Histoforum

    Passendale

laatste wijziging: 12-11-2011

 

NEGENTIG JAAR NA DE SLAG BIJ PASSENDALE
Zij die de oorlog kunnen stoppen, doen dat niet

De Standaard, zaterdag 07 juli 2007.

Acht kilometer terreinwinst, dat mocht tijdens de Eerste Wereldoorlog vele tienduizenden levens kosten. Voor die afstand zouden bijna een kwart miljoen soldaten sneuvelen, gewond of vermist raken. Dit lag nu eenmaal in de logica van het soort oorlog dat toen werd gevoerd. Het gebeurde in de zomer van 1917, in Flanders' fields, bij de zogeheten derde slag om Ieper. 'Passendale' groeide daarbij uit tot het symbool van de oorlogsgruwel.

Op 31 juli 1917 stuurde de dichter Siegfried Sassoon, luitenant bij de Royal Welch Fusiliers, een brief naar The Times. 'Ik meen', schreef hij, 'dat de oorlog opzettelijk wordt verlengd door hen die de macht bezitten om hem te beëindigen.' Sassoons bitterheid tekent de gemoedsgesteltenis bij de geallieerde troepen.

Het barre bestaan aan het westelijke front, de aanhoudende blinde bombardementen, de uitzichtloosheid en een allesoverheersend besef van zinloosheid van de oorlog hadden het moreel tot een dieptepunt gebracht. Vooral het Franse leger had af te rekenen met grootschalige muiterijen en deserties.

In de meest westelijke sector van het front, waar het Belgische leger zich had ingegraven, bleef het naar verhouding relatief rustig. Maar zelfs daar sloeg de oorlogsmoeheid toe, zoals bleek uit het succes van de flamingantisme Frontbeweging.

Na een snelle bewegingsoorlog in 1914 was de Duitse agressie in het late najaar geëindigd in de West-Vlaamse modder. Jarenlang gebeurde daar nog maar weinig. Of liever: er gebeurde wel heel wat, met moordende beschietingen en offensieven aan zowel Duitse als geallieerde kant. Maar dat veranderde haast niets aan de frontlijn zelf. Er kwam, met een flauwe woordspeling, maar geen schot in de zaak en de Britse premier David Lloyd George overwoog in 1917 zelfs even om het Vlaamse front maar te laten voor wat het was en de oorlog te concentreren op de strijd in Italië.

Een bijzonder geval in de frontlijn was de zogeheten Ieperboog, de Ypres Salient, een door vooral Britse troepen verdedigde lus rond Ieper, een uitstulping in het door Duitsland bezette frontgebied. Van het eens zo lieflijke stadje, tevoren een marktplaats voor de boeren van het omliggende platteland, bleef op dat moment al niet veel meer over dan een hoop puin. (Was Ieper tevoren eigenlijk wel zo lieflijk? In vergelijking met wat de stad tijdens de Eerste Wereldoorlog allemaal over zich heen kreeg, natuurlijk wel.)

De 'boog', niet meer dan enkele vierkante kilometer groot, was in 1914 ontstaan als gevolg van het toeval van de oorlogsverrichtingen. Strikt militair gesproken had hij weinig betekenis. Tactisch ware het allicht zelfs verstandiger geweest om Ieper in zijn geheel op te geven en ten zuiden ervan veel beter verdedigbare stellingen in te nemen.

Maar dat betekende het prijsgeven van terrein en alleen al om prestigeredenen wilde niemand die optie in ernst overwegen. Dat verklaart veel van de bitterheid van Sassoon in zijn brief aan The Times. Hij besefte immers ook wel dat de ellende in de loopgraven niet alleen de krijgskansen diende, maar ook het geestelijke welbevinden van de strategen en 'de thuisblijvers', die, zo schreef hij, het in hun 'wrede vrijblijvendheid' niet aan hun hart lieten komen wat zovelen voor hun glorie in de loopgraven dienden te doorstaan.

Eind 1916, na de slagen bij Verdun en aan de Somme, hadden de Franse en Britse opperbevelhebbers nog maar eens besloten tot een groot offensief. Voor Ieper, met zijn uitdagende salient, zou het al de derde keer zijn dat erom slag zou worden geleverd. Nog altijd bleef het geloof in een militaire eindoverwinning groter dan dat in een onderhandelde vrede.

De aanval zou beginnen in Noord-Frankrijk, maar die verliep chaotisch, om uiteindelijk helemaal te mislukken, wat mee de muiterijen van het voorjaar van 1917 verklaart. Het vervolg van het offensief, vanuit Ieper deze keer, ging toch door. Het was de bedoeling om een algemene tegenaanval op te zetten die in de eerste plaats op de Belgische kusthavens mikte, Zeebrugge en Oostende, van waaruit de Duitsers hun onderzeebootoorlog voerden.

Passendale, een klein, hooggelegen dorpje in het heuvelige landschap voor Ieper, had in de plannen geen rol van betekenis toebedeeld gekregen. Die kwam er alleen door het toeval van de gebeurtenissen. Daar, niet eens tien kilometer buiten Ieper, eindigde het offensief op 10 november 1917.

Het voorspel begon op 12 juli. Toen zetten de Duitsers bij een zoveelste aanval op Ieper voor het eerst mosterdgas in. Het was niet de eerste keer dat ze chemische wapens gebruikten. Twee jaar eerder, op 22 april 1915, hadden ze al chloorgas afgestuurd op Franse troepen tussen Steenstrate en het IJzerkanaal. Het mosterdgas, dat als yperietde geschiedenis in ging, bleek nog veel dodelijker.

De oorlog werd met almaar grovere middelen gevoerd. De inzet van het mosterdgas volgde op een andere escalatie, van de kant van het Britse leger dan. Om de uitbraak van de troepen uit Ieper een kans op succes te geven, was het nodig om de Duitse stellingen uit te schakelen, die de salient vanaf een heuvelrug tussen Mesen en Wijtschate onder schot hielden. Omdat de Duitsers er hun posities in stand konden houden, was een plan B nodig. Het bestond erin om de hele heuvelrug zelf, met de vijand erbij, in de lucht te laten vliegen. Meer dan een jaar lang hadden mijnwerkers lange schachten in de heuvel gegraven, om daar negentien mijnen in te proppen, samen goed voor 500 ton aan explosieven. In de nacht van 5 op 6 juni vloog de hele heuvel met een nooit geziene kracht in de lucht.

Dan konden de Britten, versterkt met troepen uit Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika, eindelijk hun offensief starten. Maar het duurde nog tot het eerste daglicht van 31 juli eer het echt begon, en al meteen verliep de opmars veel trager dan opperbevelhebber Sir Douglas Haig had uitgerekend. Heftige Duitse weerstand, logistieke tegenvallers en vooral een aanhoudende regen in de eerste dagen vertraagden de aanval.

De Britten zetten nog een relatieve nieuwigheid in: tanks. De rupsvoertuigen haalden amper enige snelheid, geen tien kilometer per uur, en beschikten nauwelijks over vuurkracht: ze dienden alleen brute kracht te leveren, door over de loopgraven en door de prikkeldraadversperringen heen te denderen.

De stand eind september, na twee maanden van harde gevechten: 88.790 soldaten gesneuveld, vermist of gewond. Geboekte vooruitgang: 5,5 kilometer. Elke meter terreinwinst had dus 16,14 slachtoffers gekost. Een ooggetuige beschreef voor de Britse historica Lyn Macdonald de salient als een gigantische, met bomkraters bezaaide woestenij vol puin en modder. En lijken. 'De lichamen waren geen lijken in de normale betekenis van het woord. Door al dat granaatvuur en die bombardementen waren ze voortdurend bestookt, en het hele terrein was een vieze slijmerige massa met botten en stukken vlees in ontbinding.'

En dan moest 'Passendale' nog beginnen. Van het dorpje stond ook al lang niets meer overeind, maar het lag op het hoogste punt van de heuvelrug tussen Poelkapelle en Geluveld, de nieuwe limiet van de Ieperboog, en vormde dus een te allen prijze te veroveren strategische plek.

Een eerste poging begin oktober mislukte, onder meer doordat aanhoudend stormweer, met zware regen en hevige wind, het zo al lastige terrein helemaal tot een helse modderpoel maakte, waar geen doorkomen aan was. Maar de aanval moest doorgaan, ook om de Duitsers bezig te houden en zo een gepland Frans offensief in Cambrai een kans op slagen te bieden.

Toen kwamen de Canadezen eraan, die sinds hun eerdere militaire successen als elitetroepen werden beschouwd. Ondanks zeer zware verliezen slaagden ze er op 10 november in om Passendale eindelijk te veroveren, vijf maanden na het opblazen van de heuvelrug in Mesen en net geen honderd dagen na de start van het eigenlijke offensief. Macdonald citeert een Canadees die op een ochtend de laatste van vijf medesoldaten zag sneuvelen: 'Zijn bloed en hersenen, stukjes schedel en plukjes haar, spatten over de hele voorkant van mijn overjas en gasmasker heen. Ik stond daar maar van alles van mijn jas te vegen. Het was een afschuwelijk gevoel om de enige overlevende te zijn.' De frontlijn was acht kilometer opgeschoven.

Marc Reynebeau

     
 

Met onderstaande zoekmachine kunt u zowel zoeken op het www als binnen deze site en Histoforum

Google
Search WWW Search histoforum.digischool.nl