Oscar Garschagen. De Chinese Droom: Wedergeboorte van een
ongenaakbare supermacht. ISBN 978 90 445 4159 5.Paperback , 320
p. Uitgeverij De Geus, A’dam / L&M, Antwerpen, april 2019 € 20
De Chinese droom
Van 2007 tot 2017 was Garschagen correspondent voor de NRC in
China. Hij verbleef in Shanghai, een stad van 26 miljoen
inwoners, en doorkruiste het land. Hij sprak met vele Chinezen,
in hun taal.
Zijn voorwoord brengt de lezer meteen in de juiste sfeer: je
krijgt in 10 thematische hoofdstukken een zeer kritisch beeld,
zowel van de politiek als van de economie, pers en godsdienst.
Inhoud
De Chinese droom
In hoofdstuk 1 bespreekt Garschagen de droom van ‘keizer’ Xi Jinping: China moet uiterlijk in 2079 de nummer 1 van de wereld zijn en eengemaakt met Taiwan. Xi zelf is rond en zacht van buiten, vierkant en keihard van binnen. Democratische hervormingen moeten we van hem niet verwachten: alle macht zal bij de CCP blijven. De implosie van de SU heeft de Chinese leiders geleerd dat de partij de macht over alles moet behouden. Xi noemt Gorbatsjov een misdadiger (p. 29-30).
De anti-corruptiecampagne van Xi gaat heel ver, tot in het
buitenland: in 2017 stond de lijst met gestraften op 1,3
miljoen, evenveel als tussen 1949 en 2012 (p. 32). Bovendien
pleegden vele honderden zelfmoord.
Xi beschouwt zeven westerse ideeën als “gevaarlijk en
kwaadaardig”: democratie, vrije pers, vrije meningsuiting,
onafhankelijk historisch onderzoek, onafhankelijke rechtspraak,
mensenrechten, volledige privatisering van de economie (p. 34).
Hij staat sterker dan andere dictators, omdat er een
professioneel georganiseerde partij met de modernste technieken
achter hem staat.
Zijn Chinese droom bevat van alles: Made in China 2025, de
Nieuwe Zijderoutes, in 2049 de grootste economie van de wereld
zijn zonder armoede en zonder vervuiling en met een geannexeerd
Taiwan.
Tussen 1991 en 2017 zijn de jaarinkomens gestegen van $ 333 naar
$ 7.330 per persoon per jaar.
Voor de meeste Chinezen bestaat de Chinese droom uit een goed
betaalde job, een eigen huis of appartement, een auto, genoeg
geld om betere scholen te betalen, te reizen en in het
buitenland te studeren (p. 41). Kortom: de Amerikaanse droom,
maar dan zonder stemrecht of inspraak.
Het systeem heet nog ‘communisme’, maar enkel de banken, telecom, olie, gas en media zijn nog van de staat en dat zal zo blijven. Die staatsbedrijven heten ‘nationale kampioenen’. Hun bazen zijn partijfunctionarissen met een rode telefoon (p. 42-43). Daarnaast zijn er 43 miljoen privébedrijven.
Xi gedraagt zich als een keizer, buitenlandse staatshoofden
buigen voor hem. Maar zijn repressie van advocaten, dissidenten,
Oeigoeren, de spionage, de militarisering van de Zuid-Chinese
Zee en zijn plannen om Taiwan manu militari aan te hechten
zullen hem geen goed doen. 81% van de 25 miljoen Taiwanezen is
tegen die annexatie en ze steunen de opstandige Hongkongers (p.
44-49).
Hoofdstuk 2 gaat over economie en technologie. De auteur toont
hier wat China doet om het buitenland in te halen: stelen van
intellectuele eigendom, 8.000 Chinese topwetenschappers
terughalen uit Amerika en andere landen. Maar in de Chinese
wetenschap zit nog veel corruptie en plagiaat, de VSA lopen nog
ver voorop, het aantal Chinese Nobelprijswinnaars is voorlopig
beperkt. Maar ze halen snel in: ze hebben nu al de grootste
ruimtetelescoop (30 voetbalvelden groot) en de snelste
supercomputers en dit zonder buitenlandse hulp. Ze zijn ook
wereldleider in online bankieren en in e-commerce (p. 63-64).
Maar als Trump aan Microsoft, Intel en Nvidia de levering van
chips en software verbiedt, zitten ZTE, Xiaomi, Lenovo en Huawei
in grote problemen. In geavanceerde chips is China zeker nog
geen leider. Miljoenen banen in de Chinese technologie,
vliegtuigindustrie, auto-industrie en computers hangen af van
Amerika, Taiwan en Zuid-Korea (p. 69-70). Garschagen somt enkele
redenen op waarom China het Westen niet zal inhalen: de censuur,
de controle op de uitwisseling van ideeën, het blokkeren van
buitenlandse websites, het gebrek aan wetenschappelijk onderzoek
en de wens om snel geld te verdienen (p. 71-72). Ik weet niet of
hij gelijk zal hebben. Pascal Coppens denkt daar heel anders
over in zijn ‘China’s New Normal’. Dat boek ontbreekt hier
helaas.
De stijgende rivaliteit tussen Amerika en China is een feit,
maar de 1.500 Amerikaanse bedrijven in China stellen het wel
(alleszins tot de handelsoorlog van augustus 2019, n.v.d.r.) en
zorgen volgens de auteur ook voor meer werkgelegenheid in
Amerika (p. 76). Die handelsoorlog kan ook ontsporen en gevolgen
hebben voor de 350.000 Chinese studenten in Amerika en de 72.000
Amerikanen in China.
China dwingen om democratisch te worden zoals Taiwan, zal zeker
niet lukken (p. 81-82).
In hfst. 3 stelt de auteur de vraag of de Nieuwe Zijderoutes via
spoor, wegen, pijpleidingen en havens een cadeau zijn aan de
wereld of aan China zelf. Het is alleszins een indrukwekkend
project, dat arme landen welvarender zal maken. Volgens
Garschagen is het ‘Gordel- en Weginitiatief’ geen samenhangend
plan en komt er veel improvisatie aan te pas. En niets is
gratis: zelfs de panda’s kosten 1 miljoen $ per jaar (p. 97). En
de jonge panda’s die hier geboren worden, moeten na 4 jaar naar
China gebracht worden. En de leningen kosten 4% rente, terwijl
de E.U. en de Wereldbank lenen aan 1,5%! Arme landen zitten
daardoor nu al in de problemen. Hij vertelt niet dat China
geregeld schulden kwijtscheldt. Bovendien zijn de Zijderoutes
niet enkel bedoeld voor economie: de Chinezen zullen de havens
ook gebruiken voor militaire doelen en zich verzetten tegen de
liberale wereldorde. De E.U. heeft daar geen antwoord op. China
beschouwt de E.U. als een ideaal wingewest, een rijk
afzetgebied, geen assertieve natiestaat. De E.U. verhindert
fusies van grote bedrijven zoals Siemens en Alstom en speelt zo
in de kaart van China. De E.U. staat open voor alle Chinese
topbedrijven, maar China weert Europese toppers zoals Nokia en
Ericsson, aldus de auteur. Maar dat klopt niet : Nokia en
Ericsson stellen het wel in China en hebben allebei grote
5G-contracten met Chinese telecombedrijven.
Portugal, Griekenland, Hongarije, Servië en Italië hebben al de
kant van China gekozen, Hongarije en Griekenland kozen zelfs de
kant van China bij de veroordeling om zijn mensenrechtenbeleid
en om de militarisering van de Zuid-Chinese Zee. Er is een warme
relatie tussen Nederland/Mark Rutte en China/Li Keqiang. Maar
ook in Nederland groeit er wantrouwen. Toch zegt Garschagen dat
Nederland moet meedoen met de Zijderoute.
De grote beloftes van China resulteren soms in kleine daden: een
investering van 10 miljard $ in Midden-Europa kan in de praktijk
ook 0,75 miljard zijn (p. 104). De beloofde investeringen in
België vielen telkens ook een stuk lager uit. In 2019 zijn al 76
havens in 35 landen in Chinees bezit, o.a. Zeebrugge( p. 111).
Zeebrugge hoopt nu even snel te groeien als Piraeus, d.w.z. met
300% in 6 jaar. Nu is Piraeus al een concurrent voor Rotterdam,
met dank aan … Nederland en Duitsland, die de Grieken gedwongen
hebben hun haven te verkopen (p. 112). Rotterdam is nog wel de
belangrijkste Europese haven voor China, maar al de minder grote
havens pakken met Chinese hulp een deel trafiek af (p. 115-116).
Er rijden ook goederentreinen van Amsterdam naar Yiwu (nabij
Shanghai): ze zijn er op 16 à 20 dagen, terwijl de schepen die
goedkoper zijn, er 30 à 50 dagen over doen. Er is ook een plan
om via een tunnel onder de Beringstraat goederentreinen van
China naar Canada en de VSA te laten rijden en een autosnelweg
aan te leggen van China naar Europa.
Hfst. 4 gaat over de vervanging van het Maoïsme door het
kapitalisme of ‘communisme met Chinese eigenschappen’, waardoor
iedereen rijk moet worden, maar in feite is er veel nieuwe
rijkdom naast veel oude armoede. De CCP behoudt de macht, de
bedrijven mogen kapitalistisch zijn, maar met communistische,
volgzame leiders. De bewondering voor Mao blijft officieel
overeind, maar boeren vertellen dat na de afschaffing van de
communes de productie meteen verviervoudigde (p. 129-130). Nu
zijn er veebedrijven met 40.000 koeien en agrarische
hightechparken waar genen worden gemanipuleerd en varkens
gekloond. China telt nu 4.500 dollarmiljardairs en 1,6 miljoen
miljonairs (cijfers van 2017, p. 132). Ik heb al andere, veel
lagere cijfers gezien: 476 à 700 miljardairs.
Ze geven weinig aan goede doelen: 5 miljard t.o. 300 miljard van
Bill Gates, Warren Buffett e.a. in de VSA. Chinezen zorgen
vooral voor hun eigen families en vrienden, niet voor
onbekenden. En filantropie is in China niet fiscaal aftrekbaar.
Hfst. 5 gaat over de consumptiemaatschappij: shoppen, reizen,
genieten. Sinds 2000 steeg de import van wijn met 26.000%, op
braspartijen drinkt men peperdure flessen van 20.000 $ om te
tonen dat men het gemaakt heeft (p. 141). In restaurants in het
zuiden worden nog ‘gele honden’ en katten gegeten, maar de
dierenbescherming krijgt meer invloed. Miljoenen hondeneigenaars
geven 900 euro per jaar uit voor hun diertje. 15 van de 286
miljoen Chinezen met een psychische aandoening gaan naar de
psycholoog of psychiater, ook een nieuw statussymbool (p.
145-146). Beide studies ‘voor losers’ bestaan in China pas sinds
2002 en worden beschouwd als het laagste van het laagste (p.
150). Vreemd dan dat mensen er toch naartoe gaan als
statussymbool. ‘Die Traumdeutung’ van Freud is een bestseller in
de steden, maar op het platteland is er nog geen opvang voor
geesteszieken. Het aantal zelfmoorden is sinds 1991 wel
gehalveerd van 52 naar 23 per 100.000 inwoners: een beter cijfer
dus dan in de VSA en in Europa (p. 151).
De seksuele revolutie is ook losgebroken: seksshops en sekssites
hebben veel succes. Voorlichting thuis en op school is nog een
ouderwets taboe. Overspel is de hoofdoorzaak van de sterke
stijging van echtscheidingen: van 1 op 5 huwelijken in 2008 naar
1 op 3 in 2017 (p. 158). Jongemannen vinden moeilijk een vrouw:
door de éénkindpolitiek zijn er maar 87 meisjes voor 110 jongens
en die meisjes stellen hoge financiële eisen (p. 159). Trouwen
is een sociale plicht. Een huwelijk kan een jaarsalaris van
10.000 € kosten, los van de rode enveloppen voor de
schoonfamilie. Enkel aan huizen en auto’s wordt nog meer geld
uitgegeven dan de 175 miljard € aan huwelijken in 2019 (p. 161).
Ook aan cosmetica en plastische chirurgie worden fortuinen
besteed, vooral door jonge vrouwen: om beter werk te vinden en
met de mannen te kunnen concurreren, willen ze mooier en groter
worden. In vele advertenties vraagt men ook nu nog enkel naar
mannen. Ook jongens willen een rechte neus en grotere ogen of
hun overgewicht kwijtraken in de afslank-klinieken. 43 miljoen
jongens en 46 miljoen meisjes hebben overgewicht door te veel te
snoepen, te veel te eten bij KFC of McDonald’s en door niet te
bewegen. Dat zijn er dus evenveel als partijleden. Detail:
tijdens onze lange reis in 2018 hebben wij geen enkele dikke
jongen of meisje gezien.
Garschagen vertelt ook over tatoeages, dure mode (sinds 30 jaar
mogen de Chinezen dragen wat ze willen), de grote koopjesdag op
11 november: dan wordt er voor 31 miljard $ online gekocht,
vooral bij Jack Ma’s Alibaba (p. 173).
Hfst. 6 gaat over de armoede. 500 miljoen laagopgeleiden, boeren
en zieken leven van 5 $ per dag, 82 miljoen moeten het stellen
met 1 $ per dag, terwijl ze 30 $ per dag nodig hebben en in de
grote steden zelfs 100.
De gezondheidszorg is voor hen te duur, hun verzekering dekt
maar de helft van de kosten. Sommige geneesmiddelen kosten 5.000
€ of 5 jaarlonen van eenvoudige mensen. Vervuild grondwater,
vervuilde lucht en vervuilde voeding veroorzaken een explosie
van kankers, vooral long- en slokdarmkankers. Sommige artsen
werken 20 uur per dag voor 10.000 € per jaar (p. 183).
Patiënten moeten een half jaar wachten doordat een arts tijd
heeft voor hen, tenzij ze een dikke rode enveloppe kunnen
bovenhalen( p. 186). Er zijn provincies van 65 miljoen inwoners
met slechts één gespecialiseerd ziekenhuis voor kankerpatiënten.
En dan is daar nog een groot tekort aan oncologen en
hematologen. Huisartsen zijn er bijna geen.
In de privéziekenhuizen daarentegen kunnen specialisten
miljoenen verdienen.
Dan zijn er nog de discriminaties van arbeidsmigranten. Ze
krijgen geen verblijfsvergunning, geen lening, geen verzekering,
ze kunnen geen huis kopen, ze krijgen geen sociale uitkeringen,
geen onderwijs, medische voorzieningen. In Shanghai zijn ze met
9 miljoen. Ook in de andere steden is 9 op 10 van de arbeiders
een migrant die uitgebuit wordt. In totaal zijn ze met 260
miljoen. 83% van hun kinderen stoppen vroegtijdig met de school:
op hun 15. Aan al die 260 miljoen arbeiders dezelfde rechten
geven zou 300 miljard kosten (p. 191). Hopelijk bedoelt de
auteur dan: eenmalig, niet jaarlijks. Gewone Chinezen zien
alleszins miljarden naar het buitenland gaan, terwijl er voor
hen te weinig geld is.
Een ander pijnlijk probleem is de diefstal van kinderen om ze te
verkopen. Het zou gaan om 70.000 per jaar (p. 194) ! Zowel de
slachtoffers als de dieven zijn arm. Betrapte dieven worden
geëxecuteerd, maar de kopers krijgen een veel te lichte straf.
De prijzen zijn laag: 1.500 à 3.500 voor een jongen, 500 à 1.250
voor een meisje. Van die 70.000 vindt de politie er maar 2.000
terug (p. 195). De vele betogingen tegen kinderdiefstal helpen
niet.
1% van de rijken bezit 33% en 55% van de armen heeft slechts 1%
(p. 198). Maar van een opstand is geen sprake: iedereen is bang
voor chaos.
Hfst. 7 gaat over nachtmerries. Zo zijn er ex-Rode Gardisten die
nu spijt hebben van hun misdaden tijdens de Culturele Revolutie
(1966-1976). De partij veroordeelde de C.R. in 1981, maar
verbiedt de geschiedschrijving daarover. Erger nog:
universiteiten, bibliotheken, etc. … moesten vanaf 2013 hun
archieven ‘zuiveren’ van belastende informatie. Boeken over Rode
Gardisten zijn verboden. De meeste Chinezen jonger dan 60 weten
niets over de tientallen miljoenen doden tijdens Mao. Op school
leert men er niets over en Chinese journalisten willen er niet
over schrijven. Het aantal doden tijdens de C.R. was officieel
1,7 miljoen, in feite misschien wel 8 miljoen (p. 211). Dit zijn
wel de hoogste cijfers die ik ooit gelezen heb: meestal gaat het
over 0,5 à 2 miljoen. Tientallen miljoenen ‘stinkende
intellectuelen’ en ‘kapitalistische honden’ werden vernederd en
gebroken.
De Japanse bezetting en hun wreedheden worden wel aangeleerd,
zowel op school als in eindeloos veel films, net zoals de
misdrijven van de Europeanen tijdens de ‘Eeuw van de
Vernedering’ (1839-1939). De auteur laat hier een vroegere
seksslavin aan het woord. Zo waren er 200.000 in China en nog
eens 200.000 in andere Japanse gebieden. Ze hebben nu een
armenpensioen van 30 € per maand.
Mao herstelde de relaties met Japan, want zonder de Japanse
inval had hij China niet kunnen veroveren (p. 224-225). In 1982
bracht Deng een bezoek aan Japan. Hij was zeer onder de indruk
en haalde Japanse bedrijven naar China. Japan speelde de
grootste rol bij de industrialisatie van China.
Hfst. 8 gaat over de godsdiensten en vooral over de zeer
succesvolle huiskerken. Ze zijn onwettig en de CCP houdt ze
streng in het oog, hoewel de grondwet de vrijheid van godsdienst
erkent.
Op de staatsseminaries leidt de overheid de enige erkende
dominees en priesters op. Garschagen had erbij mogen zeggen dat
de staat ook hun studies betaalt en nadien hun maandlonen. Het
protestantisme is de snelst groeiende godsdienst, vooral in de
niet-erkende huiskerken. De overheid schat het aantal
protestanten op 38 miljoen, de katholieken op 8 miljoen, maar
Yang Fenggang zegt in zijn ‘Atlas of Religion in China’ dat er
10 à 12 miljoen katholieken zijn en bijna 90 miljoen
protestanten (p. 231). Dat is dus evenveel als partijleden. Bij
die protestanten zijn veel kinderen en tieners. En hij voorspelt
dat China het grootste christelijk land ter wereld zal worden,
ondanks de weerstand van Xi en de overheden, die geregeld
katholieke en protestantse kerken laten slopen en de online
verkoop van bijbels verbieden sinds 2018 (p. 241). Een bekende
dominee, Wang Yi, is aangehouden, wellicht voor jaren, omdat hij
zich verzette tegen de cultus van ‘tiran’ Xi Jinping.
Meer welvaart leidt in China dus niet tot minder, maar tot veel
meer geloof.
De partij reageert krampachtig door strengere regels uit te
vaardigen: elke activiteit moet vooraf gemeld worden, de verkoop
van bijbels is zo goed als verboden, er zijn beperkingen op het
godsdienstonderricht aan kinderen en tieners, in Chinese
vertalingen van klassieke werken zoals de sprookjes van H.C.
Andersen of in de roman ‘Robinson Crusoe’ van Daniel Defoe
worden zinnen met God of hemel gewijzigd zodat deze woorden er
niet meer in staan. Tegenover de katholieken is Xi het strengst:
het Vaticaan is een buitenlandse organisatie en de enige
Europese staat die Taiwan erkent. De 350.000 katholieken in
Taiwan vrezen nu al dat Rome hen zal laten vallen, in ruil voor
het akkoord tussen Beijing en het Vaticaan over de katholieke
bisschoppen.
Hfst. 9 gaat over de perfecte digitale politiestaat waarin China
en zeker Xinjiang in snel tempo is veranderd. In Xinjiang wonen
nu meer Han-Chinezen dan Oeigoeren: 12 tegen 11 miljoen. De
laatste 30 jaar zijn minstens 350 aanslagen gepleegd met 2.000
doden, van wie 1.500 Oeigoerse terroristen. De Chinese repressie
is ongenadig hard en zeer technisch, tot en met de inzameling
van de biometrische en genetische gegevens van alle inwoners en,
wat Garschagen niet vermeldt, een gps van Beidou op alle
Oeigoerse voertuigen, zodat ze overal gevolgd kunnen worden en
stilvallen bij het naderen van een Chinese stad. ‘Onveilige’
Oeigoeren mogen hun stad of dorp niet meer uit en worden
opgesloten in ‘indoctrinatiekampen’. Waarschijnlijk zitten er nu
0,5 à 0,8 miljoen Oeigoeren in zulke kampen en 3 miljoen zijn er
al ‘heropgevoed’. De oorlog tegen het terrorisme is wel een
succes, want sinds 2015 zijn er geen aanslagen meer gepleegd. De
buurlanden Kazachstan, Kirgizië en Tadzjikistan nemen de Chinese
aanpak over. Turkije heeft als enig moslimland China opgeroepen
om een einde te maken aan de martelingen.
De auteur ergert zich ook aan camera’s die voetgangers met foto,
naam en tijdstip registreren als ze door het rood licht stappen.
De grote technologische bedrijven Baidu, Alibaba en Tencent
werken samen met de partij en de politie. Buitenlandse bedrijven
moeten Chinese servers gebruiken en hun computergegevens
bezorgen aan de staat. Het Chinees heeft geen woord voor
privacy. Yinsi komt in de buurt en betekent: een beschamend iets
geheimhouden. De overheid mag onbeperkt spioneren en heeft nu
een ‘Hemels Net’ van 176 miljoen camera’s; in 2020 moeten dat er
500 miljoen zijn. Bovendien zijn er de ‘Scherpe Ogen’ van de
Drakenvrouwen.
Dan is er nog het Sociaal Kredietsysteem: iedereen krijgt 1.000
punten. Je verliest er 600 bij dronkenschap aan het stuur, bij
bedrog, vervalsing, corruptie, wanbetaling. Je kunt ze
terugwinnen door liefdadigheid en vrijwilligerswerk. Doel is een
eerlijker China, zonder vervuild voedsel, valse medicamenten
etc. Garschagen twijfelt of het zal lukken. Sinoloog Rogier
Creemers is fel voorstander: China heeft geen agentschap voor
controle van voedsel of geneesmiddelen. De meeste Chinezen
keuren het goed en voelen zich veel vrijer dan tijdens Mao (p.
274-275).
In het slothoofdstuk lezen we dat alle buitenlandse journalisten
afgeluisterd worden: overal worden ze gevolgd en de volgers
geven zelfs toe dat ze van de politie zijn. Bij elke groep
toeristen is trouwens altijd een Chinees om alles in het oog te
houden. De auteur beweert ook dat alle cijfers over hoge groei,
lage werkloosheid en misdaad onbetrouwbaar zijn. De overheid wil
enkel positieve verslagen en zeker geen kritiek van
buitenlanders. Ze besteedt jaarlijks 6,6 miljard $ aan positieve
reclame in het buitenland om de opinie over China te
beïnvloeden, o.a. via China Daily Global Weekly.
De kritische South China Morning Post is in 2015 op vraag van de
partij opgekocht door Jack Ma om geen kritiek meer te uiten op
China. Elk jaar mogen 100 Aziatische en Afrikaanse journalisten
gratis naar Beijing komen om een positief verhaal over China te
vertellen. Alle documentaires worden gemaakt onder strenge
Chinese controle, die veel gelijkt op intimidatie. Chinezen die
te veel durven vertellen aan buitenlandse journalisten, worden
opgepakt. Honderden zitten zo in de cel, enkel wegens hun
interview met een buitenlander.
Garschagen eindigt met de vraag: Waarom is het machtige China zo
bang van buitenlandse media? Vrezen ze dat Chinezen hun
ontevredenheid vertellen? Of kunnen ze niet tegen kritiek (p.
297)?
Respect voor de successen van China wisselt bij hem af met
weerzin tegen de autoritaire eenpartijstaat. Een dubbel gevoel
dus.
Beoordeling
Garschagen heeft een degelijk en bijzonder kritisch portret
gemaakt van China-in-permanente-verandering en van zijn leider
Xi Jinping. Hij verwacht geen liberalisering of democratisering,
integendeel. Hij bekijkt China door een westerse bril, maar dat
doe ik ook. Soms is hij zo kritisch dat ik me afvraag of hij nog
in China binnen zal mogen. Hij verwijst ook vaak naar andere
boeken en degelijke nieuwsbrieven: hij beperkt zich dus niet tot
zijn eigen ervaringen ter plaatse van 2007 tot 2017. Bij de
vermelding van die andere bronnen, mis ik de juiste referenties
en ook de Nederlandse vertalingen: voor Frankopan en Dikötter
bestaan die alleszins. Ik mis ook verklaringen waarom China al
decennia zo geweldig groeit.
De ondertitel ‘wedergeboorte van een ongenaakbare supermacht’
had hij of de uitgever beter weggelaten: nergens wordt
aangetoond dat China vroeger al een supermacht was. En volgens
mij zijn daar ook geen bewijzen voor.
Soms staat er een slordigheid of detailfout in: op p. 21 lezen
we dat Xi in 1969 naar het platteland werd gestuurd, op p. 22 is
dat 1968. Op p. 69 staat: ‘is klant’, terwijl er vier
onderwerpen zijn. Zeevaarder Zheng He leefde rond 1420: dat is
de 15de eeuw, niet de 14de (p. 88). Op p. 111 staat dat alle
Volvo’s via Zeebrugge naar Europa komen. Ze komen ook via het
spoor en via het spoor reizen er ook van Gent naar China. Dat
spoor groeit dus wel, Garschagen zegt dat het op 2% blijft
hangen (p. 118). Op p. 189 en 199 staat dat er 8 miljoen
arbeidsmigranten in Shanghai werken, op p. 191 zijn dat er 9,3
miljoen. Op p. 198 beweert de auteur dat de Japanse bezetting
heel China betrof: eigenlijk was het enkel de oostkust en vooral
het noordoosten. Op p. 230 spreekt hij over opium voor het volk,
maar Marx zei: das Opium des Volkes, dus van het volk. Volgens
de auteur stagneert het katholicisme, maar ik heb de indruk dat
het nog groeit en op kerkelijke feestdagen zitten de kerken
bomvol. De kaartjes op p. 6 en p. 84-85 zijn veel te beperkt: je
neemt best een atlas erbij als je het boek leest en Sichuan en
andere plaatsen wil weten liggen. Zelfs Tibet, Xinjiang,
Hongkong en Taiwan staan er niet met hun naam op. Op p. 252
heeft Xinjiang 25 miljoen inwoners, op p. 258 nog maar 20
miljoen.
Een index of lijst met weerkerende begrippen zou welkom zijn:
dan hoeft de lezer niet te onthouden wat baijiu, bamboeplafond,
Document Nr. 9 , Drakenvrouwen, hukou, mianzi, yinsi etc.
betekenen.
Los hiervan is het goed geschreven en pittige lectuur over het
leven van de gemiddelde Chinees.
© Jef Abbeel, augustus 2019
www.jefabbeel.be