Community Geschiedenis                                                                Histoforum

    recensies deel 1    deel 2   deel 3   deel 4   deel 5   deel 6   deel 7   deel 8  

Columbus achterna: een wereld van papier in het kielzog van de conquistadores 

Thomas, W. & E. Stols (red.)

Een wereld op papier. Zuid- Nederlandse boeken, prenten en kaarten in het Spaanse en Portugese wereldrijk (16de - 18de eeuw), Leuven - Den Haag, Acco, 2009, 479 blz. ISBN: 9789033474187

Van 18 april tot 19 juli 2009 liep in het Museum Plantin-Moretus de tentoonstelling Columbus achterna. Antwerpse boeken en prenten de wereld rond. De publicatie bij deze tentoonstelling is niet zomaar een catalogus, maar een behoorlijk lijvige klepper, met wetenschappelijke artikels door een twintigtal binnen- en buitenlandse specialisten. De uitgave zou van Plantijn zeker een goedkeurende hoofdknik hebben gekregen: handzaam formaat, ondanks de omvang; aangenaam leesbaar lettertype, fraaie bladspiegel, schitterende illustraties (waarvan veel reproducties van kopergravures uit de tijd zelf); een op Plantijn geïnspireerde tweekleurendruk (zwart en rood) en afscheiding tussen de onderdelen door witte letters op rode achtergrond. Het boek sluit af met een beknopte bibliografie van de auteurs en een degelijke bibliografie. Wat mis ik eens te meer het meest? Een behoorlijke index, zoals in Britse boeken al een paar eeuwen gebruikelijk is! Dat maakte dat ik ondanks mijn talrijke notities onnoemelijk veel tijd verloren heb met het opzoeken van her en der verspreide gegevens en voor deze bespreking een boek naast me liggen heb vol steekkaarten en bladwijzers.

In dit artikel focussen wij voornamelijk op de Nieuwe Wereld en items die aan bod kwamen in de artikelenreeks Waldseemüller en de Chinese ontdekking van Amerika (1). Toch is het meer dan een gewone recensie: regelmatig weiden we uit over onderwerpen waarbij de auteurs wat al te veel voorkennis veronderstellen, of geen verdere uitleg geven.

Plantin en de officina Plantiniana

Omstreeks het midden van de 16de eeuw was Antwerpen het belangrijkste typografisch centrum benoorden de Alpen. De stad telde niet minder dan 140 uitgevers en boekhandelaars, van wie Christophe Plantin de belangrijkste was. Natuurlijk kan Francine de Nave, voormalig conservator van het Museum Plantin-Moretus, in een boek als dit dan ook niet om Plantin heen.

Christophe Plantin, geboren omstreeks 1520 nabij het Franse Tours, vestigde zich in 1548 of 1549 in Antwerpen. Hij oefende er het beroep van boekbinder en leerbewerker uit. Nadat een aanrander hem de schouder doorboorde, zag Plantijn zich verplicht een ander vak te kiezen en in 1555 werd hij boekdrukker. Als drukkersmerk koos hij een passer en het motto 'labore et constantia' (= door arbeid en volharding). Zijn eerste werken waren weinig opvallend, maar in 1559 kreeg hij al naam als drukker door zijn prachtig verzorgde uitvoeringen. De Officina Plantiniana groeide pijlsnel. Tijdens haar topjaren 1567 - 1576 was ze, met 16 drukpersen in bedrijf, de grootste ter wereld. Daarvoor had Plantin ca. 80 mensen in dienst: graveerders, letterzetters, correctors, drukkers, inkleurders (die de gedrukte gravures met de hand inkleurden), boekbinders...

Hij was een intellectueel. De 'Gulden Passer', zoals zijn woning aan de Vrijdagmarkt heette, groeide uit tot een internationaal centrum voor humanisme en wetenschap. Veel geleerden, onder andere de kruidenkundige Dodoens, de cartograaf Ortelius en de wiskundige Lipsius, voelden zich er thuis en vertrouwden hun werken aan Plantin toe.

Hij verwierf internationale faam door de uitgave van de Biblia Polyglotta (1568-1573), een meertalige Bijbel (Latijn, Grieks, Hebreeuws, Syrisch, Aramees), groot formaat in acht delen die de wereld rondging tot in India waar hij in 1580 aan het hof van de machtige derde Groot-Mogol, keizer Akbar, door de jezuïeten uitgestald werd als toppunt van Europese geleerdheid.

In China haalde Matteo Ricci (1552-1610, de eerste jezuïet die sinds 1583 in Beijing mocht verblijven) in 1603 een exemplaar van de Polyglotbijbel tijdens een plechtige optocht in. Dit om een idee te geven van de weerklank en het belang van dit typografisch meesterstuk.

Sinds 1570 was Plantin 'aartsdrukker' van Filips II, koning van Spanje en heer over de Nederlanden, en vanaf 1571 verwierf hij het monopolie voor het drukken van brevieren en missalen voor Spanje en de Spaanse kolonies. In de vijf jaren tot dit monopolie werd stopgezet omwille van de Spaanse Furie in Antwerpen, bezorgde Plantin ca. 18.000 brevieren, 17.000 missalen, 9000 getijdenboeken en 8000 andere werken voor een bedrag van ca. 120.000 gulden, in die tijd een fabelachtige som. De boeken die Pieter van Gent in Mexico en Joos de Rijcke in Quito gebruikten en van aantekeningen voorzagen,waren bijna zeker in de drukkerij van Plantin gedrukt.  Pieter van Gent (Pedro de Gante) liet reeds in 1528 zijn Catecismo in het Nahuatl, de taal van de Azteken, bij een Antwerpse uitgever drukken (2). (Uiteraard nog niet bij Plantin die toen amper acht jaar moet geweest zijn.)

 

Het Onze vader uit de catechismus van Pieter van Gent. Als hulpmiddel bij het onderricht zette hij de catechismus eerst om in eerder onbeholpen pictogrammen, een nabootsing van het Azteekse beeldschrift. Daarna vertaalde hij hem in het Nahuatl./span>

Plantin verkoos geen zetklare drukletters aan te kopen. Hij bestelde originele stempels en matrijzen (gietvormen) bij vooraanstaande typografen als Garamond (naar wie het huidige lettertype is genoemd) wat het Antwerpse Plantin - Moretus Museum een unieke collectie opleverde. Hij bezat tevens het lucratieve monopolie voor het verkopen van de kaarten en globes van de naar Duisburg (Duitsland) uitgeweken cartograaf Gerard Mercator. In de boekhouding van de drukker vertegenwoordigen diens kaarten over de jaren een waarde van 2500 Carolusgulden, omgerekend in tegenwoordige munt ongeveer 250.000 euro.

Toen hij op 1 juli 1589 overleed, noemde men hem 'de prins der drukkers'.

Boeken bleven nog lange tijd zeer duur. Drukken was een arbeidsintensief en ...langzaam proces. De schitterende stempels en matrijzen die Plantin bij de beste vaklui bestelde, kostten fortuinen. Plantin gebruikte een methode om op een kost-efficiënte wijze tweekleurendruk (rood en zwart) te produceren. Hij was ook een der allereersten om burijngravures op koperplaat te gebruiken, wat veel duurder was dan houtsnede, maar meer verfijnde tekeningen en grotere oplagen toeliet. Een kopergravure moest, in tegenstelling tot houtsneden, afzonderlijk gedrukt worden op een eigen pers, omdat het diepdruk is en geen hoogdruk, zoals gewoon drukwerk. (Eerste werk in deze techniek gedrukt in 1566, een met 42 schitterende kopergravures geïllustreerd plagiaat naar Vesalius' De Humani Corporis Fabrica uit 1543.)

Naast vele pamfletten produceerde zijn drukkerij gemiddeld 55 boekwerken per jaar. Als ze goed doorwerkten konden zijn snelste drukkers door efficiënte taakverdeling per dag 1250 foliobladen van de pers halen en te drogen hangen. Voor liturgische werken die in twee kleuren werden gedrukt (rood en zwart) werd een oplage van gemiddeld 500 bladen per dag bereikt. Aan een daggemiddelde van 1250 folio's of 2500 recto-verso bladzijden, haalde een drukpers ook de gemiddelde oplage van een boek. Het grootste gedeelte van de publicaties was immers bestemd voor geletterden, zoals wetenschappers en hogere geestelijken, wat de normale oplage reduceerde tot 600 of 800 stuks. Ter vergelijking: een Nederlandstalig jeugdboek wordt tegenwoordig normaal gedrukt op 3000 exemplaren, een literair werk vaak op niet meer dan 1500. Niet te vergelijken dus met de hedendaagse huizenhoge jumbopersen die honderdduizenden kranten, elk met de omvang van een uit de kluiten gewassen boek, uitspuwen in nauwelijks een paar uren.

 

Pieter van Gent als leraar van de Indio’s. Anoniem schilderij uit de 17de eeuw.

Christoffel Plantin had geen zonen, alleen vijf dochters. Na zijn dood ging de drukkerij over op zijn bekwame schoonzoon Jan Moretus (Moerentorf, 1543 - 1610) en diens nakomelingen. Op het einde van de 17de eeuw verloor de drukkerij aan invloed en investeerden de Moretussen hun geld in andere beleggingen. Uit piëteit tegenover hun beroemde voorvader bewaarden zij echter gelukkig een groot deel van de inrichting. Na het definitieve stilvallen van de persen werd het Plantijnse huis in 1876 door de stad Antwerpen aangekocht en als museum ingericht. Het Plantin- Moretusmuseum is een bijna levend restant van een brok geschiedenis van de boekdrukkunst. In de sfeerrijke renaissancewoning liggen juweeltjes van handschriften en drukken, onder meer een exemplaar van de prestigieuze 'Veeltalige Bijbel', een 42-regelige Bijbel van Gutenbergh (verworven van een op de brandstapel terechtgestelde protestantse monnik!) en van de eerste atlas, samengesteld door Ortelius.

Ortelius en het Theatrum Orbis Terrarum

Een tweede naam die we bij de verschillende auteurs telkens en telkens weer ontmoeten is Abraham Ortelius (1527-1598). Hij was in feite geen cartograaf, maar handelaar in landkaarten. Zo kwam hij in contact met Mercator. Zij wisselden nieuwe kaarten uit en gegevens over ontdekkingsreizen. Antwerpen was in deze roerige jaren van godsdiensttwisten en inquisitie een centrum van de wereldhandel en een relatieve oase van tolerantie. Kaarten waren vaak al na vijf jaar achterhaald, zo snel bleef het wereldbeeld veranderen. De talrijke aanwezige kooplieden uit binnen- en buitenland snakten naar betrouwbare, recente kaarten. Ortelius zou hun die bezorgen. Op aandringen van vrienden bracht hij met behulp van Mercator de beste kaarten bijeen en herleidde ze tot een standaardformaat. Zijn Theatrum Orbis Terrarum (De Afbeelding van de Wereld) kwam in 1570, na tien jaar werken, van de persen. Niet bij Plantijn, zoals meestal vermeld en ik zelf op basis van foutieve bronnen meende, maar bij Egidius (Gillis) Coppens van Diest, weliswaar in Antwerpen. Pas vanaf 1579 werd de 3de druk door Plantin uitgegeven, maar die was vanaf 1570 al betrokken bij de verkoop.

 

Het boek, de eerste moderne atlas avant la lettre, omvatte kopergravure-kaarten samen met beschrijvende tekst, op folioformaat (ongeveer 70 bij 60 cm), de grootste maat die papiermakers in die tijd konden vervaardigen. Sinds eind 2013 kan een bijzonder goed bewaard en ingekleurd exemplaar van Ortelius’ Theatrum volledig digitaal doorbladerd worden op de site van de Koninklijke Bibliotheek van Nederland.

Het Theatrum was van meet af aan een grandioos commercieel succes. Binnen drie maanden was de eerste druk uitverkocht en vervolgens werd de Latijnse tekst vertaald in het Nederlands, Duits, Frans, Spaans, Italiaans en Engels. Tegen de tijd dat Ortelius overleed (1598) waren er al 28 drukken verschenen en in 1612 was dat aantal gestegen tot 41. Hij werd overladen met roem en rijkdom en aangesteld tot officieel geograaf van Filips II. Om zijn triomfen te vieren versierde de vorst zelfs een der galerijen van het Escuriaal met 70 kaarten uit Ortelius. Zijn hele leven lang bleef Ortelius het Theatrum bijwerken door er telkens kaarten aan toe te voegen die zijn agenten en bewonderaars hem toestuurden. Op de titelpagina van zijn boek stonden voor de allereerste keer vier symbolische menselijke figuren afgebeeld, een voor elk continent, waartoe nu ook Amerika behoorde. Zijn Theatrum kwam zelfs in Japan terecht waar de kaarten zodanig in de smaak vielen van de Japanse shoguns en daimios dat ze de schilders van de biombos of kamerschermen van de namban-kunst (kunst van de barbaren) inspireerden tot soortgelijke wereldkaarten en stadsgezichten. De cartografische opbloei in Japan is derhalve te danken aan de rechtstreekse invloed van de Zuid-Nederlandse cartografie en niet zozeer aan de Hollandse bemiddeling zoals meestal wordt beweerd.

 

Deel van Ortelius’ wereldkaart met de Nieuwe wereld op een Japans biombo of kamerscherm (ca. 1610-1620).

Abraham Ortelius publiceerde zijn Amerikakaart in 1570, in de eerste druk van zijn Theatrum Orbis Terrarum. Ze bleef in het Theatrum de enige van Amerika van 1570 tot 1579, toen Ortelius in het Additamentum van zijn atlas kaarten van Mexico toevoegde. Pas na 17 jaar, in 1587, nam hij een bijgewerkte kaart op.

 

De bijgewerkte Amerikakaart in het Theatrum Orbis Terrarum vanaf 1587.

Ook in China lieten eerst de reeds genoemde Matteo Ricci en daarna Ferdinand Verbiest (1623-1688) het hof van de Chinese keizer kennis maken met de Nieuwe Wereld aan de hand van Ortelius’ kaart van Amerika (1).

Voor beiden bleef Ortelius’ Theatrum een van de belangrijkste bronnen voor hun Chinees cartografisch werk.

‘Kleine Kunyu Quantu’ (wereldkaart) van Verbiest, 1674. De oficiële ‘keizerlijke kaart’ was 202 cm hoog en 8,4 vierkante meter groot (1)

Het Land van de Rijzende Zon

In 1543 bereikten de eerste Portugezen Japan. Zes jaar later arriveerde de beroemde jezuïet Franciscus Xaverius, die een aanvang maakte met de missionering. De jezuïeten na hem vestigden een religieus monopolie, dat zij angstvallig verdedigden tegen andere kloosterorden. En niet ten onrechte. Hun visie week immers sterk af van de gebruikelijke Eurocentrische. Zij beschouwden de Japanners niet als heidense barbaren, maar hadden het grootste respect voor hun cultuur.

Het begin van onze 17de eeuw viel voor Japan samen met een nieuwe era. In 1600 versloeg Iëjasoe, het hoofd van de Tokugawa-clan, zijn tegenstanders in de slag bij Sekigahara en veroverde zo het shogunaat, het opperleenheerschap onder de goddelijke keizer, de Mikado. Aanvankelijk stond Iëjasoe positief tegenover de Europeanen en het christendom, dat hij beschouwde als een tegenwicht voor de te grote macht van de boeddhistische monniken. De houding van de jezuïeten wierp snel vruchten af. Tegen de tijd dat Iëjasoe stierf, in 1616, telde Japan reeds minstens 400.000 christenen.

In de goede halve eeuw na 1543 en voor 1600 leek een intensieve uitwisseling tussen Japan en Europa op gang te komen. De jezuïeten stuurden in 1582 drie jonge christelijke samoerai naar Europa. In 1584 arriveerden zij in Lissabon. In Rome werden ze ontvangen door paus Gregorius XIII, die kort daarna overleed. In 1585 woonden zij de inhuldiging bij van de nieuwe paus Sixtus V. Overal waar ze kwamen verwekten ze opschudding en bewondering. In 1586 vertrokken ze uit Lissabon. Pas in 1590 waren ze weer in Nagasaki. Zij brachten westerse muziekinstrumenten als de luit en westerse muziek mee terug, wat in hun thuisland eveneens erg in de smaak viel. Ook westerse mode werd korte tijd een rage bij de hoogste standen. En niet te vergeten: op hun reis doorheen Italië kregen de Japanse pupillen een Theatrum Orbis Terrarum cadeau, dat zodanig in de smaak viel dat de jezuïeten in Antwerpen een aantal exemplaren en losse grote kaarten bestelden (3).

Overal verschenen verslagen over het verloop van hun reis. Om een idee te geven van hun impact: tussen 1551 en 1600 zijn in de Zuidelijke Nederlanden alleen al niet minder dan 85 werken gepubliceerd met betrekking tot Japan. Over de vordering van de bekeringen met daarbij gegevens over de Japanse cultuur volgen minstens elf boeken.

De opvolgers van Iëjasoe, de eerste Tokugawa-shogun, moesten niets hebben van het christendom, dat ze beschouwden als een agent van buitenlandse politieke inmenging. Zij trachtten deze vreemde religie volledig uit te roeien en sloten Japan voor meer dan twee eeuwen af van de buitenwereld. In 1637, toen de Portugese missionarissen reeds uit het land gezet waren, kwamen de christenen in opstand rond Nagasaki. Als represaille werden toen 37.000 mensen op de meest wrede wijze omgebracht. Schepen van de calvinistische Hollanders hielpen de shogun om de ‘paapse’ opstand te onderdrukken.

De folteringen in de illustratie hieronder stelden me aanvankelijk voor een raadsel, omdat nadere uitleg ontbrak. Ik vond de verklaring in een boek over William Adams, de eerste Engelsman in Japan (4).

 

In Japan was de gebruikelijke straf de kruisiging, een langzame en pijnlijke dood. Het slachtoffer werd aan het kruis gebonden, waarna de beulen speren in zijn lichaam staken, zodanig dat de spiesen elkaar inwendig kruisten, zonder een orgaan te raken.

De verhalen van de christenvervolging in Japan en de daarmee verbonden martelarencultus werden via drukwerk uit onder meer Antwerpen verspreid en hadden de uitdrukkelijke bedoeling om nieuwe roepingen aan te moedigen. Ze kregen weerklank in de Zuid-Nederlandse schilderkunst en in het jezuïetentoneel.

De Nieuwe Wereld

In de Nederlanden was er bij geleerden, handelaars en drukkers van meet af aan veel belangstelling voor de ontdekking van de Nieuwe Wereld. Dat startte bij Dirk Martens, die in 1493 in zijn Antwerpse drukkerij de brief van Columbus uitgaf (5). Meer nog: vrijwel alle oudste teksten over de Nieuwe Wereld in de Nederlanden zijn in Antwerpen uitgegeven. Uniek in Europa was bovendien het feit dat er in meerdere talen werd gepubliceerd, onder andere in het Latijn, Frans, Spaans, Duits, Engels…

In 1504 publiceerde Willem Vorsterman Novus Mundus, het derde reisverslag van Amerigo Vespucci (6). Reeds in 1507 drukte Jan van Doesborch de Nederlandse vertaling onder de titel Van der nieuwer werelt. Michiel Hillen van Hoochstraten gaf in 1523 de Cartas de Relación het relaas van Cortés’ verovering van Mexico uit in het Nederlands onder de titel De contreyen van den eylanden ende land dowen, nadat hij reeds een jaar vroeger een Franse versie had gepubliceerd van de tweede Carta. Vele van deze werken zouden op een nieuwe Nederlandse vertaling moeten wachten tot de tweede helft van de 20ste eeuw. Bernal Díaz del Castillo zelfs tot 1999! Terwijl er van Las Casas in onze handboeken geschiedenis jarenlang slechts een gecensureerde tekst stond waarin de ergste Spaanse wreedheden waren weggelaten (7).

Een van de belangrijkste kosmografisch werken was Petrus Apianus’ Cosmographia, een herziene en aangevulde versie van het gelijknamige werk van Ptolemaeus (1524). Daarvan verscheen in Antwerpen in 1529 een uitgave met aanvullingen en correcties door de Leuvense hoogleraar en latere leraar van Mercator, Gemma Frisius (‘Juweel van Friesland’, 1508-1555), met daarin een stuk van Frisius over de Nieuwe Wereld: De insulis nuper inventis ('Over de onlangs ontdekte eilanden'). Apianus had namelijk in navolging van Waldseemüller ook Amerika losgemaakt van Azië, waar de meeste geografen nog steeds Columbus volgden en de Caribische eilanden verbonden met Azië (8).

Boeken en prenten vormden van de 16de tot de 18de eeuw de belangrijkste bron van informatie. Bij de verspreiding van kennis in de Nieuwe Wereld en andere overzeese gebieden van de Spaanse en Portugese kroon speelden Plantin-Moretus en hun Antwerpse collega’s een vooraanstaande rol. Hun aanbod was zeer divers: behalve om religieuze ging het ook om historische en etnografische werken. Ook natuurwetenschappelijke en mathematische kennis, en zelfs technische knowhow voor vestingbouw werd uitgevoerd naar de kolonies. In het boek maak je onder meer kennis met de eerste prenten die West-Europeanen zagen van exotische planten en dieren zoals de cacao en het gordeldier.

 

Een der eerste afbeeldingen van een gordeldier in Europa

De verspreiding van Europese boeken buiten Europa had talrijke gevolgen. Over de hele wereld werden dezelfde boeken gelezen door Europeanen, inheemsen en mestiezen. Het boek volgde de Spanjaarden op hun veroveringstochten en verspreidde wereldwijd een door de Europeanen gecreëerd wereldbeeld. Dat kan je letterlijk opvatten: het werd opgelegd via de cartografie zoals blijkt uit de verspreiding van het Theatrum van Ortelius (om één voorbeeld te noemen). Zelfs in het zeer zelfingenomen China paste Verbiest in 1674 voor zijn keizerlijke wereldkaart het Europese coördinatenstelsel van meridianen en breedtecirkels in 360° toe en volgt hij niet de veel elegantere Chinese wetenschappelijke traditie waarbij de astronomen alle graden van de cirkel in 100 onderverdeelden (1). In hetzelfde China bestelden de jezuïeten grote Antwerpse prenten die dan met de hand werden ingekleurd en als schilderijen gebruikt in hun kerken. Soms werden prenten aangepast aan een Chinese culturele context, zoals een kopergravure van de Antwerpenaar Wierx uit Nadals Adnotationes et Meditationes in Evangelia, Plantin 1595. Ze kreeg een Chinese versie in het boek van G. Aleni s.j., Het leven van de Heer in beelden, Quanzhou 1637. De goede en de slechte moordenaar werden echter in de Chinese houtgravure weggelaten omdat een God tussen misdadigers voor de Chinezen onaanvaardbaar was.

 

In de Nieuwe Wereld gebeurt iets gelijkaardigs, maar hier doet zich zeer snel een andere vorm van acculturatie voor, zowel in Mexico als in het voormalige Incarijk. Ook hier spelen schilderijen een vooraanstaande rol bij de missionering. Antwerpse prenten gaan fungeren als model voor talrijke geschilderde decoraties in kerken en voor schilderijen door plaatselijke kunstenaars. In het Mexicaanse Texcoco richt Pieter van Gent een school op voor inheemse kunstenaars, die precolumbiaanse technieken kerstenen in functie van de geloofsverkondiging. Zij vervaardigen bijvoorbeeld schilderijen in pluimpjes, wat in Meso-Amerika gold als de hoogste kunstvorm. Dat er zo weinig voorbeelden van bewaard zijn, komt omdat de Spanjaarden minder waardering ervoor hadden.

 

Anoniem, De mis van de heilige Gregorius, schilderij in pluimen, 1539, onder leiding van Pieter van Gent door Azteekse kunstenaars uit Mexico-Tenochtitlán, naar het voorbeeld van een Antwerpse gravure.

In Quito legt Joos de Rijcke samen met een medebroeder Pieter Gossael (bijgenaamd Pedro Pintor, Pieter de Schilder) de basis voor de befaamde schilderschool van Quito, waar plaatselijke kunstenaars worden opgeleid in het kopiëren van Europese modellen voor de decoratie van kerken en kloosters. In de eerste twee eeuwen na de conquista is de Andesschilderkunst grotendeels bepaald door de Vlaamse invloed. Enerzijds via de import van schilderijen, anderzijds en voornamelijk via de permanente toevoer van gravures, hetzij los, hetzij in boeken. Deze schilderijen en gravures zijn door de inheemse kunstenaars gebruikt voor hun eigen composities. Vandaag vindt men talrijke Vlaamse schilderijen uit die periode terug in Zuid - Amerikaanse kerken, kloosters en musea voor koloniale kunst.

Aanvullende documentatie, vooral afbeeldingen

Abraham Ortelius (1527-1598), cartograaf en humanist, Antwerpen, Plantin-Moretus, 1998, 208 blz..

America. Bruid van de zon. 500 jaar Latijns-Amerika en de Lage Landen, Tentoonstellingscatalogus, Antwerpen, Imschoot Books, 1992. 528 blz.

China. Hemel en Aarde. 5000 jaar uitvindingen en ontdekkingen, tentoonstellingscatalogus, Brussel, Koninkl. Musea voor Kunst en Geschiedenis, 1988.

Feitorias. Kunst in Portugal ten tijde van de Grote Ontdekkingen, Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, 1991.

Nambankunst. De Portugezen in Japan, Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, 1989, 175 blz.

Oranda. De Nederlanden in Japan (1600-1868), Brussel, Generale Bank, 1989, 239 blz.

Stols, E. & R. Bleys (red.), Vlaanderen en Latijns-Amerika, Antwerpen, Mercatorfonds, 1993, 401 blz.

Jos Martens

2 november 2009

NOTEN

1. Martens, J., Waldseemüller en de geboorte van 'America'. Een historische odyssea, dl. 1. De wereld in kaart; dl. 2. De wereldreizen van Zheng He, 01. De Chinese wereldkaart van een Vlaamse jezuïet.  

2. Meer over Pedro de Gante, Las Casas, De Sahagún: Joos de Rijcke - site, knop: Eeuw van Joos: Grote namen van de conquista. En natuurlijk over Joos de Rijcke zelf, onder knop Joos dR. 

3. Nambankunst 1989:39; Thomas 2009: 134)
Martens, J., Japan: het Land van de Rijzende Zon, in: De conquistadores: wereldveroveraars met oogkleppen, Joos de Rijcke - site, 2001. Knop: Eeuw van Joos.

4. Over Will Adams, de man die model stond voor Blackthorne in de televisiereeks Shogun, zie: Milton, G., Samoerai William, Roeselare, Roelarta Books, 2008, 282 blz., Engelse origineel 2002 en op de Joos-site, onder de knop “Eeuw van Joos” bij De conquistadores: wereldveroveraars met oogkleppen

Voor een uitvoerige bespreking van Shogun (1980) 

5. Voor Johan Ballegeer uitgangspunt voor zijn jeugdboek Een eiland zoeken, Averbode, Altiora, 1991, 199 blz.  

6. Over Vespucci: Waldseemüller…, dl. 1. De wereld in kaart. 

7. Bernal Díaz del Castillo, De ware geschiedenis van de verovering van Nieuw-Spanje, Amsterdam, Bert Bakker, 1999. - 743 p. - Oorspr. Spaanse titel : Historia verdadera de la conquista de la Nueva España.

Bartolomé De Las Casas, De verwoesting van de West-Indische landen. Vertaling van Brevisima relación de la destrucción de las Indias - 1552 door M. van Nieuwstadt, Leuven, Kritak, 1992, 157 blz.

8. Om de verspreide gegevens over Frisius en Apianus op de Joos de Rijcke - site op te sporen, kun je best de zoekfunctie inschakelen op de openingspagina. Een uitvoeriger bijdrage over het universele genie Frisius is in voorbereiding, o.m. op basis van de tentoonstellingspublicatie Roegiers J., Vanpaemel G. e.a., Meten en weten. Gemma Frisius 1508-2008, Leuven, 2008, 48 blz.

   
 

Met onderstaande zoekmachine kunt u zowel zoeken op het www als binnen deze site en Histoforum

Google
Search WWW Search histoforum.digischool.nl