen, tekst, register. ISBN 978-7-5031-4178-2; 160
RMB.
Jef Abbeel dec. 2010 – januari 2011.
|