Eddy De Bruyne, Encyclopedie de l’Occupation, de la Collaboration et de l’Ordre Nouveau en Belgique francophone (1940-1945). Uitgeverij Cercle Segnia, La Roche-en-Ardenne, 2016. 574 p., woordenlijst, tabel. Geen ISBN, wel Dépot légal: D/2016/13.829/1; € 80

De bezetting

Deze encyclopedie is het levenswerk van de Waalse leraar en historicus Eddy De Bruyne. Hij werkte er meer dan dertig jaar aan.

 

Encyclopedie van de bezetting

Hij is zeer welgekomen, want over de collaboratie in Franstalig België werd decennialang heel weinig geschreven. Terwijl Vlaamse collaborateurs al in de jaren ’80 bij Maurice De Wilde in zijn reeks over “De Nieuwe Orde” openlijk op tv kwamen vertellen wat hun motieven waren en dat ze er geen spijt van hadden, moesten hun Waalse tegenhangers hun verleden zorgvuldig verbergen.


In Wallonië werd vooral geschreven over de weerstand, alsof alle Franstaligen in het verzet kwamen.
Ouders zwegen tegen hun kinderen over hun collaboratie, zodat de eigen familie het zelfs niet wist.
Dat taboe werd doorbroken in 2007 door Flore Plisnier(Mons,°1980) met haar boek “Te wapen voor Hitler. Gewapende collaboratie in Franstalig België 1940-1944”. Het werk omvat geen bibliografie omdat die te omvangrijk zou zijn geweest, reden waarom dat boek dan ook niet vermeld wordt.


Met deze encyclopedie is die leemte goed opgevuld. En zullen heel wat Walen en Brusselaars opschrikken als ze de naam van hun vader, grootvader of ander familielid zien verschijnen. Maar ze kunnen nog geluk hebben, want van het volledige werk zijn er maar 574 pagina’s gepubliceerd, enkel van de personen die een belangrijke rol gespeeld hebben. Als hij iedereen opgesomd had die na de oorlog zijn burgerrechten kwijt speelde, dan hij tien zulke volumes nodig gehad.


De bedoeling van de auteur is niet om een heksenjacht te ontketenen, wel om te zien wie actief was in één of andere vorm van collaboratie : militair, bestuurlijk (burgemeester en schepenen), intellectueel (pers, radio) economisch, sociaal. De Duitsers hadden niet genoeg eigen personeel om dat allemaal te doen, maar vonden overal voldoende medewerkers.
Ik vind ook heel weinig vrouwen in zijn boek. Ook hier is een reden voor : weinig vrouwen speelden een actieve rol in de collaboratie en degene die na de oorlog toch voor de rechtbank moesten komen, waren verkliksters of agenten van de Abwehr of Sipo-Sd en die komen voor in de meer uitgebreide wetenschappelijke versie van de encyclopedie.


In zijn inleiding (10-12) geeft De Bruyne een overzicht van de bezetting en van de vele vormen van collaboratie en van de groeperingen die ermee bezig waren. Wallonië had ook zijn paramilitaire groepen en vrijwillige arbeiders, die met de DeWag(Deutsch-Wallonische Arbeitsgemeinschaft ) en de DeWak(Deutsch-Wallonischer Arbeitskreis) gingen werken voor de Duitsers. En in het kader van de Nieuwe Orde was er een orde van geneesheren, van apothekers en van leraren.


De encyclopedie is alfabetisch en gaat van Abbeville, waar vooral Vlamingen doodgeschoten werden door Franse soldaten, tot Peter Zwakhoven en Wilhelm Zweibäumer. Ook Maria-ter-Heide, Knokke en Kontich staan erin als opleidingscentra van de Garde Wallonne. Er komen veel Vlaamse namen in van mensen met functies bij VNV, Verdinaso, Rex Vlaanderen, DeVlag, SS-Vlaanderen. Het naslagwerk overschrijdt dus soms het kader van Franstalig België.


De grootste aandacht gaat naar Rex en zijn eindeloos vele onderafdelingen in Wallonië, Brussel en Vlaanderen (420 - 442). Maar voor de principes en doelstellingen van Rex moeten we niet gaan zoeken bij Degrelle (129-133) , maar bij “Mouvement de Rex (blz 359-362). Daar staat ook nog een artikel over Mouvement de Femmes rexistes.
De Bruyne beschrijft ook alle organisaties die de Duitsers in België en andere veroverde gebieden hadden. En we lezen ook dat de Waalse Oostfrontstrijders nog in 1978 een vzw oprichtten (“Les Bourguignons”) en in 1994 een nieuwe (“Dernier Carré”), die in 2004 een verbond sloot met de Vlaamse tegenhanger Hertog Jan van Brabant.
Er is ook opvallend een lange lijst buitenlanders (556-568), die in rol speelden in de collaboratie in Franstalig België.  Vele artikelen zijn voorzien van bronverwijzingen. De Bruyne heeft uitstekend werk verricht.

Ik mis wel de Luikse PSB-burgemeester Joseph Bologne, die wellicht meewerkte aan de deportatie van 2560 Joden en lijsten met communisten bezorgde aan de Duitsers. Voor dit laatste moest hij na de oorlog aftreden. Maar hij werd vrijgesproken door het gerecht en vrijgesproken personen mogen blijkbaar niet vermeld worden in een boek over collaboratie.

 

En ik mis nog meer de overbekende Hergé (Georges Prosper Remi Remi), die tijdens de oorlog zijn anti-Amerikaans en anti-Joods stripverhaal “De geheimzinnige ster” publiceerde in de collaborerende Le Soir en die na de oorlog vier keer opgepakt en even dikwijls weer vrijgelaten werd. Volgens De Bruyne staat hij er niet in, omdat zijn rol niet belangrijk genoeg was.


Koning Leopold III ontbreekt eveneens, hoewel hij ontvangen werd door Hitler, een eer die enkel ook Degrelle te beurt viel. De koning komt wel zijdelings ter sprake in het artikel over Robert Capelle, zijn secretaris, aan wie na de oorlog gevraagd werd of de koning de oprichting van het antibolsjewistische Légion Wallonie had goedgekeurd.

Dit boek hoort thuis in elke serieuze bibliotheek, ook in Vlaanderen. De stevige kaft zorgt er voor dat het lang meegaat.

Jef Abbeel, augustus 2016.