Toetsing bij geschiedenis

Toetsing

In de rubriek toetsing vindt u informatie over allerlei aspecten van toetsing bij het vak geschiedenis.

De Sovjetunie en Oost-Europa

Bron A



Een politieke tekening, getekend op een muur in Praag in 1968.

Bron B



Een politieke tekening, gepubliceerd in de Engelse krant 'Sunday Times' in 1980. USSR= Sovjet-Unie, Poland = Polen.

Gebruik bron A en B

3p Bestudeer de twee politieke prenten hierboven. Beantwoord dan de volgende twee vragen:
1. Wat wil de tekenaar van bron A met zijn tekening zeggen?
2. Hoe vergelijkbaar zijn de twee bronnen?

Vraag 1

Antwoord van een leerling op vraag 1


De tekenaar wil zeggen dat je het leger niet moet vertrouwen. In 1945 was het leger duidelijk aardig tegen de bevolking, want een klein meisje biedt een soldaat bloemen aan. Maar in 1968 was het leger verschrikkelijk en schoot het meisje dood.

Commentaar van een examinator op het antwoord op vraag 1

De leerling heeft geprobeerd de tekening uit te leggen. Maar hij heeft de tekening duidelijk niet begrepen. De leerling had elementen uit de tekening moeten noemen om duidelijk te maken wat ermee werd bedoeld.

Elementen die de leerling had moeten zien:
- De tekening is uit 1968 en op de tekening zelf gaat het niet alleen over 1968, maar ook over 1945.
- In 1945 geeft een meisje bloemen, terwijl in 1968 het meisje slachtoffer is.

Wat de leerling had moeten/kunnen begrijpen:
- De tekening gaat over Tsjecho-Slowakije.
- De ster op soldaat is de rode ster waarmee het Russische leger wordt aangeduid.
- In 1945 werd Tsjecho-Slowakije bevrijd door het Russische leger (van de Nazi's); in 1968 onderdrukte het Russische leger de 'Praagse Lente'.

Een antwoordmodel

Uit het commentaar op het antwoord van de leerling wordt duidelijk dat de examinator een 'historisch'antwoord had verwacht. Terecht natuurlijk. Het a-historische antwoord van de leerling krijgt dan ook geen punten.
De vraag is hoe je het commentaar van de examinator kunt gebruiken voor een, zo eenduidig mogelijk, antwoordmodel. Een suggestie.

Maximale score 3 punten.

• In 1945 verwelkomden de inwoners van Tjechoslowakije het Russische leger. 1 punt
• Omdat zij hen kwamen bevrijden van de nazis's. 1 punt
• De (zelfde) Russische soldaten maakten in 1968 een einde aan de 'Praagse Lente' / onderdrukten in 1968 het Tjechische volk. 1 punt

Door een antwoordmodel te maken waarbij de verwachte antwoord elementen zoveel mogelijk afzonderlijk worden benoemd en daaraan telkens slechts één punt toen te kennen krijg je een antwoordmodel dat zoveel mogelijk examinator onafhankelijk is. Voorwaarde is uiteraard wel dat alle examinatoren zich in het antwoordmodel moeten kunnen vinden.

Vraag 2

Antwoord van een andere leerling op vraag 2:


De twee bronnen lijken erg op elkaar. Beide gaan over de macht van de SU over een Oost-Europees land. In bron A wordt het Tsjechische volk (het meisje) eerst door het Russische leger in 1945 bevrijd van de Duitse bezetters, en daarna, in 1968, onderdrukt.
Bron B vind ik moeilijker te begrijpen. Die tekening is uit 1980. Toen vroegen de Polen aan de Russen om meer vrijheid dan de Russen wilden toestaan. Daarom heeft de tekenaar het woord USSR (Sovjet-Unie) een deel van het woord Polen laten vertrappen.

Er zijn ook verschillen tussen de tekeningen. De één gaat over Tsjecho-Slowakije, de ander over Polen. Bron A vindt de Russen eerst aardig en later niet meer. Bron B vindt de Russen alleen harde onderdrukkers.

Commentaar van een examinator op het antwoord op vraag 2


De leerling heeft uitstekend geantwoord. Hoe vergelijkbaar betekent dat hij overeenkomsten en verschillen moet noemen. Hij heeft het over beide en noemt juiste overeenkomsten en verschillen.

Je mag aaannemen dat de vragensteller de opmars van de Russen in Oost-Europa na W.O.II en de inval in Tjechoslowakije in 1968 heeft behandeld en hij wil dat de leerling zijn kennis van de na-oorlogse politiek in Oost-Europa toepast op deze tekening die betrekking heeft op twee jaren in de geschiedenis van Tjechoslowakije.

Een antwoordmodel

De crux van de tweede vraag is dat van leerlingen een afweging wordt gevraagd. Het gaat om een enerzijds-anderzijds vraag. De ervaring leert dat leerlingen dat uit zichzelf vaak niet doen. Met vragen als 'hoe vergelijkbaar zijn de bronnen' of 'in hoeverre zijn de bronnen vergelijkbaar' moet dan ook geregeld geoefend worden, waarna de opdrachten ook goed nabesproken moeten worden. Modelantwoorden kunnen daarbij een goede dienst bewijzen.

Een verschil kan zijn dat bron A op twee jaartallen betrekking heeft en bron B slechts op één jaartal. Een ander verschil is dat bron A betrekking heeft op Tsjechoslowakije en bron B op Polen. Het is echter de vraag of dit een belangrijk onderscheid is, gelet op het vermoedelijke doel van de opdracht. Het is zelfs niet onmogelijk dat slimme leerlingen deze verschillen niet een zullen noemen omdat het antwoord wel heel erg voor de hand ligt en geen historisch denken vereist. Waarschijnlijk had de vraag daarom beter kunnen luiden; Wat is de overeenkomst tussen beide bronnen. Dit geldt temeer als de gebeurtenis uit bron B niet in de les is behandeld.

Maximale score 3 punten (bij ongewijzigde vraag).

• Beide bronnen gaan over de macht van de SU over een Oost-Europees land. (In bron A wordt het Tsjechische volk (het meisje) eerst door het Russische leger in 1945 bevrijd van de Duitse bezetters, en daarna, in 1968, onderdrukt). 1 punt
• Bron A heeft betrekking op Tjechoslowakije en bron B op Polen. 1 punt
• Bron A vergelijkt de situatie in twee verschillende jaren, bron B heeft betrekking op één jaar 1 punt
Maximale score 1 punt (bij gewijzigde vraag).
• Beide bronnen gaan over de macht van de SU over een Oost-Europees land. (In bron A wordt het Tsjechische volk (het meisje) eerst door het Russische leger in 1945 bevrijd van de Duitse bezetters, en daarna, in 1968, onderdrukt). 1 punt

Bron: Geschiedenis in de klas

 

1. De Eerste Wereldoorlog

2. Hitler, onze laatste hoop

3.De depressie