Histoforum      Lesmateriaal      Toetsmateriaal      Vakinformatie      Magazine    

Presentatievaardigheden

Tips voor het maken van een goede presentatie en een rubric als hulpmiddel voor het beoordelen van een presentatie.

Albert van der Kaap, Enschede, albert@vanderkaap.org  

Presentatievaardigheden

Hoe maak je een goede presentatie?

1. De voorbereiding
Stel je zelf om te beginnen de volgende vragen:

2. De structuur
Je kunt je presentatie op verschillende manieren opbouwen, maar welke manier je ook kiest zorg er telkens voor dat je publiek aan het begin duidelijk maakt wat ze van je presentatie kunnen verwachten en hoe je presentatie is opgebouwd.

Hierbij geldt het KISS principe. KISS staat voor Keep It Simple Stupid! Het is een ezelsbruggetje dat je voor elke presentatie kunt gebruiken. Breng je boodschap zo eenvoudig mogelijk over: beperk je tot de kern en gebruik gewone mensentaal.

Je kunt voor de structuur bijvoorbeeld kiezen uit de volgende mogelijkheden:

Kop-Romp-Staart Kop

Cirkelmethode
De cirkelmethode is een variant op het Kop-romp-staart model. Het houdt in dat je in de staart van je betoog nog eens teruggrijpt naar de kop. Dat maakt je verhaal letterlijk en figuurlijk 'rond'.

VVV
Vertel wat je gaat vertellen, vertel je verhaal en vertel tenslotte wat je verteld hebt·

Andere indelingen

 3. De opening

Actualiteit
Nieuws is een prima binnenkomer. Zeker als het om een onderwerp gaat waar mensen direct mee te maken hebben. Neem een actueel bericht (liefst uit de krant van diezelfde dag) en gebruik het als kapstok voor je verhaal. Het nieuws moet natuurlijk wel iets met je onderwerp te maken hebben. Bovendien doet positief nieuws ("De Nederlandse economie trekt weer aan") het beter dan slecht nieuws.

Anekdote
Een anekdote is een kort verhaaltje met een grappige of verrassende kern. De kern symboliseert een diepere waarheid of een meer algemene gedachte die je kunt gebruiken als kapstok voor je verhaal. Een kort verhaaltje of anekdote aan het begin is tien keer leuker dan het obligate opdreunen van je boodschap. Anekdotes vind je overal om je heen: in de krant, in de kroeg, op het sportveld of in je bedrijf. Ook persoonlijke belevenissen doen het goed.

Een voorbeeld: "Tijdens een reis in Tibet raakte ik in gesprek met een Tibetaanse monnik. Deze monnik zag het leven als een voorbereiding op de dood. Zijn leven, zo vertelde hij mij, stond in het teken van leren te sterven. Dit, dames en heren, getuigt vaneen bescheidenheid die we in de Westerse samenleving niet kennen."

Metafoor
Een metafoor is een figuurlijke uitdrukking of beeld waarin je het onderwerp van je betoog kunt vangen. Een goede metafoor vinden, is lastig. Maar als je er eenmaal een hebt, is de zeggingskracht groot. Denk bijvoorbeeld aan Frits Bolkestein die Ad Melkert ooit vergeleek met 'Rupsje Nooitgenoeg', een figuur uit een kinderboek die gretig en onverzadigbaar is.
Een veelgebruikte metafoor is de vergelijking. Je verlevendigt een droge opsomming van feiten en cijfers tot een beeld dat beklijft als je het tastbaar maakt in een herkenbaar voorbeeld. Journalisten maken er vaak gebruik van.

Een voorbeeld: "Ruim 115.000 mensen werden geëvacueerd. Dat is vergelijkbaar met een stad als Leiden."

Humor
Een grap als opening breekt het ijs en verhoogt de sfeer. In Amerika is het een beproefd middel om de aandacht te trekken en vast te houden. Nederlanders zijn wat terughoudender met grappen en grollen. Toch kan een grap goed werken. Maar dan moet je er wel 100 procent zeker van zijn dat hij aanslaat en begrepen wordt door het publiek. Niets is zo pijnlijk, voor jezelf en voor je toehoorders, als de doodse stilte na een grappig bedoelde binnenkomer. Ben je wel in voor een leuke grap? Probeer 'm eerst uit op een paar proefkonijnen en voorkom dat je je toehoorders (onbedoeld) beledigt.

Let op! Met grappen over politiek of het religie krijg je misschien wel wat lachers op je hand, maar je loopt ook het risico dat anderen voorgoed afhaken. Hetzelfde geldt voor grappig bedoelde opmerkingen over het vrouwelijke geslacht: die kunnen écht niet meer.

Citaat
Waarom zelf zwoegen op een prachtige openingszin als anderen het wiel al hebben uitgevonden? Je kunt naar hartelust gebruik maken van andermans veren, zolang je de bron erbij vermeldt en niet doet alsof de volzinnen uit je eigen geniale brein komen. Raadpleeg de boekenkast of zoek naar citaten op het internet.

4. Het einde

Samenvatting
Vertel in maximaal vier of vijf zinnen wat je hebt verteld.

Stelling
Pak de kern van je verhaal samen in een stelling. Kies je voor deze vorm, dan moet er wel gelegenheid zijn voor discussie.

Belofte
Een positieve afsluiting doet het altijd goed. Heb je in je presentatie een wervend betoog gehouden voor een product of dienst, dan past daar prima de belofte bij dat met jouw product 'de toekomst beter zal zijn'.

Vraagteken
Zet je publiek aan het denken. Formulier een prikkelende, intrigerende vraag en laat het antwoord achterwege. Wie deze vorm goed weet uit te werken, verlengt de levensduur van zijn presentatie aanzienlijk.

Maak het verhaal rond
Het mooist is als je in de afsluiting van je verhaal teruggrijpt naar de opening. Dan maak je het verhaal rond. Heb je in de opening een citaat gebruikt, grijp er dan in de afsluiting nog even op terug om de zeggingskracht ervan nog eens te onderstrepen.

5. Succesfactoren
Of een presentatie slaagt, hangt niet alleen af van de inhoud van je betoog maar ook van de manier waarop je de boodschap overbrengt. We zetten de belangrijkste succesfactoren op een rijtje.

Ken je publiek
Weet wie je voor je hebt: of je ze met 'u' of 'jullie' moet aanspreken, of ze in zijn voor een grap, wat ze weten van het onderwerp en of ze geïnteresseerd zijn in wat je te zeggen hebt.

Weet wat je gaat zeggen
Ook al ben je nog zo'n spreektalent, je doet er goed aan om tenminste het begin en het einde van je verhaal op papier te zetten. Oefen en schaaf je presentatie bij. Houd tijdens het spreken een spiekbriefje bij de hand met de kernwoorden van je verhaal. Verspil je tijd niet met wat mensen al weten, geef ze iets nieuws, verrassends en laat hun fantasie werken.

Breng structuur in je verhaal
Hanteer een duidelijke verhaallijn. Maak gebruik van de methoden om je verhaal te structureren.

Gebruik beelden
Eén keer zien is beter dan 1.000 keer horen. Heb je leuke dia's of voorwerpen die je betoog kunnen ondersteunen, laat ze zien! Houd intussen wel contact met je publiek en zorg dat je met de apparatuur kunt omgaan. Niets is zo tenenkrommend als sprekers die staan te stuntelen met beamers of overheadprojectors.

Maak contact
Het gaat er niet alleen om wat je zegt, maar ook hoe je het zegt. Regel één is contact te maken met je publiek: stel vragen, houd oogcontact, loop rond, laat mensen stemmen op een stelling door de vinger op de steken. Kortom: betrek je gehoor actief bij je verhaal. Laat niet alleen je mond maar ook je lichaam spreken. Gebruik handen en voeten om het betoog te illustreren en onderstreep de boodschap met mimiek en gezichtuitdrukking.

Bron: http://www.rug.nl/noordster/mondelingevaardigheden/voorstudenten/presenteren/index  

Criteria Relevant 1 2 3 4 Score Weging
Non-verbale vaardigheden              
Oogcontact O De leerling kijkt het publiek niet aan en leest alles voor van papier  De leerling zoekt  slechts af en toe contact met het publiek en is nog sterk afhankelijk van zijn notities  De leerling heeft geregeld contact met het publiek, maar heeft zijn notities nog geregeld nodig  De leerling heeft voortdurend contact met het publiek en heeft zijn notities nauwelijks nodig     
Gezichts-uitdrukking O De leerling toont geen mimiek of heeft constant een gespannen gezichtsuitdruk-king  De leerling toont  geregeld een gespannen gezichtsuitdruk-king  De leerling toont nog af en toe een gespannen gezichtsuitdrukking , maar vertoont ook geregeld een treffende mimiek.  De leerling toont telkens een adequate gezichtsuitdrukking die de presentatie ondersteunt    
Gebaren  O De leerling ondersteunt zijn verhaal niet met toepasselijke gebaren De leerling ondersteunt zijn verhaal slechts af en toe met toepasselijke gebaren De leerling ondersteunt zijn verhaal geregeld met toepasselijke gebaren De leerling ondersteunt zijn verhaal op natuurlijke wijze  met toepasselijke gebaren    
Houding O De leerling zit gedurende de presentatie of staat ongemakkelijk. Zijn houding is onzeker.  De leerling toont geregeld door zijn houding dat hij zich niet op zijn gemak voelt. De leerling toont nog af en toe door zijn houding dat hij zich niet op zijn gemak voelt. De leerling heeft gedurende de presentatie een ontspannen houding     
Stemgebruik                  
Stemgebruik     O De leerling spreekt te zacht, te monotoon en/of teveel binnensmonds. De leerling spreekt luid genoeg, maar te monotoon en teveel binnensmonds. De leerling spreekt  luid genoeg, hij articuleert goed, maar nog te monotoon. De leerling spreekt  luid genoeg, brengt variatie in toonhoogte aan en articuleert goed.    
Fluency   De leerling maakt vaak zinnen niet af en/of aarzelt vaak. De leerling aarzelt geregeld. De leerling aarzelt af en toe. De leerling spreekt vloeiend.    
Enthousiast O De leerling toont geen enkele interesse in het onderwerp. De leerling toont af en toe een ongeïnteresseerde houding  De leerling toont af en toe positieve gevoelens voor het onderwerp  De leerling straalt gedurende de hele presentatie enthousiasme voor het onderwerp uit.    
Onderbre-kingen (uh, well uh, um)  O 10 keer of vaker  6-9 keer  1-5 keer Geen onderbrekingen merkbaar    
Inhoud              
Rekening houden met doelgroep O De leerling houdt geen rekening met de personen voor wie de presentatie bedoeld is. De leerling houdt onvoldoende rekening met de personen voor wie de presentatie bedoeld is. De leerling houdt  voldoende rekening met de personen voor wie de presentatie bedoeld is. De leerling heeft de presentatie volledig afgestemd op de doelgroep    
Beoogd effect O De leerling is zich totaal niet bewust van hetgeen hij met zijn presentatie beoogt De leerling is zich onvoldoende bewust van hetgeen hij met zijn presentatie beoogt De leerling weet  onvoldoende wat  hij met zijn presentatie beoogt De leerling weet precies wat hij met zijn presentatie wil bereiken    
Structuur O De presentatie heeft geen duidelijke opbouw De presentatie heeft wel een begin en een middenstuk, maar geen afronding De presentatie heeft een middenstuk en een afronding, maar geen duidelijke introductie  De presentatie heeft een heldere opbouw, met een begin, een middenstuk en een afronding.    
Aankondiging van het onderwerp O De leerling vertelt het publiek niet waarover de presentatie zal gaan De leerling maakt slechts vaag duidelijk waar de presentatie over zal gaan. De leerling vertelt het publiek in grote lijnen waar de presentatie over zal gaan. De leerling vertelt het publiek gestructureerd waar de presentatie over zal gaan    
Afronding O De presentatie gaat als een nachtkaaars uit De presentatie heeft een rommelig einde De presentatie kent een redelijke afronding De presentaie wordt duidelijk en tot the point afgerond    
Tijd O De presentatie is te kort. De presentatie is aan de korte kant. De presentatie is te lang. Presentatie voldoet wat de tijd betreft aan de eisen.    
Visuele hulpmid-delen O De gekozen visuele ondersteuning is armzalig, leidt de aandacht af en is slecht te lezen De gekozen visuele ondersteuning voegt weinig toe aan de presentatie Gedachten worden gevisualiseerd, maar betrekken het publiek niet echt bij de presentatie Hulpmiddelen ondersteunen het betoog en maken de presentatie sterker    
Volledigheid O Niet alle vereiste onderdelen komen aan bod De meeste  onderdelen, die vereist zijn, komen globaal aan de orde Een aantal onderdelen wordt diepgaand behandeld, andere komen slechts globaal aan de orde  De leerling gaat diepgaand in op alle onderdelen    
Professio-naliteit van de presentatie O Mompelt teveel, het publiek heeft moeite om de presentatie te verstaan en te volgen Het betoog is niet echt helder en de leerling weet het publiek niet bij de presentatie te betrekken   Het betoog is helder, maar  de leerlingweet het publiek niet bij de presentatie te betrekken   Het betoog is helder, goed gestructureerd en de leerling weet het publiek bij de presentatie te betrekken      

 

 

 Informatievaardigheden

Is hier sprake van samenwerkend leren?

 Informatievaardigheden

Copyright:  Albert van der Kaap, 2011