Community Geschiedenis Histoforum |
||||
recensies | deel 1 deel 2 deel 3 deel 4 deel 5 deel 6 deel 7 deel 8 | |||
|
Columbus
achterna: een wereld van papier in het kielzog van de conquistadores
Thomas, W. &
Een wereld op papier. Zuid- Nederlandse boeken,
prenten en kaarten in het Spaanse en Portugese wereldrijk (16de
- 18de eeuw), Leuven - Den Haag, Acco, 2009, 479
blz. ISBN: 9789033474187 In dit artikel focussen wij voornamelijk op de Nieuwe
Wereld en items die aan bod kwamen in de artikelenreeks
Waldseemüller en de Chinese
ontdekking van Amerika (1). Toch is
het meer dan een gewone recensie: regelmatig weiden we uit over
onderwerpen waarbij de auteurs wat al te veel voorkennis
veronderstellen, of geen verdere uitleg geven.
Plantin en de officina Plantiniana Omstreeks het midden van de 16de eeuw was Antwerpen het belangrijkste typografisch centrum benoorden de Alpen. De stad telde niet minder dan 140 uitgevers en boekhandelaars, van wie Christophe Plantin de belangrijkste was. Natuurlijk kan Francine de Nave, voormalig conservator van het Museum Plantin-Moretus, in een boek als dit dan ook niet om Plantin heen. Christophe Plantin, geboren omstreeks 1520 nabij het
Franse Tours, vestigde zich in 1548 of Hij was een intellectueel. De
'Gulden Passer', zoals zijn
woning aan de Vrijdagmarkt heette, groeide uit tot een internationaal
centrum voor humanisme en wetenschap. Veel geleerden, onder andere de
kruidenkundige Dodoens, de cartograaf Ortelius en de wiskundige Lipsius,
voelden zich er thuis en vertrouwden hun werken aan Plantin toe. Hij verwierf internationale faam door de uitgave van
de Biblia Polyglotta
(1568-1573), een meertalige Bijbel (Latijn, Grieks, Hebreeuws, Syrisch,
Aramees), groot formaat in acht delen die de wereld rondging tot in
India waar hij in 1580 aan het hof van de machtige derde Groot-Mogol,
keizer Akbar, door de jezuïeten uitgestald werd als toppunt van Europese
geleerdheid. In China haalde Matteo Ricci
(1552-1610, de eerste jezuïet die sinds Sinds 1570 was Plantin 'aartsdrukker' van Filips II, koning van Spanje en heer over de Nederlanden, en vanaf 1571 verwierf hij het monopolie voor het drukken van brevieren en missalen voor Spanje en de Spaanse kolonies. In de vijf jaren tot dit monopolie werd stopgezet omwille van de Spaanse Furie in Antwerpen, bezorgde Plantin ca. 18.000 brevieren, 17.000 missalen, 9000 getijdenboeken en 8000 andere werken voor een bedrag van ca. 120.000 gulden, in die tijd een fabelachtige som. De boeken die Pieter van Gent in Mexico en Joos de Rijcke in Quito gebruikten en van aantekeningen voorzagen,waren bijna zeker in de drukkerij van Plantin gedrukt. Pieter van Gent (Pedro de Gante) liet reeds in 1528 zijn Catecismo in het Nahuatl, de taal van de Azteken, bij een Antwerpse uitgever drukken (2). (Uiteraard nog niet bij Plantin die toen amper acht jaar moet geweest zijn.) Het Onze vader
uit de catechismus van Pieter van Gent. Als hulpmiddel bij het
onderricht zette hij de catechismus eerst om in eerder onbeholpen
pictogrammen, een nabootsing van het Azteekse beeldschrift. Daarna
vertaalde hij hem in het Nahuatl./span> Plantin verkoos geen zetklare drukletters aan te
kopen. Hij bestelde originele stempels en matrijzen (gietvormen) bij
vooraanstaande typografen als Garamond (naar wie het huidige lettertype
is genoemd) wat het Antwerpse Plantin - Moretus Museum een unieke
collectie opleverde. Hij bezat tevens het lucratieve monopolie voor het
verkopen van de kaarten en globes van de naar Duisburg (Duitsland)
uitgeweken cartograaf Gerard
Mercator. In de boekhouding van de drukker vertegenwoordigen diens
kaarten over de jaren een waarde van 2500 Carolusgulden, omgerekend in
tegenwoordige munt ongeveer 250.000 euro. Toen hij op 1 juli 1589 overleed, noemde men hem 'de
prins der drukkers'. Boeken bleven nog lange tijd zeer duur. Drukken was
een arbeidsintensief en ...langzaam proces. De schitterende stempels en
matrijzen die Plantin bij de beste vaklui bestelde, kostten fortuinen.
Plantin gebruikte een methode om op een kost-efficiënte wijze
tweekleurendruk (rood en zwart) te produceren. Hij was ook een der
allereersten om burijngravures op koperplaat te gebruiken, wat veel
duurder was dan houtsnede, maar meer verfijnde tekeningen en grotere
oplagen toeliet. Een kopergravure moest, in tegenstelling tot
houtsneden, afzonderlijk gedrukt worden op een eigen pers, omdat het
diepdruk is en geen hoogdruk, zoals gewoon drukwerk. (Eerste werk in
deze techniek gedrukt in 1566, een met 42 schitterende kopergravures
geïllustreerd plagiaat naar Vesalius'
De Humani Corporis Fabrica
uit 1543.) Naast vele pamfletten produceerde zijn drukkerij
gemiddeld 55 boekwerken per jaar. Als ze goed doorwerkten konden zijn
snelste drukkers door efficiënte taakverdeling per dag 1250 foliobladen
van de pers halen en te drogen hangen. Voor liturgische werken die in
twee kleuren werden gedrukt (rood en zwart) werd een oplage van
gemiddeld 500 bladen per dag bereikt. Aan een daggemiddelde van 1250
folio's of 2500 recto-verso bladzijden, haalde een drukpers ook de
gemiddelde oplage van een boek. Het grootste gedeelte van de publicaties
was immers bestemd voor geletterden, zoals wetenschappers en hogere
geestelijken, wat de normale oplage reduceerde tot 600 of 800 stuks. Ter
vergelijking: een Nederlandstalig jeugdboek wordt tegenwoordig normaal
gedrukt op 3000 exemplaren, een literair werk vaak op niet meer dan
1500. Niet te vergelijken dus met de hedendaagse huizenhoge jumbopersen
die honderdduizenden kranten, elk met de omvang van een uit de kluiten
gewassen boek, uitspuwen in nauwelijks een paar uren.
Pieter van Gent als leraar van de Indio’s. Anoniem
schilderij uit de 17de eeuw. Christoffel Plantin had geen zonen, alleen vijf
dochters. Na zijn dood ging de drukkerij over op zijn bekwame schoonzoon
Jan Moretus (Moerentorf,
1543 - 1610) en diens nakomelingen. Op het einde van de 17de
eeuw verloor de drukkerij aan invloed en investeerden de Moretussen hun
geld in andere beleggingen. Uit piëteit tegenover hun beroemde voorvader
bewaarden zij echter gelukkig een groot deel van de inrichting. Na het
definitieve stilvallen van de persen werd het Plantijnse huis in 1876
door de stad Antwerpen aangekocht en als museum ingericht. Het Plantin-
Moretusmuseum is een bijna levend restant van een brok geschiedenis van
de boekdrukkunst. In de sfeerrijke renaissancewoning liggen juweeltjes
van handschriften en drukken, onder meer een exemplaar van de
prestigieuze 'Veeltalige Bijbel', een 42-regelige Bijbel van Gutenbergh
(verworven van een op de brandstapel terechtgestelde protestantse
monnik!) en van de eerste atlas, samengesteld door Ortelius.
Ortelius en het
Theatrum Orbis Terrarum Een tweede naam die we bij de verschillende auteurs
telkens en telkens weer ontmoeten is Abraham Ortelius (1527-1598). Hij
was in feite geen cartograaf, maar handelaar in landkaarten. Zo kwam hij
in contact met Mercator. Zij wisselden nieuwe kaarten uit en gegevens
over ontdekkingsreizen. Antwerpen was in deze roerige jaren van
godsdiensttwisten en inquisitie een centrum van de wereldhandel en een
relatieve oase van tolerantie. Kaarten waren vaak al na vijf jaar
achterhaald, zo snel bleef het wereldbeeld veranderen. De talrijke
aanwezige kooplieden uit binnen- en buitenland snakten naar betrouwbare,
recente kaarten. Ortelius zou hun die bezorgen. Op aandringen van
vrienden bracht hij met behulp van Mercator de beste kaarten bijeen en
herleidde ze tot een standaardformaat. Zijn
Theatrum Orbis Terrarum (De
Afbeelding van de Wereld) kwam in 1570, na tien jaar werken, van de
persen. Niet bij Plantijn, zoals meestal vermeld en ik zelf op basis van
foutieve bronnen meende, maar bij Egidius (Gillis) Coppens van Diest,
weliswaar in Antwerpen. Pas vanaf 1579 werd de 3de druk door
Plantin uitgegeven, maar die was vanaf 1570 al betrokken bij de verkoop.
Het boek, de eerste moderne atlas avant la lettre,
omvatte kopergravure-kaarten samen met beschrijvende tekst, op
folioformaat (ongeveer 70 bij Het Theatrum
was van meet af aan een grandioos commercieel succes. Binnen drie
maanden was de eerste druk uitverkocht en vervolgens werd de Latijnse
tekst vertaald in het Nederlands, Duits, Frans, Spaans, Italiaans en
Engels. Tegen de tijd dat Ortelius overleed (1598) waren er al 28
drukken verschenen en in 1612 was dat aantal gestegen tot 41. Hij werd
overladen met roem en rijkdom en aangesteld tot officieel geograaf van
Filips II. Om zijn triomfen te vieren versierde de vorst zelfs een der
galerijen van het Escuriaal met 70 kaarten uit Ortelius. Zijn hele leven
lang bleef Ortelius het Theatrum
bijwerken door er telkens kaarten aan toe te voegen die zijn agenten en
bewonderaars hem toestuurden. Op de titelpagina van zijn boek stonden
voor de allereerste keer vier symbolische menselijke figuren afgebeeld,
een voor elk continent, waartoe nu ook Amerika behoorde. Zijn
Theatrum kwam zelfs in Japan
terecht waar de kaarten zodanig in de smaak vielen van de Japanse
shoguns en daimios dat ze de schilders van de
biombos of kamerschermen van
de namban-kunst (kunst van de
barbaren) inspireerden tot soortgelijke wereldkaarten en stadsgezichten.
De cartografische opbloei in Japan is derhalve te danken aan de
rechtstreekse invloed van de Zuid-Nederlandse cartografie en niet zozeer
aan de Hollandse bemiddeling zoals meestal wordt beweerd. Deel van Ortelius’ wereldkaart met de Nieuwe
wereld op een Japans biombo
of kamerscherm (ca. 1610-1620). Abraham Ortelius publiceerde zijn Amerikakaart in
De bijgewerkte Amerikakaart in het
Theatrum Orbis Terrarum vanaf
1587. Ook in China lieten eerst de reeds genoemde Matteo
Ricci en daarna Ferdinand Verbiest (1623-1688) het hof van de Chinese
keizer kennis maken met de Nieuwe Wereld aan de hand van Ortelius’ kaart
van Amerika (1). Voor beiden bleef Ortelius’
Theatrum een van de
belangrijkste bronnen voor hun Chinees cartografisch werk.
‘Kleine
Kunyu Quantu’ (wereldkaart)
van Verbiest, 1674. De oficiële ‘keizerlijke kaart’ was Het Land van
de Rijzende Zon In 1543 bereikten de eerste Portugezen Japan. Zes jaar
later arriveerde de beroemde jezuïet Franciscus Xaverius, die een
aanvang maakte met de missionering. De jezuïeten na hem vestigden een
religieus monopolie, dat zij angstvallig verdedigden tegen andere
kloosterorden. En niet ten onrechte. Hun visie week immers sterk af van
de gebruikelijke Eurocentrische. Zij beschouwden de Japanners niet als
heidense barbaren, maar hadden het grootste respect voor hun cultuur. Het begin van onze 17de eeuw viel voor
Japan samen met een nieuwe era. In 1600 versloeg Iëjasoe, het hoofd van
de Tokugawa-clan, zijn tegenstanders in de slag bij Sekigahara en
veroverde zo het shogunaat, het opperleenheerschap onder de goddelijke
keizer, de Mikado. Aanvankelijk stond Iëjasoe positief tegenover de
Europeanen en het christendom, dat hij beschouwde als een tegenwicht
voor de te grote macht van de boeddhistische monniken. De houding van de
jezuïeten wierp snel vruchten af. Tegen de tijd dat Iëjasoe stierf, in
1616, telde Japan reeds minstens 400.000 christenen. In de goede halve eeuw na 1543 en voor 1600 leek een
intensieve uitwisseling tussen Japan en Europa op gang te komen. De
jezuïeten stuurden in 1582 drie jonge christelijke samoerai naar Europa.
In 1584 arriveerden zij in Lissabon. In Rome werden ze ontvangen door
paus Gregorius XIII, die kort daarna overleed. In 1585 woonden zij de
inhuldiging bij van de nieuwe paus Sixtus V. Overal waar ze kwamen
verwekten ze opschudding en bewondering. In 1586 vertrokken ze uit
Lissabon. Pas in 1590 waren ze weer in Nagasaki. Zij brachten westerse
muziekinstrumenten als de luit en westerse muziek mee terug, wat in hun
thuisland eveneens erg in de smaak viel. Ook westerse mode werd korte
tijd een rage bij de hoogste standen. En niet te vergeten: op hun reis
doorheen Italië kregen de Japanse pupillen een
Theatrum Orbis Terrarum
cadeau, dat zodanig in de smaak viel dat de jezuïeten in Antwerpen een
aantal exemplaren en losse grote kaarten bestelden (3). Overal verschenen verslagen over het verloop van hun
reis. Om een idee te geven van hun impact: tussen 1551 en 1600 zijn in
de Zuidelijke Nederlanden alleen al niet minder dan 85 werken
gepubliceerd met betrekking tot Japan. Over de vordering van de
bekeringen met daarbij gegevens over de Japanse cultuur volgen minstens
elf boeken. De opvolgers van Iëjasoe, de eerste Tokugawa-shogun,
moesten niets hebben van het christendom, dat ze beschouwden als een
agent van buitenlandse politieke inmenging. Zij trachtten deze vreemde
religie volledig uit te roeien en sloten Japan voor meer dan twee eeuwen
af van de buitenwereld. In 1637, toen de Portugese missionarissen reeds
uit het land gezet waren, kwamen de christenen in opstand rond Nagasaki.
Als represaille werden toen 37.000 mensen op de meest wrede wijze
omgebracht. Schepen van de calvinistische Hollanders hielpen de shogun
om de ‘paapse’ opstand te onderdrukken. De folteringen in de illustratie hieronder stelden me
aanvankelijk voor een raadsel, omdat nadere uitleg ontbrak. Ik vond de
verklaring in een boek over William Adams, de eerste Engelsman in Japan
(4).
In Japan was de
gebruikelijke straf de kruisiging, een langzame en pijnlijke dood. Het
slachtoffer werd aan het kruis gebonden, waarna de beulen speren in zijn
lichaam staken, zodanig dat de spiesen elkaar inwendig kruisten, zonder
een orgaan te raken. De verhalen van de christenvervolging in Japan en de
daarmee verbonden martelarencultus werden via drukwerk uit onder meer
Antwerpen verspreid en hadden de uitdrukkelijke bedoeling om nieuwe
roepingen aan te moedigen. Ze kregen weerklank in de Zuid-Nederlandse
schilderkunst en in het jezuïetentoneel. De Nieuwe
Wereld In de Nederlanden was er bij geleerden, handelaars en
drukkers van meet af aan veel belangstelling voor de ontdekking van de
Nieuwe Wereld. Dat startte bij In 1504 publiceerde Willem Vorsterman
Novus Mundus, het derde
reisverslag van Amerigo Vespucci (6).
Reeds in 1507 drukte Jan van Doesborch de Nederlandse vertaling onder de
titel Van der nieuwer werelt.
Michiel Hillen van Hoochstraten gaf in 1523 de
Cartas de Relación het relaas
van Cortés’ verovering van Mexico uit in het Nederlands onder de titel
De contreyen van den eylanden
ende land dowen, nadat hij reeds een jaar vroeger een Franse versie
had gepubliceerd van de tweede
Carta. Vele van deze werken zouden op een nieuwe Nederlandse
vertaling moeten wachten tot de tweede helft van de 20ste
eeuw. Bernal Díaz del Castillo zelfs tot 1999! Terwijl er van Las Casas
in onze handboeken geschiedenis jarenlang slechts een gecensureerde
tekst stond waarin de ergste Spaanse wreedheden waren weggelaten (7).
Een van de belangrijkste kosmografisch werken was
Petrus Apianus’ Cosmographia,
een herziene en aangevulde versie van het gelijknamige werk van
Ptolemaeus (1524). Daarvan verscheen in Antwerpen in 1529 een uitgave
met aanvullingen en correcties door de Leuvense hoogleraar en latere
leraar van Mercator, Gemma Frisius (‘Juweel van Friesland’, 1508-1555),
met daarin een stuk van Frisius over de Nieuwe Wereld:
De insulis nuper inventis
('Over de onlangs ontdekte eilanden'). Apianus had namelijk in navolging
van Waldseemüller ook Amerika losgemaakt van Azië, waar de meeste
geografen nog steeds Columbus volgden en de Caribische eilanden
verbonden met Azië (8). Boeken en prenten vormden van de 16de tot
de 18de eeuw de belangrijkste bron Een der eerste
afbeeldingen van een gordeldier in Europa De verspreiding van Europese boeken buiten Europa had
talrijke gevolgen. Over de hele wereld werden dezelfde boeken gelezen
door Europeanen, inheemsen en mestiezen. Het boek volgde de Spanjaarden
op hun veroveringstochten en verspreidde wereldwijd een door de
Europeanen gecreëerd wereldbeeld. Dat kan je letterlijk opvatten: het
werd opgelegd via de cartografie zoals blijkt uit de verspreiding van
het Theatrum van Ortelius (om
één voorbeeld te noemen). Zelfs in het zeer zelfingenomen China paste
Verbiest in 1674 voor zijn keizerlijke wereldkaart het Europese
coördinatenstelsel van meridianen en breedtecirkels in 360° toe en volgt
hij niet de veel elegantere Chinese wetenschappelijke traditie waarbij
de astronomen alle graden van de cirkel in 100 onderverdeelden (1).
In hetzelfde China bestelden de jezuïeten grote Antwerpse prenten die
dan met de hand werden ingekleurd en als schilderijen gebruikt in hun
kerken. Soms werden prenten aangepast aan een Chinese culturele context,
zoals een kopergravure van de Antwerpenaar Wierx uit Nadals
Adnotationes et Meditationes in Evangelia, Plantin 1595. Ze
kreeg een Chinese versie in het boek van G. Aleni s.j.,
Het leven van de Heer in beelden,
Quanzhou 1637. De goede en de slechte moordenaar werden echter in de
Chinese houtgravure weggelaten omdat een God tussen misdadigers voor de
Chinezen onaanvaardbaar was. In de Nieuwe Wereld gebeurt iets gelijkaardigs, maar
hier doet zich zeer snel een andere vorm van acculturatie voor, zowel in
Mexico als in het voormalige Incarijk. Ook hier spelen schilderijen een
vooraanstaande rol bij de missionering. Antwerpse prenten gaan fungeren
als model voor talrijke geschilderde decoraties in kerken en voor
schilderijen door plaatselijke kunstenaars. In het Mexicaanse Texcoco
richt Pieter van Gent een school op voor inheemse kunstenaars, die
precolumbiaanse technieken kerstenen in functie van de
geloofsverkondiging. Zij vervaardigen bijvoorbeeld schilderijen in
pluimpjes, wat in Meso-Amerika gold als de hoogste kunstvorm. Dat er zo
weinig voorbeelden van bewaard zijn, komt omdat de Spanjaarden minder
waardering ervoor hadden.
Anoniem, De mis
van de heilige Gregorius, schilderij in pluimen, 1539, onder leiding van
Pieter van Gent door Azteekse kunstenaars uit Mexico-Tenochtitlán, naar
het voorbeeld van een Antwerpse gravure. In Quito legt Joos de Rijcke samen met een medebroeder
Pieter Gossael (bijgenaamd Pedro Pintor, Pieter de Schilder) de basis
voor de befaamde schilderschool van Quito, waar plaatselijke kunstenaars
worden opgeleid in het kopiëren van Europese modellen voor de decoratie
van kerken en kloosters. In de eerste twee eeuwen na de conquista is de
Andesschilderkunst grotendeels bepaald door de Vlaamse invloed.
Enerzijds via de import van schilderijen, anderzijds en voornamelijk via
de permanente toevoer van gravures, hetzij los, hetzij in boeken. Deze
schilderijen en gravures zijn door de inheemse kunstenaars gebruikt voor
hun eigen composities. Vandaag vindt men talrijke Vlaamse schilderijen
uit die periode terug in Zuid - Amerikaanse kerken, kloosters en musea
voor koloniale kunst. Aanvullende
documentatie, vooral afbeeldingen Abraham
Ortelius (1527-1598), cartograaf en humanist, Antwerpen,
Plantin-Moretus, 1998, 208 blz.. America. Bruid
van de zon. 500 jaar Latijns-Amerika en de Lage Landen,
Tentoonstellingscatalogus, Antwerpen, Imschoot Books, 1992. 528 blz. China. Hemel en
Aarde. 5000 jaar uitvindingen en ontdekkingen,
tentoonstellingscatalogus, Brussel, Koninkl. Musea voor Kunst en
Geschiedenis, 1988. Feitorias.
Kunst in Portugal ten tijde van de Grote Ontdekkingen, Antwerpen,
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, 1991. Nambankunst. De
Portugezen in Japan, Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en
Geschiedenis, 1989, 175 blz. Oranda. De
Nederlanden in Japan (1600-1868), Brussel, Generale Bank, 1989, 239
blz. Stols,
2 november 2009 NOTEN 1. Martens, J.,
Waldseemüller en de geboorte van 'America'. Een historische odyssea,
dl. 1. De wereld in kaart;
dl. 2. De wereldreizen van Zheng
He, 01. De Chinese wereldkaart van een Vlaamse jezuïet.
2. Meer over Pedro de Gante, Las
Casas, De Sahagún:
Joos de Rijcke
- site, knop: Eeuw van Joos:
Grote namen van de conquista. En natuurlijk over Joos de Rijcke
zelf, onder knop Joos dR. 3. Nambankunst
1989:39; Thomas 2009: 134) 4. Over Will Adams, de man die model stond voor Blackthorne in de televisiereeks Shogun, zie: Milton, G., Samoerai William, Roeselare, Roelarta Books, 2008, 282 blz., Engelse origineel 2002 en op de Joos-site, onder de knop “Eeuw van Joos” bij De conquistadores: wereldveroveraars met oogkleppen Voor een uitvoerige bespreking van
Shogun
(1980) 5. Voor Johan Ballegeer uitgangspunt voor zijn
jeugdboek
Een eiland zoeken, Averbode, Altiora, 1991, 199 blz.
6. Over Vespucci:
Waldseemüller…, dl. 1.
De wereld in kaart. 7. Bernal Díaz del Castillo, Bartolomé De Las Casas,
De verwoesting van de
West-Indische landen. Vertaling van
Brevisima relación de la
destrucción de las Indias - 1552 door M. van Nieuwstadt, Leuven,
Kritak, 1992, 157 blz. 8. Om de verspreide gegevens over Frisius en Apianus op de Joos de Rijcke - site op te sporen, kun je best de zoekfunctie inschakelen op de openingspagina. Een uitvoeriger bijdrage over het universele genie Frisius is in voorbereiding, o.m. op basis van de tentoonstellingspublicatie Roegiers J., Vanpaemel G. e.a., Meten en weten. Gemma Frisius 1508-2008, Leuven, 2008, 48 blz. | |||
Met onderstaande zoekmachine kunt u zowel zoeken op het www als binnen deze site en Histoforum
|