Rolf Falter, België.
Een geschiedenis zonder land. Uitgeverij De Bezige Bij,
Antwerpen / Amsterdam, 2012. 461 p.; literatuur, register.
ISBN
978 90 8542 344 7; € 22,50.
Geschiedenis van België
Geschiedenissen van België beginnen meestal in 1830 en
beperken zich tot wat er binnen de grenzen gebeurde.
Rolf Falter waagt het om terecht te beginnen bij Caesar en dan
een stevig overzicht te geven van ruim 2.000 jaar. In zijn
inleiding belooft hij chaos in plaats van ordening, maar dat
valt best mee, behalve de verwarrende ondertitel : Een
geschiedenis zonder land.
Inhoud
Geschiedenis van België
Caesar was de eerste geschreven bron voor de geschiedenis van de Lage Landen
en ook voor die van onze buren Frankrijk, Engeland en Duitsland.
Bij gebrek aan andere bronnen, moeten we zelf de onjuistheden,
overdrijvingen en mooiere voorstellingen uit zijn dagboeken
halen. Hij zorgde dat onze gewesten enkele eeuwen deel
uitmaakten van een groot rijk en van de romanisering. Het Latijn
werd de schrijftaal en bleef dat vele eeuwen. Falter zegt 12,
hij had ook 17 kunnen zeggen. Merkwaardig is dat we die taal nog
altijd massaal aanleren. Een andere erfenis is het Frans en de
taalgrens, die we vandaag nog kennen in België, Luxemburg,
Zwitserland, Italië. Wanneer die grens ontstaan is en waarom hij
zo grillig is, weten we niet precies. We weten enkel wanneer
staten zoals Frankrijk het Vlaams en het Duits hebben doen
verdwijnen.
Falter beweert dat Gallië tussen 200 en 700, in zijn zgn. “dark
ages” , er vijf eeuwen lang op achteruitging en evolueerde naar
primitievere levensvormen dan in de rest van het Romeinse rijk
(30-31).Dit lijkt me een krasse en moeilijk te bewijzen
stelling, zeker voor de jaren 200 – 400. Wee hebben geen
inventaris van wat er allemaal verwoest werd door de Germaanse
invallen en oorlogen.
Van die Germaanse stammen konden enkel de Franken een langdurige
koninkrijk opbouwen, met Clovis als belangrijkste veroveraar.
Gregorius van Tours beschrijft hun wreedheden en ook de bekering
van Clovis tot het christendom. In de 7° eeuw werden onze
gewesten opnieuw christelijk dank zij Ierse zendelingen. Ierland
had nooit bij het Romeinse Rijk behoord, maar was tussen 430 en
461 bekeerd door Patrick, een rijke Brits-Romeinse edelman
(patricius).
Vanaf de 8° eeuw lieten vele koningen in West-Europa zich zalven
door bisschoppen of door de paus. Daardoor leek de vorst de
uitverkorene van God.
Tijdens Karel de Grote, die 46 jaar lang regeerde(768-814),
lagen onze gewesten bij het centrum van de macht (Aken). Falter
noemt het onzin hem een vader van Europa te noemen : het woord
Europa kwam in toenmalige teksten slechts 1 of 2 keer voor. In
zijn tijd doken wel voor het eerst plaatsnamen op die later
belangrijk werden : pagus Flandrensis (Vlaamse gouw), pagus
Bracbantensis, pagus Hainoensis, naar het onbeduidende riviertje
Haine in Hainaut of Henegouwen.
In de 9° eeuw viel het rijk uiteen, o.a. door het Verdrag van
Verdun.
De Vikingen teisterden met hun betere schepen heel West-Europa
(en ook meer gebieden) en bevorderden het ontstaan van de
feodaliteit, de verbrokkeling van het Frankische rijk tot
kleine, zeer zelfstandige graafschappen en hertogdommen. Naties
of overkoepelende staten waren er nog niet.
Hoofdstuk II gaat over de Westerse beschaving. De auteur
ontleedt de inhoud en de herkomst van dat begrip en situeert de
wieg in Saint-Omer en zijn benedictijnenabdij. Ze werd gesticht
in 630 en was Vlaams tot 1677, behalve tussen 1214 en 1384
(Frans).
Falter legt ook uit waarom daar de wieg stond volgens hem : in
de 8° eeuw ontstond daar de combinatie van schapen, wol,
lakenproductie, handel , jaarmarkt en indijken van de zee.
Saint-Omer was de eerste stad van het graafschap Vlaanderen en
het kreeg zijn stadsrechten al in 1127.
Iedereen erkent het enorme belang van de Middeleeuwse abdijen,
maar weinigen gaan zover dat ze het ontstaan van de Westerse
cultuur hier situeren. Ik vermoed dat de Italianen het hier niet
eens mee zijn.
In dit hoofdstuk komen verder aan bod : de lotgevallen van de
Lage Landen tussen 900 en 1200, de prinsbisdommen Luik , Trier
en Keulen, de graafschappen en hertogdommen, de strijd tegen de
zee.
Het graafschap Vlaanderen kende als eerste een grote economische
en culturele bloei. Hier ontstond het westerse kapitalisme,
aldus Braudel en Falter (86). Tegelijk zegt hij erbij dat de
geldeconomie en de financiële technieken in de 12° eeuw uit
Italiaanse staatjes zijn binnengebracht. Dank zij een
quasi-monopolie van laken, een gesofisticeerd luxeproduct, waren
de winsten zeer hoog.
Vanaf de 14° eeuw verhuisde die lakeneconomie en vrije handel
naar het hertogdom Brabant, met Antwerpen als wereldhaven. In de
16° - 17° eeuw kwam het graafschap Holland aan de beurt, met
Amsterdam als nieuwe wereldhaven. De schilderkunst volgde de
vrijemarkteconomie : Vlaanderen, Brabant, Holland, Engeland.
Hfst. III gaat over de strijd om het graafschap Vlaanderen in de
14° eeuw en de Guldensporenslag, waarin een Frans ridderleger
verrassend verslagen werd door voetvolk uit Vlaanderen en … uit
Namen. Het nieuws verspreidde zich tot in Londen, Firenze en
Rome. Ambachten kregen voortaan niet enkel in Vlaanderen, maar
ook in Brabant en Luik een rol in het bestuur. In 1328 nam het
Franse leger weerwraak in Kassel. Frankrijk kreeg Vlaanderen
onder controle.
Dan volgde de 100-jarige oorlog tussen Engeland en Frankrijk,
die ook gevolgen had voor de Lage landen. Daar ontstonden steeds
meer sociale onlusten in Brugge, Gent en Brabantse steden.
Leidende figuren waren Pieter De Coninc in Brugge en Artevelde
in Gent. We krijgen hier ook een grote dosis dynastieke
geschiedenis te verwerken.
Hfst. IV biedt weer een pak dynastieke geschiedenis, vele
adellijke huwelijken, veldslagen en een paar moorden, in dit
geval uit de Bourgondische tijd (14° - 15° eeuw).
In de 15° eeuw duikt, in de notulen van de jaarlijkse
vergadering van de rijksgroten van het Heilig Roomse Rijk, voor
het eerst de term Niederlände op, voor de gebieden rond de
mondingen van Schelde, Maas en Rijn.
Door bovengenoemde huwelijken kwam de fusie tot stand tussen
Habsburg en Bourgondië. Hun heerser was tegelijk keizer van het
Heilig Roomse Rijk. In het geval van Karel V was dat iemand met
heel veel banden met Vlaanderen en Brabant : hij was geboren en
gedoopt in Gent en hij bracht talloze bezoeken aan onze
gewesten. In het onooglijke kasteel van Turnhout kwam hij wel
zes keer logeren en jagen.
Hfst. V heet “De tijd van de verwoesting”. In 1555 deed Karel V
in Brussel troonsafstand ten gunste van Filips II, die zich
verontschuldigde om dat hij geen Frans kon spreken en van zijn
broer Ferdinand, die het Duitse rijk kreeg en bewust afwezig
bleef. Filips kreeg Spanje, toen het rijkste en machtigste land
van West-Europa; verder ook de Nederlanden en enkele Italiaanse
staten. Maar de oorlogen met Frankrijk, de Turken, de Engelsen
en de opstandige Nederlanders putten de schatkist uit en tastten
de macht van Spanje zwaar aan. De opstand van de Nederlanden
wordt uitvoerig beschreven. Uit die opstand ontstond in 1648 de
“Republiek der Zeven Provinciën”, die een ongekende bloei
beleefde in de gouden 17° eeuw. Spanje kreeg rake klappen van
concurrent Frankrijk, dat tussen 1659 en 1714 zijn grens steeds
verder naar het noorden verschoof, ten nadele van Vlaanderen.
De Zeven Provinciën hielden stand. Lodewijk XIV slaagde er wel
in om de Elzas en “Frans Vlaanderen” te veroveren, maar niet de
Nederlandse territoria. Zijn oorlogen en verwoestingen hadden
veel geld gekost, zowel aan Frankrijk als aan onze gewesten.
Hfst. VI heet : “De gruwelijke modernisering”.
In 1731 verwoestte een brand het roemrijke paleis van de
hertogen van Brabant op de Coudenberg in hartje Brussel. Er was
helaas geen geld voor de heropbouw.
Rond 1770 bouwde de Oostenrijkse landvoogd Karel van Lotharingen
een nieuw paleis voor de Staten van Brabant, het huidige
Belgische parlement. Verder ook het Warandepark daartegenover en
een reeks klassieke herenhuizen, pleinen en straten. Hij
investeerde ook in wetenschap, industrie, wegen en kanalen. De
auteur vergeet nog de bossen.
In 1781 bezocht keizer Jozef II, de e opvolger van
Maria-Theresia, de Zuidelijke Nederlanden en ook de Noordelijke.
Het was het eerste bezoek van een staatshoofd sinds het vertrek
van Filips II in 1559. Jozef reisde zes weken door de
Nederlanden, in alle soberheid. Hij concludeerde dat
hervormingen dringend nodig waren. Hij eiste en verkreeg dat de
Hollandse soldaten hun versterkte vestigingen verlieten. In 1782
trokken ze zich terug uit de citadel van Namen, hun laatste
bastion.
Maar de zeer rationele, “verlichte” hervormingen van Jozef II
stuitten overal op verzet. De reactie was de Brabantse
revolutie, die al even aartsconservatief en religieus was als de
Iraanse revolutie van 1979. Bij protesten in 1788 vielen doden.
Ook in de Noordelijke Nederlanden, Frankrijk en het prinsbisdom
Luik heerste een revolutionair klimaat. Op 14 mei 1789 viel de
Bastille. Op 26 augustus vluchtte de Luikse prinsbisschop naar
zijn collega in Trier. Jozef II stond machteloos : hij kon geen
troepen sturen wegens de Turkse oorlog op de Balkan. Vonck, Van
der Noot en van der Meersch trokken met 3.000 vrijwilligers
vanuit Breda naar Turnhout. Zij joegen er de even talrijke
Oostenrijkers op de vlucht (27 oktober 1789). Op 9 november viel
de stad in handen van een nieuw Oostenrijks leger. In december
1789 vielen Gent, Mons, Brussel en andere steden in handen van
de opstand.
Dan brak er verdeeldheid uit onder winnaars : Van der Noot en de
geestelijkheid haalden het met hun conservatieve restauratie op
Vonck en Van der Meersch, die wilden vernieuwen zoals in
Frankrijk. In januari 1790 werd in Brussel “La République des
Etats Belgiques unis” uitgeroepen, naar het voorbeeld van de
Unie van Atrecht (1581) en van de VSA (1777).
Op 20 februari 1790 stierf Jozef II op zijn 48° aan tbc. De
nieuwe keizer Leopold II, broer van Jozef II, maakte een einde
aan zijn oorlog met de Turken en herstelde de orde in de
Zuidelijke Nederlanden en in Luik. De Verenigde Belgische Staten
hebben dus niet lang bestaan. Onze gewesten kwamen opnieuw bij
Oostenrijk, maar ook voor kort. Leopold II stierf op 1 maart
1792, op zijn 44°.
Op 20 april 1792 verklaarden de Franse revolutionairen de oorlog
aan Oostenrijk en in november veroverde generaal Dumouriez de
Zuidelijke Nederlanden.
In 1793-1794 kwamen de Oostenrijkers nog even terug en keizer
Frans II legde in Brussel zelfs de eed af als hertog van
Brabant. Daarbij erkende hij de Blijde Inkomst. Het was geleden
van Filips II in 1549 dat zoiets nog gebeurd was.
Maar de Fransen kwamen terug en vanaf 1794 begon hun goed
georganiseerde uitbuiting van onze gewesten. Nooit eerder was
hier zoveel gestolen : levensmiddelen, paarden, lederwaren,
lakens, kunstwerken, schilderijen, oude handschriften, geld,
soldaten. Wat een verschil met de Oostenrijkers! In 1795 volgde
de annexatie van de Oostenrijkse Nederlanden plus het
prinsbisdom Luik bij Frankrijk.
Van dan af veranderde bijna alles: de geografische indeling, de
juridische organisatie etc. Het verzet van de onteigende clerus
kon niet baten: opstandelingen werden gedeporteerd naar Guyana,
Île de Ré of Île d’Oléron. Vaak overleefden ze deze verbanning
niet. Ook de Boerenkrijg maakte geen kans.
Napoleon verzachtte de repressie en stopte de vervolging van
priesters.
De economie kroop uit het dal, mede dank zij de Britse
immigranten William Cockerill(1797), zijn zonen John en James en
Lieven Bauwens, die in 1798 een spinmachine uit Manchester naar
Gent smokkelde. De economische heropbloei was nodig na de gruwel
en het verlies aan inwoners van de vorige jaren: Luik was tussen
1790 en 1798 teruggevallen van 50.000 op 12.000 inwoners. In
1811 waren het er weer 48.500. Brussel zakte van 75.000 inwoners
tijdens Jozef II naar 66.000 in 1800 en steeg opnieuw naar 75 in
1815.
Napoleon bezocht onze gewesten in 1803 en 1810. De eerste keer
werd hij goed ontvangen, de tweede keer minder wegens zijn
conflict met de paus, de hoge oorlogsbelastingen, het
continentaal stelsel, het verlies van de textielexport naar
Spanje door de oorlog aldaar en de dienstplicht , waardoor in
1813 ongeveer 160.000 soldaten ver van hier zaten te vechten.
In 1815 was de bevolking de Fransen dan ook meer dan beu.
De nieuwe staat
In 1815 werden de Zuidelijke Nederlanden verenigd met het nieuwe
koninkrijk Nederland, de opvolger van de Republiek. Koning Willem deed zijn best om de bevolking voor zich te
winnen. Op 21 september 1815 legde hij op het Brusselse
Koningsplein de eed op de nieuwe grondwet af. Hij investeerde
veel geld in de economie van het zuiden, maar Holland bleef
dominant in de regering en bij de beste benoemingen.
Het verzet van de katholieke kerk was groot: ze was boos omdat
echtscheiding toegelaten bleef, de staat het onderwijs zou
inrichten en zich zou bemoeien met de kerkelijke benoemingen.
De economie herstelde zich, meer in het zuiden dan in het
noorden, mede dank zij de actieve inzet en de investeringen van
Willem.
Toch kwam er verzet van de liberalen uit het zuiden tegen zijn
Verlicht despotisme. In aug.-sept. 1830 ontstonden rellen in
Brussel. Het leger van Willem kreeg de bevolking niet meer onder
controle. De grootmachten Engeland en Frankrijk, die sinds de
slag van Bouvines in 1214 in conflict lagen over de Zuidelijke
Nederlanden, zorgden dat België onafhankelijk kon worden.
Leopold mocht koning worden en legde op 21 juli 1831 de eed af
op de nieuwe grondwet. De grootmachten dachten dat het kleine en
zwakke België maar korte tijd zou bestaan. Talleyrand voorspelde
dat het spoedig als een rijpe vrucht in de schoot van Frankrijk
zou vallen.
Natiegevoelens waren er nog niet. In 1859, na 28 jaar, schreef
de vooruitziende Leopold I nog:
“La Belgique n’a pas de nationalité et , vu le caractère de ses
habitants, ne pourra jamais en avoir”(302).
Hij meende dat men de Belgen wel een beetje, maar nooit met
enthousiasme in hun land zou kunnen doen geloven.
Falter had zijn boek misschien beter genoemd : een land zonder
natiegevoel.
Leopold en zijn regeringen hielden de wankele constructie
overeind, o.a. met het ontwikkelen van handelsrelaties en de
aanleg van spoorwegen.
In de jaren 1845-1848 teisterde een zware economische crisis
Europa en België : een aardappelziekte veroorzaakte misoogsten;
de industriële revolutie in de textiel deed vooral in Vlaanderen
de huisnijverheid verdwijnen. In 1846-1847 was er massale
hongersnood.
Maar de regering Rogier slaagde erin de Parijse revolutionairen
van 1848 buiten België te houden.
In 1863 kon de regering de Scheldetol afkopen. België ontsnapte
ook aan de dreiging van Napoleon III en bleef buiten de
Frans-Duitse oorlog van 1870, i.t.m. 1914 en 1940.
Leopold II (1865-1908) financierde Stanley in Congo en slaagde
erin er een privéstaat van te maken. De rubberproductie voor
banden van fietsen en auto’s bracht veel geld op, waarmee in
Brussel en elders monumentale bouwwerken opgericht werden en ook
het enorme goederenstation Thurn und Taxis(1905). Koloniale
waren werden aangeleverd vanuit Antwerpen en vanuit het
koninklijk pakhuis per spoor verdeeld over heel Europa. De
periode van 1895 tot 1814, de belle époque, was er één van
hoogconjunctuur en beginnende internationalisering en
globalisering.
Rond 1900 ontstond internationaal protest tegen de harde
methodes van de Force publique in Congo. De bevolking werd er
gedecimeerd, mede door een epidemie van de slaapziekte. Enkele
miljoenen mensen stierven.
In 1905 vierde België zijn 75-jarig bestaan. Toen was het met
7,6 miljoen inwoners de vijfde economische macht ter wereld, met
de grootste haven van Europa, belangrijke wetenschapsmensen
zoals Solvay, Quetelet, de Gerlache, art nouveau kunstenraars,
“Vlaamse” , maar in het Frans schrijvende auteurs zoals
Maeterlinck en Verhaeren, ingenieurs die de metro bouwden in
Parijs en tramlijnen in Caïro, Sint-Petersburg en Shanghai. Al
deze factoren riepen een oprecht nationalisme in het leven,
groter dan hetgeen na 1830 gecreëerd was door gesubsidieerde
schilders, beeldhouwers van grote standbeelden in Brussel,
Antwerpen, Gent, Brugge, Tongeren en latere historici zoals
Pirenne(1900-1914).
Maar de eerste liberale natie in Europa erkende heel laat de
sociale problemen en de noodzaak om het stemrecht te verruimen
tot arbeiders (1893/1919) en tot vrouwen (1948).
Dat gebeurde pas onder druk van bloedige stakingen, de 1° W.O.
en de koningskwestie.
Destrée signaleerde in 1912 nog een ander groot probleem : de
kloof tussen Vlamingen en Walen. En dan was er ook nog de
verfransing in Brussel en in Vlaanderen, de achterstand van
Vlaanderen op vele terreinen, het opkomend flamingantisme en
Vlaams nationalisme.
1° W.O.
De 1° W.O. was voor het kleine België een drama, dat vele doden,
gedeporteerden en vernielingen met zich bracht. Vooral het
afbranden van de Leuvense lakenhalle / bibliotheek uit de 13°
eeuw met zijn middeleeuwse handschriften en wiegedrukken en het
dapper verzet aan de IJzer haalden de Europese en Amerikaanse
kranten. Koning Albert speelde als legerleider een belangrijke
rol. Gelukkig volgde er na de oorlog geen koningskwestie, want
hij had, zoals Leopold III in de 2° W.O., onderhandeld met de
Duitsers.
De gevolgen van de oorlog waren zwaar voor heel Europa en in
mindere mate voor de wereld. Op de conferentie van Versailles
toonde de Belgische delegatie enige hybris : ze wilde Nederlands
Limburg en Zeeuws Vlaanderen aanhechten, hoewel Nederland
neutraal was tijdens het conflict en honderdduizenden Belgische
vluchtelingen had opgevangen. Ze aasde ook op het Groothertogdom
Luxemburg en op Eupen-Malmédy. De Belgen moesten tevreden zijn
met dit laatste en met Rwanda en Burundi.
De beurscrisis van 1929 zorgde opnieuw voor veel ellende. Na de
Bormsverkiezing en als gevolg daarvan de vernederlandsing van de
Universiteit van Gent, kon de regering zich vijf jaar lang
bezighouden met de crisis, die zowel economisch (faillissementen
) als politiek was. Hierdoor konden extremistische partijen
zoals het VNV, Rex en de KP goed scoren. Het kwam ook tot
wrijvingen tussen de regering en koning Leopold III, o.a. over
de houding tegenover Frankrijk en tegenover Hitler.
2° W.O.
Tijdens en na de oorlog escaleerde dit conflict en bleef het tot
1950 de gemoederen beroeren.
Omdat de Duitsers hier veel weghaalden, werd de bevolking op
rantsoen gezet. VNV en Rex collaboreerden volop met de bezetter,
ook bij de razzia’s op joden en bij het leveren van
Oostfronters.
Een kleine 100.000 Belgen stierven een gewelddadige dood, maar
het productieapparaat en de infrastructuur bleven bijna
ongeschonden. Elders in Europa was er veel meer verwoest.
Na de oorlog werd België geteisterd door andere zaken : de
repressie, stakingen, koningskwestie, begin van de Koude Oorlog,
het vastleggen van de taalgrens.
Er waren ook positieve gebeurtenissen : de muntsanering, het
sociaal pact, de kolenslag, de EGKS, de economische heropleving
tussen 1959 en 1971.
De repressie en de nederlaag van de Vlamingen bij de
Koningskwestie leidden opnieuw tot het geloof dat de Vlaamse
eisen, ondanks de Vlaamse meerderheid, niet binnen België
opgelost konden worden en tot het ontstaan van de Volksunie.
Deze verdween in 2002, maar werd opgevolgd door NVA, dat
momenteel de grootste partij van België is.
De staatshervormingen van 1970 tot 2012 moesten de communautaire
problemen oplossen. Falter bespreekt ook de moeizame
regeringsvormingen van de laatste tien jaar en de schijnbaar
onstuitbare opgang van NVA.
Wereldwijd was de val van het Oostblok de meest spectaculaire
gebeurtenis. Even indrukwekkend was en is de technologische
revolutie. Met een tweet verneemt heel de wereld binnen een uur
wat er gebeurt. Een ander schokkend fenomeen is de massale en
ongecontroleerde immigratie, die in West-Europa de sociale
voorzieningen doet exploderen en het veiligheidsgevoel doet
dalen. De snel-Belg-wet, die hier niet vermeld wordt, zorgde op
haar ééntje dat er tussen 1999 en 2012 550.000 vreemdelingen de
Belgische nationaliteit kregen, zonder enige voorwaarde van
integratie of goed gedrag.
De financiële crisis van 2007 tot nu maakte een pijnlijk einde
aan de groei van de Westerse welvaart. Eerst gingen banken over
kop, zonder dat er ook maar één bankier gestraft werd. Dan
dreigden landen failliet te gaan. Het heeft gevolgen voor heel
de E.U en heel de wereld. Is dit de chaos die de auteur beloofd
had ? Enkel innovatie en een hogere efficiëntie kunnen een
collectieve verarming nog even tegenhouden.
Beoordeling
Falter is enorm belezen en durft geregeld een persoonlijke visie
naar voor te brengen. Meestal is die visie ook gefundeerd. Hij
heeft een knap, pittig en zeer lezenswaardig overzicht
samengesteld van de Belgische geschiedenis en dit in Europees en
vanaf de 19° eeuw ook in mondiaal kader. Die verruiming is
terecht : de Europese grootmachten hebben onze geschiedenis
grondig beïnvloed en ze hebben België mee gecreëerd.
Falter beheerst alle tijdperken, van oudheid tot nu en kent ook
overal monumenten en andere kunstwerken die ervan getuigen.
Hij constateert terecht dat nationale trots nog steeds geen
eigenschap is van de Belgen, behalve als ze een wereldtitel
halen, en dat de kloof tussen de landsdelen heel groot blijft.
De communautaire kwesties blijven veel energie opslorpen. De
laatste regeringsvorming van 540 dagen is daar het pijnlijkste
bewijs van. In Zwitserland lukt de confederale samenwerking wel,
volgens Falter omdat ze van onderuit is gegroeid. Ik zou het
eerder anders verklaren : in Zwitserland respecteren en spreken
de politici elkaars taal en houden ze zich aan de taalgrenzen.
De financiële transfers zijn er ook kleiner.
Met de titel worstel ik nog altijd : sinds 1920 liggen de
grenzen van België even vast als die van de meeste andere
landen, behalve onze interne taalgrens. Een andere ondertitel
kan in de toekomst misschien wel uitkomen : “Een geschiedenis
zonder Belgen”. Maar dit scenario wordt al lang voorspeld.
Talleyrand, die in 1830 in naam van Frankrijk onderhandelde met
Engeland, Pruisen, Oostenrijk en Rusland over het ontstaan van
België, zei toen al : “Er zijn geen Belgen, ze waren er nooit en
ze zullen er nooit zijn”. In zijn ogen zou België vanzelf een
onderdeel van Frankrijk worden.
In 1912 deed Jules Destrée nogmaals een vergelijkbare uitspraak.
Maar het wankele België blijkt telkens genoeg veerkracht te
bezitten.
Nog een paar details : de auteur zegt dat Joris van Severen(364)
in 1940 door Franse soldaten werd gedood omdat ze in paniek
waren voor de Duitse opmars. Er is ook een andere versie, nl.
dat die soldaten dronken waren, een vrouw (Gaby Warris) wilden
doodschieten en dat Van Severen zich aanbood in haar plaats.
Op p. 393 beweert hij dat jonge Vlaamse professoren uit
eigenbelang hun Leuvense studenten aanmoedigden om te
protesteren tegen de aanwezigheid van de Franstaligen. Ik was
toen student, maar heb dat nooit meegemaakt of gehoord. Op p.
395 gaat het over de “gouden jaren ‘60”, maar de Belgen waren
toen veel minder welvarend dan in de laatste 20 jaar.
Tot slot : bij de vele erfopvolgingen van vreemde vorsten,
graven en hertogen hadden gerust wat stambomen en zeker een
aantal landkaarten mogen staan.
De geduldige en volhoudende lezer zal van dit boek genieten. Het
is zijn prijs meer dan waard.
Referentie
Rolf Falter,
België. Een geschiedenis
zonder land. Uitgeverij
De Bezige Bij, Antwerpen / Amsterdam, 2012. 461 p.; literatuur,
register. ISBN
978 90 8542 344 7; € 22,50.
Jef Abbeel,
augustus – september 2012