Usain Bolt, Sneller dan het licht. Mijn autobiografie. Vertaling van: Faster Than Lightning. My Autobiography. Harper Collins, London. Uitgeverij Thomas Rap, Amsterdam / WPG, Antwerpen, 2013. 350 p. ; foto’s, tabellen. ISBN 978 94 004 0008 5;

€ 19,90



Usain Bolt

Usain Bolt, °1986/27 jaar, goud in Beijing en in Londen op 100, 200 en 4 x 100, tegelijk wereldrecordhouder op die drie afstanden, vertelt hier zijn leven aan auteur Matt Allen.
Hij begint met een verslag van een autocrash in 2009, die hij gelukkig heelhuids overleefde. Op het einde komt hij daar nog eens op terug en bedankt hij God voor de redding.

Usain Bolt

Dan volgt zijn biografie in een enigszins chaotische volgorde, maar ze is wel aangenaam verteld : hij was snel en beweeglijk vanaf de geboorte, zijn vader was bedrijfsleider bij een koffiebedrijf, zijn moeder naaister, hij had nog een halfbroer en halfzus (van andere moeders).
Zolang hij in een dorp woonde, tot zijn vijftiende ongeveer, kreeg hij heel gezonde en gevarieerde voeding uit de omgeving. Zijn conditie bleef op peil doordat hij vele emmers water uit de rivier moest aanhalen, want ze hadden daar geen waterleiding. In mooi uniform ging hij naar school, waar atletiek zo belangrijk was en is dat de scholencompetitie een vol stadion lokt en op TV wordt uitgezonden. Daar werd ook zijn talent ontdekt voor afstanden van 100 tot 400 m.
Op zijn vijftiende, in 2001, mocht hij al buiten Jamaica lopen: in Barbados en op het wereldkampioenschap voor de jeugd in Debrecen (Hongarije). Het was zijn eerste reis naar het koude en natte Europa en tegelijk het begin van zijn beroemdheid.
In 2004 verbeterde hij met 19”93 het wereldrecord op de 200 m bij de juniores, wat tegelijk de beste jaartijd was bij de seniores.
Dat jaar vernam hij ook dat hij moet leven met scoliose of verkromming van de ruggengraat. Die kwaal bezorgde hem blessures, waardoor hij faalde op de Olympische Spelen van Athene.
In Jamaica had de pers geen begrip voor zijn falen. Ze noemden hem een watje en een luie feestvierder.
Na een periode van rugpijn en last aan de hamstrings, veranderde hij van coach : hij stapte over van Coleman naar Glenn Mills, die de trainingen anders aanpakte. En naar de Duitse wonderdokter Hans Müller-Wohlfahrt, die samen met masseur Eddie Edwards hem blessurevrij probeert te houden.
In 2005 ging het beter met zijn rug, maar zijn hamstrings bleven hem pijn bezorgen. Het “no pain, no glory” principe bleef hem achtervolgen.
In 2007 liep hij in New York een nieuw W.R. op de 100 m : 9”72.

Wereldberoemd werd hij op de Olympische Spelen van Beijing : drie keer goud en drie wereldrecords. Bolt vertelt zeer gedetailleerd over deze drie races en ook over zijn “bolt of lightning” of bliksemflits, die door IOC-baas Jacques Rogge niet op prijs werd gesteld.
De financiële gevolgen waren enorm : van overal kwamen aanvragen binnen om publiciteit te maken
en te komen lopen. Bolt vertelt hoeveel toppers verdienen , hoe ze verwend worden door sportmerken en hoe Asafa Powell en hij in dure sportauto’s paradeerden in Kingston. De bedragen van toen zijn sindsdien enkel nog gestegen.
2009 werd het jaar van zijn autocrash - niet zijn enige trouwens - en van het wereldkampioenschap in Berlijn. Met 9”58 en 19”19 liep hij opnieuw twee wereldrecords.

Op de Olympische Spelen van Londen in 2012 veroverde hij de status van legende : weer goud op 100, 200 en 4 x 100, met een Olympisch record op de 100 m en een nieuw wereldrecord op 4 x 100 : 36”84 ! Opnieuw mochten miljarden Tv-kijkers mee genieten van zijn prestaties.
2013 was het jaar van het W.K. in Moskou, waar hij in de stromende regen toch nog 9”77 liep.

Het boek eindigt met de vraag hoe zijn toekomst eruit zal zien: houdt hij het vol tot de Spelen van Rio de Janeiro in 2016 ? Zijn antwoordt blaakt van zelfvertrouwen : “de enige die mij kan kloppen, ben ik zelf; ik ben een fenomeen, een legende, mijn tijd is nog niet voorbij”. Over drie jaar kan er dus nog een aangevulde biografie komen.

Dan volgen nog (onduidelijke ) tabellen met zijn prestaties van 2001 tot en met 2013. Om ze te begrijpen, lees je best eerst de toelichtingen op p. 345.


Enkele opmerkingen : de groengele kaft van het boek komt overeen met de kleuren van Jamaica en is dus goed gekozen. De biografie is plezierig verteld en leest ook aangenaam. Maar het contrast met de zeer ordelijke en van bronnen voorziene biografie van Ivo Van Damme is erg groot. Bij Bolt zijn de foto’s vaak niet gedateerd. Een jammerlijk details voor de Belgische lezers : de Memorial Ivo Van Damme, waar hij jaarlijks te gast is, komt helaas niet voor in zijn verhaal.

Bij momenten krijgen we ook een beeld van het leven op Jamaica en van de zeden en gewoontes daar. Tussenwoorden zoals “klote” zullen we er maar bij nemen. Tot slot moet gezegd dat de titels van de hoofdstukken in de oorspronkelijke Engelstalige biografie wel krachtiger klinken dan de vertaalde : “There is no way back” en “ No pain, no glory” zeggen meer dan “Er is geen weg terug” (124) en “Geen pijn, geen roem”(148).
Maar het succes van dit boek is wel verzekerd. En een fenomeen zoals Bolt, wordt maar om de honderd jaar geboren.


Jef Abbeel, november 2013