Histoforum |
||||
De Kruistochten | ||||
Fragmenten uit (voorpublicatie): De Kruistochten. Eeuwen Jihad om het Heilig Land (Tijdlijnboeken) Christus als
aanvoerder van de christelijke jihad. Miniatuur, begin 14de
eeuw. DE
TWEEDE KRUISTOCHT
De kruistocht van Bernardus en Eleonora
(1146-1148) ....
Vézelay, Pasen 1146 De val van Edessa veroorzaakte een schok bij de
religieuze en wereldlijke elites in Oultremer (de kruisvaarderstaten in
Palestina) en in Europa. Tot dan toe had het Koninkrijk Gods op aarde
onaantastbaar geleken. Het volstond om een onafgebroken stroompje
ridders naar het Heilige Land te zenden, en alles zou wel in orde
blijven. Paus Eugenius III riep op tot een nieuwe
kruistocht. Op 31 maart 1146, hoogfeest van Pasen, hield Bernardus van
Clairvaux een bezielende toespraak tot de Franse koning Lodewijk VII en
zijn belangrijkste baronnen, die in groten getale bijeengekomen waren in
Vézelay. De aankondiging dat Bernardus zou spreken lokte
enorm veel volk naar Vézelay. Bernardus (1090-1153), de charismatische
abt van de cisterciënzerabdij Clairvaux, was de meest invloedrijke
prediker van Europa, het morele geweten van zijn tijd, meer nog dan de
paus. Eugenius III was voor zijn verkiezing trouwens zelf
cisterciënzermonnik geweest. Omdat de basiliek te weinig plaats bood voor de
opgekomen massa, werd het spreekgestoelte opgesteld in een open veld. De
plaats van waar hij preekte, boven de helling van een uitgestrekt dal,
wordt nog steeds gemarkeerd door een bemost stenen kruis. Meegesleept door zijn bezielende woorden knielde de
koning neer en legde de kruisvaardergelofte af, gevolgd door zijn
vazallen. In hun gezelschap: de
Vlaamse graaf Diederik van de Elzas. In navolging van zijn leenheer
nam hij voor een tweede keer het kruis op. Hun voorbeeld inspireerde de hele massa uit alle
rangen en standen. In de kortste keren was men door de gereedliggende
stapel kruisen heen. De joelende aanwezigen verscheurden lappen stof om
kruisen te maken en bij het vallen van de avond waren nog steeds niet
alle kruisvaarders van een teken voorzien.
In de herfst van 1146 bereikte hij Vlaanderen, waar
graaf Diederik hem tegemoet kwam in Ieper. Vergezeld door de graaf
reisde hij via Veurne naar Brugge en ten slotte naar de abdij van
Affligem. De graaf en de beroemde abt kenden elkaar al jaren. Diederik
had daarbij een sterke persoonlijke motivatie om het kruis aan te nemen:
hij reisde reeds naar Palestina in 1138-1139. Van daar bracht hij zijn
tweede echtgenote mee, prinses
Sibylla, dochter van de vooraanstaande tempelier Fulco van Anjou en
Melisende, het koningspaar van Jeruzalem. Zijn verstandhouding met de
tempeliers was dan ook uitstekend: zij fungeerden als geldschieters voor
zijn kruistocht. Nog voor de abt Vlaanderen had verlaten, werd hij
gewaarschuwd voor de explosieve situatie in Duitsland. Net als in de
aanloop naar de Eerste Kruistocht, vijftig jaar eerder, overviel het
gepeupel de Joodse gemeenschappen langs de Rijn. De Kerk was
in die tijd officieel gekant tegen de Jodenvervolging en de
prediking van Bernardus was beslist niet antisemitisch. De abt haastte zich naar het Rijnland, om verdere
moordpartijen te stoppen. Hij zond de cisterciënzermonnik die het oproer
had veroorzaakt met schande overladen naar zijn klooster terug.
Bernardus was woedend omdat de man de bijbelse verbodsbepalingen tegen
het doden van Joden had overtreden. Nu de razende meutes gekalmeerd
waren, richtte de abt zich tot de Duitse koning Koenraad.
Rooms
koning Koenraad III van Hohenstaufen (1093-1152) was één van
Europa's belangrijkste vorsten, maar de paus zag hem liever niet
vertrekken. Omwille van het onstabiele politieke klimaat in Rome en de
ongebreidelde ambities van Rogier II van Sicilië, hield hij zijn
bondgenoten liever in de buurt. Daarbij kampte Koenraad met minstens
vijf grote conflicten in zijn eigen gebieden. Die leken plotseling van
de baan toen een paar van zijn voornaamste tegenstanders zich opgaven
voor de kruistocht, dankzij de weergaloze oratorische gaven van
Bernardus. Bernardus vond het van essentieel belang dat
Koenraad met een Duits leger naar het Heilige Land zou trekken en koning
Lodewijk zou vergezellen. Maar Koenraad had niet veel zin in een
kruistocht, altijd al een langdurige en gevaarlijke onderneming. Hij was
tenslotte een oude man van over de vijftig met een zwakke gezondheid,
niet in conditie om de zware reis te overleven. Hij vond dat hij in de
heilige oorlog het zijne deed door tegen de heidense Slaven en Wenden in
Oost-Europa te strijden en de paus te verdedigen in Italië tegen Rogier
II. Dat was echter gerekend buiten de vastberaden Bernardus. Op Kerstmis
in Spiers en andermaal twee dagen later sprak hij Koenraad in gloeiende
bewoordingen toe, midden een grote menigte. De koning barstte in tranen
uit en legde de kruisvaardergelofte af.
De verovering van Lissabon en het ontstaan van Portugal In de Lente van 1147 verzamelde zich voor de kust
van Zuid-Engeland in de baai van Dartmouth een gestaag aanzwellende
vloot met kruisvaarders uit Normandië, Vlaanderen, Engeland en het
Rijnland. Zij verkozen de zeeweg boven de landroute van de hoofdlegers.
Een neef van Godfried van Bouillon, graaf Arnold van Aarschot, voerde de
Rijnlanders aan; slotvoogd Christiaan van Gistel de Vlamingen en Hervey
de Glanville de Anglo-Normandiërs. Om ruzies tussen de verschillende
contingenten te vermijden zwoeren ze een eedverbond om een strikt
reglement na te leven. In mei 1147, na het verstrijken van het
stormseizoen, zeilden niet minder dan 180 schepen van alle afmetingen
naar het zuiden. In plaats van het Iberisch schiereiland te ronden hield
de armada halt in Portugal. Of dat toevallig geschiedde dan wel volgens
voorafgaande afspraak, zal wel immer een geheim blijven. In ieder geval,
hun aankomst was meer dan welkom voor koning
Alfonso Henriques, die pas
kort daarvoor in 1139 Portugal had uitgeroepen tot onafhankelijk
koninkrijk. Hij wilde Lissabon veroveren, de schitterende stad aan de
Taag. Zijn bondgenoten lokte hij met de belofte dat ze de stad drie
dagen zouden mogen plunderen. Honger zoals in de Eerste Kruistocht
hoefden de belegeraars niet te vrezen: het gebied was rijk aan vis en
fruit. Toch bleek de belegering geen sinecure. De gevechten duurden de hele zomer en de Moren
gaven zich pas over op 24 oktober 1147 toen de val van de stad nog
slechts een kwestie was van enkele dagen of zelfs uren. Over wat er toen gebeurde verschillen de meningen.
Volgens een ooggetuige richtten de kruisvaarders een bloedbad aan.
Anderen zeggen dan weer dat de moslims behoorlijk behandeld werden om
hen in de stad te houden. In ieder geval namen de kruisvaarders de
beloofde buit in ontvangst en bleven comfortabel de hele winter in
Portugal. Velen besloten er te blijven. Een gedeelte van hen beschouwde
hun kruisvaarderbelofte als vervuld en keerden weer naar huis. De
overigen gingen onder zeil naar de Levant. Slechts een fractie van de
oorspronkelijke troepen, zette na de overwinning de tocht naar Jeruzalem
voort. Eeuwenlang zou er hierna blijvend een goede
verstandhouding heersen tussen Portugal, Vlaanderen en Engeland, wat
uitgedrukt werd in talrijke vorstelijke huwelijken over en weer. In zijn lange leven voerde Alfonso ook hierna
voortdurend strijd, niet alleen tegen de Moren, maar eveneens tegen de
koning van Leon en Castilië, die hem als een rebel bleef beschouwen. In de herinnering van de Portugezen leeft hij tot
op heden voort als een held en stichter van hun natie.
Lodewijk VII en Eleonara van Aquitanië Geen enkele kruistocht startte met meer
hooggespannen verwachtingen of onder een gunstiger gesternte. Gepland
door de paus, gepredikt en geïnspireerd door de gulden welsprekendheid
van Bernardus en geleid door de twee grootste vorsten van West-Europa.
Lodewijk VII was in 1137 gehuwd met Eleonora, de
mooie en energieke erfgename van het uitgestrekte, rijke hertogdom
Aquitanië. Eleonora (1122-1204) was toen vijftien, hij zeventien. Ten
tijde van de kruistocht hadden ze slechts één dochter en nog geen
mannelijke erfgenaam. Het verhaal gaat dat Bernardus haar een zoon
voorspelde als ze naar Jeruzalem ging. Daarom vergezelde ze haar gemaal
op kruistocht. Haar grootvader, Willem IX had deelgenomen aan de
expeditie van 1101 en haar oom, Raymond van Poitiers, was sinds een
tiental jaren de vorst van het strategisch belangrijke prinsdom
Antiochië. De jonge vorstin liet zich niet onbetuigd bij de
rekrutering. Zij ondernam een geestdriftige rondreis door haar
uitgestrekte gebieden. Met resultaat! Haar vazallen brachten een grote
afdeling goed uitgeruste en geoefende ridders op de been. ....
De weg naar Hattin
Wedkamp om Egypte
Helaas was de reële situatie veel te complex, zelfs
voor een eerlijke documentaire met serieuze pretenties als deze. Om een panoramisch overzicht te krijgen van deze
historische krachtmeting tussen christenen en moslimwereld moeten we
voor een ruimer beeld als het ware vanuit satelliet de gebeurtenissen
inbedden in een breder tijdsgewricht. De situatie omstreeks 1180 is een
kluwen Vanuit de ruimte en een afstand van bijna een
millennium ontrolt zich nu een fascinerend schouwspel. In juni 1149 vertrok de Franse koning Lodewijk VII
(1137-1180) uit Palestina. Daarmee sloot de desastreuze Tweede
Kruistocht af. Tussen dit ogenblik en de catastrofe bij Hattin in 1187
lagen periodes waarin de Franken het overwicht leken te halen of dat
tenminste dachten. Hoezo? Waren de kruisvaarderstaten niet zwaar
gehavend uit de krachtmeting met Noer ad-Din gekomen? Nauwelijks in
staat hun verdediging te handhaven? Op sterven na dood? Neen dus!
Geschiedenis wordt altijd geschreven achteraf, door mensen die de afloop
van de gebeurtenissen kennen. En vanuit die wetenschap haarfijn gaan
uitleggen waarom alles noodzakelijk moest aflopen zoals het gegaan is.
Maar zo werkt het nu eenmaal niet. Noer ad-Din
(‘Licht van het Geloof’)
verzette het eerste stuk op het schaakbord. En wat voor een! Door een
onbegrijpelijke dwaasheid hadden de kruisridders tijdens de Tweede
Kruistocht Damascus belegerd, hun enige bondgenoot in de regio, want
vijand van Noer ad-Din. Dat dreef de stad regelrecht in de armen van de
sultan, zodat deze hier in 1154 vrij gemakkelijk de macht kon grijpen -
een gevaarlijke ontwikkeling voor de Franken. Die kregen een jonge daadkrachtige koning in de
energieke Boudewijn III
(1130-1162), de zoon van koningin Melisende en Fulco van Anjou. Verweg het rijkste land van de Levant was Egypte.
Een moslimland, maar sjiïtisch, sinds de
Fatimiden hier in 969 een
dynastie hadden gevestigd, met een eigen kalief als tegenhanger van de
soennitische kalief in Bagdad. Een moslimland met -vooral op het
platteland- een ruime bevolking van Koptische christenen. Ook heden is
nog 10 tot 15% (afhankelijk van de bron die de cijfers verstrekt) van de
Egyptenaren Koptisch. Zij staan echter sinds de laatste decennia van de
20ste eeuw onder toenemende druk ten gevolge van een groeiend
en soms gewelddadig islamfundamentalisme.
De Fatimiden bouwden een geduchte vloot uit, die
tot een eind in de 12de eeuw de zee zou beheersen. Het land
onderhield drukke commerciële contacten, ook met de christelijke wereld.
Net als in de Oudheid was Alexandrië de meeste kosmopolitische stad van
de Levant: galeien uit het Italiaanse Amalfi, Pisa, Genua, Venetië, het
Siciliaanse Messina of Constantinopel laadden en losten alle mogelijke
goederen, van Egyptisch graan tot goud uit West-Afrika, zijde uit China
of specerijen uit India en onbekende gebieden, nog verder weg. Een rijk
land, een begeerlijke buit, maar een grote hap voor buitenlandse
agressoren.
Politiek gezien waren de Fatimiden sinds de Eerste
Kruistocht gewikkeld geweest in het meest onontwarbare kluwen allianties
dat maar denkbaar en ondenkbaar is: tegen de Franken; met de Franken en
Constantinopel tegen de Turken; met de Turken tegen de Byzantijnen… In 1153 veroverde Boudewijn III van Jeruzalem de
strategische havenstad Askalon die de kustroute beheerste van Palestina
naar het zuiden. De Egyptenaren kochten de vrede tegen een gigantische
jaarlijkse schatting van 160.000 gouden dinars. Boudewijn overleed
echter al in 1163 op amper 32-jarige leeftijd, hoogstwaarschijnlijk aan
tuberculose. Hij werd opgevolgd door zijn jongere broer
Amalrik (1163-1174).
In datzelfde jaar belandde Egypte in een nieuw
kluwen van paleisintriges. De werkelijke macht werd niet uitgeoefend
door de kalief (op dat ogenblik trouwens een kind van negen jaar), maar
door zijn vizier (eerste minister). Door een paleisrevolutie nam een
nieuwe vizier de macht over. Die weigerde de jaarlijkse schatting aan
Jeruzalem te betalen. Dat was voor Amalrik voldoende aanleiding om
Egypte binnen te vallen. In 1167 veroverde hij
Alexandrië. En stel je het
ongerijmde tafereel voor: enkele dagen wapperden kruisvaardervlaggen
boven de machtige moslimstad! Toen trokken de Franken in allerijl weer
naar hun eigen land, gedwongen door de vijandigheid van de bevolking en
de dreiging van een Syrisch - Egyptisch ontzettingsleger.
De opkomst van Salah ad- Din, ‘De Zegevierende Heerser’ Want al enkele jaren waren nieuwe spelers aan zet
op het schaakbord van de geschiedenis. De afgezette voormalige vizier
vluchtte naar Damascus en riep de hulp in van Noer ad-Din, de grote
triomfator van de Tweede Kruistocht, tevens gezworen vijand van de
sjiïtische ‘ketters’ in Egypte. In 1164 zond Noer zijn beste generaal,
de oude, zwaarlijvige, eenogige Koerd Sjirkoeh, met een aanzienlijk
leger om de afgezette vizier in zijn positie te herstellen. Dat lukte en
prompt poogde de vizier van zijn bondgenoot af te raken. Daartoe riep
hij de hulp in van koning Amalrik. Door dit spel van alliantie en
tegenalliantie zou Sjirkoeh de volgende jaren nog vijf keer naar Egypte
moeten trekken. In 1167 nam hij op een nieuwe veldtocht zijn neef mee,
de 29-jarige Yoessoef ibn Ajjoeb (‘zoon
van Ajjoeb’). Sjirkoeh ruimde de onbetrouwbare vizier uit de weg en
nam zijn plaats in. In 1169 overleed hij. Onmiddellijk greep zijn neef
de macht. De geschiedenis kent hem als Salah ad-Din (‘Juistheid
van het Geloof’). De Franken zouden hem spoedig leren kennen als
Saladin (1137 - 1193). Binnen de kortste keren consolideerde hij zijn
positie. Een rebellie van 50.000 zwarte soldaten sloeg hij hardhandig
neer en alle opstandelingen werden over de kling gejaagd. Zijn volgende
prestatie blijft de meest ongelooflijke: geruisloos en zonder
volksopstanden bewerkstelligde hij de overgang van de sjia naar het
soennisme! Standbeeld
van Saladin in Damascus. Links onderaan: Reynaud de Châtillon.
Saladin en het einde van de Fatimiden Bij de meeste hedendaagse studies zit een
merkwaardige lacune in de bronnen wat betreft de overgang van Egypte
naar de ‘orthodoxe’ soenna. Dit krijgt soms slechts hooguit enkele
regels toegemeten. Wie de eeuwenlange onverzoenlijke haat kent die
sjiïeten en soennieten elkaar toedragen, kan moeilijk aannemen dat dit
zo gesmeerd verliep. Natuurlijk waren de Egyptenaren de instabiliteit,
de moorden en de invallen van de Franken beu. Natuurlijk leefden er toen
in Egypte procentueel veel meer Koptische christenen, voor wie het
weinig uitmaakte welke moslims hen als tweederangsburgers behandelden.
Maar toch. Egypte was eeuwenlang sjiïtisch geweest. Moet de chronologie
van de gebeurtenissen niet omgekeerd worden? Kwamen de zwarte
krijgslieden in opstand, na een gedwongen overgang naar de soenna in
plaats van ervoor? En lokte Saladin hen daarom in de val met loze
beloften om hen daarna met vrouwen en kinderen meedogenloos af te
slachten in de woestijn, op weg naar hun thuisland in het zuiden? De vernietiging van het Fatimidische kalifaat
bezorgde de Franken een onwaarschijnlijke doch kostbare bondgenoot: de
Assassijnen. Dit was een
kleine maar geduchte sjiïtische sekte met hoofdkwartier in het
ontoegankelijke gebergte tussen Hama en de Syrische kust. Zij werden
alom en door alle partijen gevreesd: de leden pleegden politieke
moorden, waarvoor niemand veilig was en waarbij zij optraden zoals de
hedendaagse zelfmoordterroristen, die hen trouwens als historisch
voorbeeld nemen. Hun sjeik, die bij de Franken bekend stond als de Oude
Man van de Bergen sloot in 1173 een verbond met koning Amalrik om
Saladin in Egypte te bestrijden. Hier ligt waarschijnlijk de inspiratie
voor de twee aanslagen op diens leven, waaraan hij slechts nipt wist te
ontkomen. En waarna hij op zijn beurt een verdrag sloot met de
Assassijnen. De haat tussen sjiïeten en soennieten duurt voort
tot op de dag van vandaag, met bloederige bomaanslagen op sjiïeten in
Bagdad en zelfs in Pakistan, bij voorkeur tijdens sjiïtische hoogdagen
en het vrijdaggebed in de moskee. Daar zit het grote verschil:
Assassijnen doodden gericht vooraanstaande tegenstanders, nooit in het
wilde weg onschuldige gelovigen.
Standbeeld
van Saladin. Detail: Reynaud de Châtillon als gevangene.
De Derde Kruistocht.
Saladin en Richard Leeuwenhart Samen met Godfried van Bouillon zijn Richard
Leeuwenhart en Saladin de hoofdpersonen, die uit Zelfs de Iraakse dictator Saddam Hoessein, die in
1984 gifgas gebruikte tegen de Koerden in het noorden van Irak, liet
zich op postzegels, schilderijen en standbeelden afbeelden naast
Saladin, als zijn ware opvolger. Omdat hij toevallig in hetzelfde Tikrit
was geboren.
Een jaar vol rampspoed Die hele herfst van het onzalige jaar 1187 leek er
geen einde te komen aan de zegetocht van Saladin en de rampspoed voor de
christenen. Het Ware Kruis verloren; Jeruzalem, de Heilige Stad in
handen van de moslims; de hele orde van tempeliers en johannieters
gedecimeerd; de ene burcht na de andere gaf zich over; de koning,
Guy de Lusignan, zuchtte in
gevangenschap met Gerard de
Ridevorde, de Vlaamse grootmeester van de tempeliers; Akko ingenomen
door Saladin, Tyrus belegerd… Voor de Latijnse kruisvaarderstaatjes leek het
einde der tijden nabij. En toen, totaal onverwacht, nam het wispelturige
Rad van Fortuna een keer. De aartsbisschop van Tyrus, die het slechte
nieuws naar de paus bracht, hield een tussenhalte op Sicilië. Prompt
rustte de Normandische koning van het eiland,
Willem II, een vloot uit van
50 galeien, bemand met 500 ridders. Een deel van zijn troepen zond hij
naar het belegerde Tyrus, de enige resterende vestingstad van het
koninkrijk Jeruzalem, om
Koenraad van Montferrat te helpen de stad te behouden. Een ander
deel landde bij Akko, in handen van de moslims maar belegerd door … Guy
de Lusignan en Gerard de Ridevorde, de twee hoofdschuldigen voor de ramp
bij de Horens van Hattin. Speelfilm
Kingdom of Heaven (2005) Onderhoud
Balian van Ibelin en Saladin voor de overgave van Jeruzalem. Balian: “Wat
is Jeruzalem waard?” Saladin:
“Niets.” - pauze - “Alles!” Hoe was dat mogelijk? Louter bij toeval voer de Italiaanse edelman Koenraad van Montferrat, broer van koningin Sibylla’s overleden echtgenoot Willem Langzwaard, de haven van Akko binnen, vlak nadat de moslims de stad hadden bezet. Hij maakte onmiddellijk rechtsomkeer en zette met zijn gezelschap ridders koers naar Tyrus, waar hij net vóór Saladin arriveerde. Saladin slaagde er niet in de vesting te veroveren en blies begin 1188 de aftocht. Hij wist dat hij zich moest voorbereiden op de onvermijdelijke reactie van het Westen. Maar of hij kon vermoeden dat die zo’n omvang zou aannemen, is twijfelachtig In mei 1188 liet Saladin Guy de Lusignan vrij, onder voorwaarde dat hij zwoer te vertrekken over zee. Die voer een stukje de golven op en verklaarde dat hij zo zijn eed was nagekomen! Hij wachtte zijn koningin Sibylla op en zeilde naar Tyrus. Maar Koenraad van Montferrat weigerde hem de toegang. Daarop verzamelde de Lusignan zijn aanhangers in Tripoli, trok zuidwaarts naar Akko en belegerde de stad. Het was een waanzinnige onderneming, maar wel één die het verloop van de kruisvaardersgeschiedenis grondig zou wijzigen. Zijn hele strijdmacht telde slechts 9000 man, waaronder amper 700 ridders. De moslims in de stad begrepen niet waar de christenen de euvele moed haalden. Weer kwam het toeval hen ter hulp. Een vloot uit Pisa arriveerde en blokkeerde de stad snel vanaf de zee. Saladins reactie was even bliksemsnel. Binnen drie dagen legde zijn leger reeds aan landzijde een ijzeren ring rond de belegeraars, die nu zelf belegerd werden. Zo begon het beleg van Akko, dat twee jaar zou duren, aan beide kanten de krachten zou slopen en vele duizenden mensenlevens zou eisen. Van uit zijn basiskamp op een hoge heuvel zag
Saladin met lede ogen hoe het leger van de christenen gestaag, haast
dagelijks aangroeide. Begin 1189 was de stroom uit het Westen op gang
gekomen. Uit Vlaanderen, Frankrijk, Bretagne, Engeland, Denemarken en
Friesland voeren schepen naar Akko met aanvankelijk nog kleine groepen
ridders, vergezeld door hun achterban van boogschutters en
wapenknechten. Daarbij kwamen steeds meer Sicilianen, Italianen,
tempeliers en hospitaalridders de gelederen versterken. Voorlopig kon Saladin hier weinig aan verhelpen: Koenraad van Montferrat had zijn Egyptische vloot verslagen bij Tyrus, een overwinning die de redding betekende voor het schamele legertje van de Lusignan. ....
Oproep van de paus In oktober 1187 stierf de bejaarde paus Urbanus
III, naar men zegt door de schok die de jobstijdingen uit het Heilig
Land hem bezorgden. Nog dezelfde maand vaardigde zijn opvolger Gregorius
VIII een pauselijke bul uit, een dramatische en emotionele oproep om
“Christus’ erfdeel te heroveren.” De eerste die nog in de herfst van 1187 het kruis aannam was Richard, graaf van Poitou, de opstandige oudste zoon van Eleonora van Aquitanië en haar tweede echtgenoot Hendrik II Plantagenet van Engeland. Richard stelde dit gebaar, niet alleen uit geloofsijver, maar ook omdat de kruistocht een spannende, aanlokkelijke militaire uitdaging stelde, met de allerhoogste statuswaarde. Toch kwam er geen schot in de voorbereidingen. Er
bleven teveel onopgeloste problemen op het thuisfront. Drie van de
gedoodverfde aanvoerders waren in regelrechte oorlogen met elkaar
verwikkeld: Richard, Filips II
van Frankrijk en Hendrik Plantagenet. Richard wisselde regelmatig
van kamp, voor of tegen zijn vader. Dit was te wijten aan diens
politiek, waarbij hij afwisselend zijn oudste overlevende zoon dreigde
te onterven en dan weer als troonopvolger bevestigde. Hij keurde
Richards besluit om op kruistocht te vertrekken sterk af, gezien het
gevaar dat hun uitgestrekte gebieden in Frankrijk daardoor zouden
lijden. In januari 1188 kwamen Filips en Hendrik bij elkaar om hun
territoriale meningsverschillen bij te leggen. Daar arriveerde de
aartsbisschop van Tyrus, die een hartstochtelijke preek afstak over de
rampzalige toestand in het Heilig Land. De twee koningen beslisten om
het kruis aan te nemen, maar ook om samen te vertrekken, zodat de ene de
andere in de gaten kon houden. ...
De Saladin-tiende Ondanks hun kruistochtbelofte bleven de
strubbelingen tussen de beide vorsten verdergaan, totdat de immer
energieke Hendrik Plantagenet, "de machtigste man sinds Karel de Grote",
ziek werd en in juli 1189 overleed. Hij werd opgevolgd door zijn zoon
Richard, die in september gekroond werd in Westminster. Richard is
tijdens zijn leven al tot de legende gaan behoren. Hij was een veel
complexere persoonlijkheid dan de romantische geschiedenisboekjes hem
toeschrijven. Een man met kwaliteiten. En met duidelijke gebreken.
Overdreven bescheidenheid was zeker geen ervan. Antisemitisme evenmin.
Toen de voorbereiding van de kruistocht andermaal startte met de haast
obligate vervolging van de Engelse Joden, nam hij hen in bescherming.
Hij had altijd positief gestaan tegenover de Joden, die hem hadden
geholpen met de financiering van zijn kostbare oorlogen. In Londen
maakte hij kordaat korte metten met de relschoppers, hing er enkelen op
en wierp anderen een tijd in de kerker. Misschien was Richard onverschrokken en roekeloos
in het gevecht, vandaar zijn bijnaam Leeuwenhart. Doch uit zijn
zorgvuldige voorbereidingen op de expeditie blijkt een ander aspect van
zijn karakter. Hij bestelde op diverse plaatsen in Engeland 60.000
hoefijzers voor de strijdrossen, 14.000 ingezouten varkenskarkassen, een
immense voorraad kaas, pijlen en kruisboogschichten. .... De Tweede Kruistocht had met veel moeite de
landroute gevolgd. En te vrezen viel dat het enorme leger van Frederik
Barbarossa onderweg alle beschikbare voorraden zou opmaken. Daarom
beslisten de Franse en de Engelse koning per schip naar het Oosten te
reizen. Op schepen is het aantal beschikbare plaatsen beperkt en er moet
voor betaald worden. Hierdoor kon Richard de arme en ongeoefende
pelgrims uitschakelen, die bij de vorige kruistochten zo’n hinderlijke
ballast hadden gevormd. Hij verkoos een kleiner maar geducht en degelijk
uitgerust beroepsleger. Hij charterde ongeveer honderd schepen uit
Engeland, Normandië, Bretagne en Aquitanië. Deze schepen waren groter
dan de galeien van de Middellandse Zee en konden veel meer zwaar
materieel vervoeren. Hij zond de vloot vooruit. Richard verliet Engeland met een strijdmacht van
ongeveer 17.000 man. Onderweg bij de opmars door zijn Franse gebieden
sloten zich nog velen bij hem aan. In juni 1190 vertrokken de vorsten gezamenlijk
vanuit Vézelay, de plaats waar Bernardus van Clairvaux de Tweede
Kruistocht had gepredikt. Ze spraken af elkaar in Messina, op Sicilië te
ontmoeten. Leeuwenhart reisde over land naar Marseille, waar
zijn schepen hem opwachtten. Een gedeelte van zijn leger zeilde van
hieruit rechtstreeks naar het Heilig Land. Filips Agustus marcheerde eveneens over land tot
Genua, waar hij onderhandelde over transport naar Sicilië en de Levant
voor de verscheping van 650 ridders en 1300 landheren. Met de troepen
van Barbarossa inbegrepen was dit de grootste legermacht die ooit in één
expeditie optrok naar het Heilig Land, omvangrijker dan tijdens de
Eerste Kruistocht. Daarover zijn de belangrijkste hedendaagse experts
het eens. Doch zoals gewoonlijk lopen de schattingen over de exacte
cijfers gevoelig uit elkaar. Gedeeltelijk is dat doordat de tijdgenoten
de gewoonte hadden de aantallen te overdrijven, gedeeltelijk doordat
grotere groepen dan voorheen op eigen krachten uitzeilden én door de
ongetelde verliezen ten gevolge van ziekten, later bij de belegering van
Akko. In september meerden de twee vorsten kort na elkaar
aan in Messina. Het seizoen was te ver gevorderd om de overtocht te
wagen over de wispelturige golven. Richard maakte van het oponthoud
gebruik om enkele persoonlijke aangelegenheden te regelen. Zijn zus,
Johanna, was gehuwd met koning Willem II, de man die als allereerste
uitgezeilde naar de Levant na de ramp van Hattin. Willem was in november
1189 op 36-jarige leeftijd overleden zonder kinderen. Zijn opvolger,
Tancred, weigerde de
bruidschat uit te betalen. Daarop belegerde en veroverde Richard
Messina. Het kwam snel tot een akkoord. Tancred kreeg zelfs Richards
zwaard cadeau, Excalibur,
waarvan men vertelde dat het had toebehoord aan de legendarische koning
Arthur. In ruil leende Tancred hem vier grote transportschepen en
vijftien galeien. In de gauwte bestelde de vooruitziende Richard een
grote voorraad reusachtige ronde katapultstenen, die bij de belegering
van Akko hun nut zouden bewijzen. In februari voegde ‘de ervaren
kruisvaarder graaf Filips van
Vlaanderen’, zich bij de twee koningen. Filips had zijn graafschap
verlaten in september Koning Filips van Frankrijk was de eerste die
Messina verliet. Hij bereikte Akko op 20 april .....
Frederik Barbarossa Van de campagnes was die van de Duitse keizer
Frederik Barbarossa de eerste en de omvangrijkste. De 67-jarige Frederik
was een veteraan van de moeizame mars tijdens de Tweede Kruistocht door
Klein-Azië. En toch verkoos hij dezelfde weg te volgen, misschien door
de grote omvang van zijn leger. Hij besloot zijn strijdkrachten van
waarschijnlijk in het totaal zo’n 30.000 man door Byzantium en de
Seldjoekse gebieden te leiden. Met hem reisden niet minder dan elf
bisschoppen, achtentwintig graven, vierduizend ridders en tienduizenden
voetsoldaten. Indrukwekkend, maar nog altijd veel minder dan het kwart
miljoen waarvan Saladin bericht kreeg! De keizer liet zijn oudste zoon Hendrik thuis als
troonopvolger, terwijl zijn jongere zoon, hertog Frederik van Zwaben,
hem vergezelde als onderaanvoerder. Een deel van zijn onderdanen, de Friezen en
Keulenaars, verkozen de tocht per schip te volbrengen. Net als tijdens
de Tweede Kruistocht maakten ze samen met de Vlamingen, Engelsen en
Scandinaviërs een tussenstop in Portugal om de koning te helpen enkele
steden te veroveren op de Moren. Toch arriveerden ze lang voor het
landleger in Akko, waar ze als redders werden begroet door de
belegeraars. Bij de vorige kruistochten hadden de christenen
steeds kunnen rekenen op de hulp van de Byzantijnen. Nu waren die echter
na de dood van keizer Manuel
Comnenos (1180) bondgenoten van Saladin geworden en weigerden
doorgang naar Azië. Frederik marcheerde naar het zuiden tot bij de
Byzantijnse stad Adrianopel (Edirne) en sloeg zijn winterkwartieren op.
In de maanden die volgden ondernam zijn ruiterij strooptochten op het
omringende platteland om voedsel voor het leger te bemachtigen en de
Byzantijnen tot onderhandelen te dwingen. Dat lukte uiteindelijk en
Pisaanse en Griekse schepen zetten de kruisvaarders over de Hellespont
vanuit Gallipoli. Kilidj
Arslan II, de Turkse heerser van Ikonium (Konya) had Frederik vrije
doortocht toegezegd. Toen diens leger echter op grondgebied van de
sultan door Turken werd aangevallen, verweet de keizer hem schending van
de overeenkomst. In mei 1190 veroverde en plunderde Frederik Ikonium. De
verdere tocht door het onherbergzame Anatolië was andermaal een hel.
Veel mannen en paarden stierven vooraleer Frederik het christelijke
Armeense Cilicië bereikte, dat de kruisvaarders welgezind was. ...
Ellende Toen de winter van 1189-’90 aanbrak ging de
belegering van Akko verder, op een heel laag pitje. Het terrein tussen
de legers was veranderd in een drabbige modderpoel die alle omvangrijke
operaties onmogelijk maakte. Saladin ontbond een deel van zijn leger,
slaagde erin versterkingen en voorraden de stad binnen te krijgen, maar
bleef zelf ter plaatse. Ook de kruisvaarders kregen geregeld
versterkingen van overzee, soms zeer grote contingenten, aangevoerd door
beroemde vechtjassen. Toen moesten de schepen wegens de herfststormen
uitwijken naar veiligere aanleghavens in het noorden en stokte de
aanvoer ook voor de Franken. In de lente herbegon de strijd. De Saracenen
weerden alle aanvallen op de muren van de stad af, telkens ten koste van
vele doden aan beide zijden. Vooral onder de kruisvaarders zaaiden de
rottende lijken en andere onhygiënische toestanden dood en verderf. In
korte tijd veranderde Akko in het graf van de Latijnse adel. En het
ergste moest nog komen! Het belangrijkste feit van dat jaar, was de dood
van Barbarossa, waarmee een zware druk van Saladins schouders werd
afgewenteld. Een tweede beslissend gebeuren speelde zich af op zee: de
nederlaag van zijn vloot.
Eind maart 1190 vernam de sultan dat er een armada
van 50 vijandelijke schepen naderde vanuit Tyrus. Hij zond hen zijn
Egyptische vloot tegemoet, die ongeveer even groot was. De uitslag van
het gevecht bleef lange tijd onbeslist, maar uiteindelijk moesten zijn
galeien zich terugtrekken in de haven van Akko. Als gevolg hiervan
stokte de bevoorrading van het moslimgarnizoen binnen de stad nagenoeg
volledig, terwijl de christenen quasi ongehinderd voedsel, voorraden en
versterkingen konden aanvoeren. Saladin verloor de heerschappij ter zee en zou die
niet meer herwinnen. De toestand verergerde nog voor hem toen Richard
Leeuwenhart in juni 1191 met een vloot van 25 galeien voor Akko
verscheen. Voor het verdere verloop van de kruistocht was dat overwicht
ter zee even doorslaggevend als de geallieerde hegemonie in de lucht, na
de landing in Normandië (6 juni 1944) tijdens de Tweede Wereldoorlog. ...
De hongerwinter De winter van 1190-’91 bracht beide strijdende
partijen nog meer ellende dan het jaar daarvoor. Weer ontbond Saladin
een deel van zijn leger, weer moesten de Latijnse schepen uitwijken naar
het noorden. Weer heerste er al snel hongersnood in beide kampen. De
omstandigheden bij de kruisvaarders verslechterden heel snel van
zorgwekkend over erbarmelijk tot verschrikkelijk. Achteraf gezien is het
onbegrijpelijk dat ze stug bleven doorgaan en blijkbaar niet aan opgeven
dachten. Ook Saladin begreep het niet. De moslims constateerden dat er
dagelijks honderd tot tweehonderd van hun vijanden stierven omdat “de
vlakte bij Akko zeer ongezond werd en de zee voor hen gesloten bleef.” Onder de eerste doden, in het vroege najaar van
1190, telde men koningin Sibylla
(de zuster van de melaatse
Boudewijn IV) en haar twee dochtertjes, die aan een ziekte bezweken.
De opvolgingscrisis voor de kroon van Jeruzalem, die hiervan het gevolg
was, zou pas het volgende jaar in alle hevigheid losbarsten. Eind
december moesten kostbare strijdrossen worden geslacht. Toch bracht dit
nauwelijks verlichting. De hongersnood nam alsmaar toe. Daarbij bleef
het maar stortregenen en iedereen werd ziek. Het dodental liep op tot
wel duizend per dag. Tot overmaat van ramp teisterde scheurbuik de
kruisvaarders, een ziekte die men toen niet kon thuisbrengen. De zeis
van de dood maakte geen onderscheid tussen armen en machtigen. Ook de
moedige zoon van keizer Barbarossa overleed in januari 1191. Een sterfte
op deze schaal was sinds het beleg van Antiochië tijdens de eerste
Kruistocht niet meer voorgekomen. Het moreel daalde nog lager dan de
temperatuur. Uit de omzwachtelde verhalen van kruisvaarders kan men
alleen maar afleiden dat mensen zich in de razernij van de honger op
grote schaal aan kannibalisme overgaven! Velen deserteerden naar de
Saracenen en verloochenden hun geloof. Alles wees er voor Saladin op dat
het beleg van Akko spoedig zou eindigen in een debacle voor zijn
vijanden. Maar de Franken hielden tegen beter weten in koppig vol. ....
Aankomst van de koningen Op zaterdag 8 juni 1191 bereikte Richard I de kust
van Akko. Hij werd uitzinnig ontvangen door de tienduizenden
belegeraars. Zijn aankomst bleef uiteraard ook voor Saladin niet
onopgemerkt. Baha ad-Din, een van Saladins raadgevers schreef: “De
vervloekte koning van Engeland arriveerde met veel vertoon van pracht…
Hij was wijs en ervaren en zijn komst vervulde de moslims met vrees.” Richard Leeuwenhart in de speelfilm Robin Hood (2010) Filips Agustus van Frankrijk was hem, zoals reeds
gezegd, voorafgegaan op 20 april. Baha ad-Din constateerde: “Een groot
man, een gerespecteerd leider, een koning met gezag.” Filips nam de teugels strak in handen en
reorganiseerde de belegering. Terstond startte hij de bouw van zeven
enorme stenenwerpers. Eind mei stonden zijn
blijden in positie en startte
een intensief bombardement van ongekende intensiteit. Beschermd door
zware metalen schilden losten zijn kruisboogschutters een onophoudelijke
regen van dodelijke schichten op de verdedigers. Saladin riep zijn
troepen uit winterkwartier terug naar het front en viel dagelijks aan,
tevergeefs. Het bombardement bleef doorgaan. De dagen na Richards intocht arriveerden zijn
transportschepen. (Hij was uit Messina vertrokken met een armada van
bijna 200 schepen.) Onmiddellijk zette hij de meegebrachte onderdelen
voor zijn enorme slingerblijden in elkaar, terwijl zijn stenen kogels
meteen reeds Akko teisterden via de katapulten van de Franse koning. Enkele dagen voor de aankomst van Richard, op 1
juni, bezweek Filips van de Elzas aan cholera, scheurbuik, of een
dodelijke combinatie van beide, ‘na op zijn sterfbed zijn noodlijdende
strijdgenoten rijkelijk te hebben bedacht’. Het bericht van zijn
overlijden bereikte Vlaanderen in september 1191. Het feit dat hij zonder erfgenamen overleed, zou
Vlaanderen in een nieuwe en woelige periode van zijn geschiedenis
brengen. Een kanttekening: Richard en de Vlaamse graaf waren
in gelijke mate verwant aan koningin Sibylla, als afstammelingen van
Fulco V van Anjou, koning van Jeruzalem (1131-1143). … en als de nobele kruisridder op zijn standbeeld
voor de Houses of Parliament in Londen Nog tijdens diezelfde maand juni vielen de beide
koningen ten prooi aan dezelfde ziekte, die men toen
arnaldia noemde. Richard
moest het bed houden, zijn tanden en vingernagels vielen uit en hij
verloor zijn haar met hele plukken: duidelijke symptomen van scheurbuik.
Saladin zond hem zijn eigen lijfarts. Dit is een van de vele verhalen
die de ronde begonnen doen over Saladin en Richard. Sommige behoren tot
het rijk der legenden; andere, hoe ongelooflijk ook, worden bevestigd
door betrouwbare bronnen uit beide kampen. Leeuwenhart en Saladin hebben elkaar echter nooit
persoonlijk ontmoet, hoewel de eerste daar op aandrong. Saladin vond dat
ongepast, zolang er geen vredesverdrag was getekend. Ze hebben elkaar
dus zeker nooit in een tweegevecht bekampt, zoals westerse miniaturen
vertellen. Wel is zeker dat beide mannen gefascineerd raakten door
elkaar. Richard besloot van zijn ziekte gebruik te maken om achter de
rug van de Franse koning onderhandelingen te starten. Die liepen op
niets uit, maar de sultan liet hem herhaaldelijk fruit bezorgen,
waardoor zijn gezondheidstoestand natuurlijk verbeterde. Hij liet ook
Frankische gezanten rondleiden in zijn hoofdkamp, om te laten zien hoe
goed het georganiseerd was.
april 2011 |
||||