Astrid von Busekit (red.) e.a., België begrijpen. Verleden, heden en toekomst van een land op de tweesprong. Uitgeverij De Bezige Bij, Antwerpen, 2013. 317 p.; noten, lexicon, chronologie, bibliografie, registers. ISBN 978 90 8542 470 3; € 24,95.

België begrijpen

Dit boek bundelt zeer uiteenlopende essays van bijna uitsluitend Franstalige auteurs over de politieke toestand in België: het zeer ingewikkelde federalisme(met een record aantal regeringen, parlementen heel veel goed betaalde politici), bevoegdheden die versnipperd zijn over verschillende instanties, de situatie in Brussel (hoofdstad van het gewest, van Vlaanderen, van België en van Europa), de Duitstalige gebieden, de problematiek van de immigratie, het immigratiebeleid, dat soepeler was in Franstalig België dan in Vlaanderen en zeker geen succes was, de vele partijen en partijtjes, het sociaal overleg, verzuiling en ontzuiling, economie, relaties met de E.U. en met Congo, aspecten uit het verleden (kolonisatie en Jodenvervolging), de centrifugale krachten, die sterker zijn dan de centripetale. Kortom: iets te veel thema’s voor één boek. En ook onderwerpen die erbij gesleurd zijn: de kolonisatie en de Jodenvervolging.

België begrijpen

Het boek eindigt met een lexicon, een chronologisch overzicht, lijst van politieke partijen, bibliografie en een zeer degelijk register (personen, plaatsen, organisaties, begrippen).

Het boek toont vaak de visie van onze Franstalige landgenoten, die bezorgd zijn om de toenemende middelpuntvliedende krachten en de machtstoename van de in hun ogen openlijk separatistische NVA. Tegelijk zeggen ze dat maximaal 8 à 15 % van de Vlamingen separatistisch is(262).

Het is geen gemakkelijke materie. Je kunt de bundel wel hoofdstuk per hoofdstuk lezen of bestuderen.
De grote waarde van het boek zit m.i. in het feit dat de Vlamingen hier in Nederlandse vertaling ook eens de standpunten van de Franstaligen kunnen lezen, die genuanceerd en sereen zijn weergegeven, minder strijdvaardig dan in Le Soir en Le Vif, maar toch verschillend van de Vlaamse, zeker wat betreft de verfransing van Brussel, de zes Randgemeenten en de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde.
Het verschil met de strijdbare visie in “De zesde staatshervorming” van Hendrik Vuye en Guy Clémer(2013) is vrij groot.

De auteurs geven wel toe dat de Europese subsidies voor streekontwikkeling voor 80 % naar Wallonië gaan en slechts voor 10 % naar Vlaanderen. Ze betreuren ook dat de politici zich enkel voor hun eigen taalgroep moeten verantwoorden.

Enkele opmerkingen : statistieken van werkloosheid (176) mogen niet ophouden in 1998: in 2008-2013 is er teveel veranderd. Paul-Henri Spaak (189) rangschik je beter niet bij de Vlaamse politici, want heel zijn leven weigerde hij Nederlands te spreken; de tijd dat de Guldensporenslag van 1302 werd voorgesteld als een overwinning van de Vlamingen op de Franstaligenis al even voorbij (223-224); op p. 239 zegt men: sinds 1914 hebben 30.000 “Israëlieten” het Belgisch grondgebied betreden; het woord “Joden” is hier correcter, want ze kwamen uit Oost- en Midden-Europa, niet uit Israël, dat trouwens nog niet bestond en zelf een immigratiegebied was. Het lexicon achteraan (290-294) is nuttig, maar de definities mochten wel wat duidelijker zijn. Bij “alarmbel” zegt men niet dat dit een uitdrukkelijke wens van de Franstaligen was, die bang waren voor het groeiend numeriek overwicht van Vlaanderen. Het immigratiebeleid diende soms ook om dit overwicht te counteren. Het chronologisch overzicht vanaf 1789 eindigt al in 2011 i.p.v. 2013.

Jef Abbeel, mei 2013