Jeanne Boden (2019). Chinese propaganda verblindt de wereld.ISBN 978-90-823-3646-7. Paperback, 244 p., 16 x 25 cm.Uitgeverij Punct, Brussel, 1 oktober 2019. € 29,99. 

Chinese propaganda verblindt de wereld

De schrijfster is sinologe en volgt China al dertig jaar op de voet. In haar voorwoord vertelt ze dat de mooie muziek in de Chinese werkeenheden en universiteitscampussen ook een functie heeft: aangeven wanneer het tijd is om te werken, te studeren, te eten, te sporten. En dat China al decennia een veelheid aan controle-mechanismen heeft: bewaakte ingangspoorten, bewakers op elke verdieping van gebouwen, registratie bij de politie van elke check-in bij hotels of vrienden en uiteraard de ontelbare camera’s.

Chinese propaganda verblindt de wereld 

Haar motivatie om dit boek te schrijven was de volgende: door de OBOR/One Belt One Road of BRI/Belt and Road Initiative of De Nieuwe Zijderoute groeit de Chinese invloed in Europa pijlsnel, verdwijnen de democratische bedrijfscultuur en de Europese experten uit elk bedrijf dat Chinezen overnemen, verhuist het beslissingscentrum naar China. En toch blijven de Europeanen goedgelovig. Zij wil hen dus wakker schudden. En dat doet ze vanaf het begin.


China indoctrineert zijn eigen bevolking via het onderwijs en via allerlei vormen van propaganda. De media steunen de CCP/Chinese Communistische Partij daarin. In de jaren ’80 hadden ze iets meer vrijheid, na Tiananmen weer niet meer.


Met Xi Jinping en De Nieuwe Zijderoute breidde die propaganda zich verder uit over de hele wereld. Maar dat was al veel eerder het geval: sinds de 4de eeuw v.C. propageert China dat het Rijk van het Midden en vooral de Han-meerderheid cultureel superieur is aan alle ‘barbaren’ (11-12). In werkelijkheid nam China van alles over van die ‘barbaren’: het boeddhisme, in de 17de eeuw de westerse wiskunde, in de 20ste eeuw het Marxisme en heel veel technologische kennis. Die overnames werden wel aangevuld (‘verrijkt’) met Chinese karakteristieken.
De Han-meerderheid van 92% wordt graag voorgesteld als één en uniform, maar bevat ook mensen met andere talen (Kantonees, Hakka, ..) en culturen (Mongoolse, Mantsjoe).


Boden omschrijft de ‘nationale mythe’ als volgt: de CCP is de basis van China’s succes; China is één grote, verenigde familie; China is altijd het centrum van de wereld geweest en mag die plaats terug opeisen voor zijn superieure cultuur. Chinezen zijn vredelievend en China is de enige veilige plaats ter wereld (p. 17). Door de propaganda zijn er wereldwijd al veel mensen die hierin geloven.


In deel I onderzoekt ze de nationale dimensie van de propaganda: ze analyseert duizenden slogans naar vorm en inhoud. In deel II bestudeert ze de internationale propaganda. Haar bronnenmateriaal bouwde ze zelf op: 30 jaar lang fotografeerde ze slogans in heel China. Van die 2.500 foto’s die ze voor deze studie selecteerde, staan er 60 in dit boek. Verder analyseerde ze ook tv-programma’s, films en publicaties.


In hoofdstuk 1 onderzoekt ze de macht van taal en communicatie van de Chinese regering en van de CCP. Er is slechts één officiële waarheid, dissidente versies worden gecensureerd. De Chinese karakters geven het verschil al aan tussen Chinezen en niet-Chinese etnische groepen: deze laatste kregen als karakter een reptiel, worm, hond (p. 30). Het Mandarijn wordt als enige officiële taal opgelegd, ook aan de Kantonezen en de 55 minderheden. Sinds 2001 is het de enige taal in de regering, in het onderwijs en in de media (p.32). Met simpele slogans wordt de massa geïndoctrineerd. De propaganda is in alle vormen en overal tegenwoordig.


In hoofdstuk 2 ligt de nadruk op de macht van de partij: zij claimt alle successen van China. Toen Mao in 1956-1957 opriep tot kritiek, gingen velen daar op in, maar Mao liet 300.000 hoogopgeleide critici in de gevangenis zetten ( p. 50). De campagnes voor de Grote Sprong en de Culturele Revolutie waren helemaal rampzalig. Vreemd is wel dat er nu beeldjes verkocht worden met vernederende scènes uit die Culturele Revolutie (p. 55-56), want in 2016 werd de 50ste verjaardag van die Revolutie bewust niet herdacht.


Deng zorgde in de jaren ’80 voor een korte periode van optimisme, die bruusk eindigde met de bloedige onderdrukking van Tiananmen. Jiang Zemin liet vanaf 2002 ook kapitalisten lid worden van de CCP (p. 61). Hu Jintao liet opnieuw de traditionele harmonieuze maatschappij van confucianisme en taoïsme aanleren, nadat Mao ze had uitgeroeid. Harmonie was de kernboodschap van de Olympische Spelen van 2008, waarbij een gigantisch koor citaten van Confucius zong. Hu promootte ook hard werken en sober leven.


Sinds november 2012 promoot Xi zijn Chinese droom: een Chinees Utopia in het centrum van een Chinese wereld en voor alle Chinezen een relatief welstellend leven. Hij breidde de propaganda uit tot een westers publiek, met filmpjes in het Engels. De geschiedschrijving staat in dienst van de politiek en van de nationale mythe. Minder glorierijke momenten worden verzwegen, waarden als vrijheid, gelijkheid, democratie en rechtsstaat worden geclaimd als Chinees, terwijl ze in feite niet bestaan in China.


Hoofdstuk 3 gaat over het volk op wie de propaganda gericht is. Het woord komt voor in Volksrepubliek, Volksbevrijdingsleger, Volksbank etc. Tijdens Mao stond ‘volk’ gelijk aan de arbeiders, boeren, soldaten en kaderleden van de partij, nu aan alle Chinezen. De propaganda richt zich nu vooral tot de geïdealiseerde familie, die haar status als basiseenheid teruggekregen heeft na Mao. De laatste decennia is het individualisme wel sterk gegroeid: velen willen niet meer trouwen en willen ook geen kinderen. De overheid wil land (guo), familie (jia) en individu (wo = ik) met elkaar verbinden. Netwerken van families en vrienden heten guanxi. Naastenliefde tegenover onbekenden is in China niet bekend, behalve tijdens de aardbeving van 2008, met 69.000 doden, onder wie meer dan 5.000 kinderen (p. 91-95).


Minderheden zoals Tibetanen en Oeigoeren worden beschouwd als barbaren die geciviliseerd moeten worden. Ze worden afgebeeld in hun traditionele kledij. Alle helden en rolmodellen zijn Han-Chinezen (p. 96-103).
Hoofdstuk 4 gaat over de spectaculaire economische groei sinds 1978. De negatieve energie van de Culturele Revolutie werd omgezet in positieve: families mochten weer rijk worden. Buitenlandse bedrijven mochten investeren, als ze hun technologie deelden. Vanaf 2006 legden Hu en daarna Xi de nadruk op eigen innovatie. En vanaf de Olympische Spelen van 2008 toonde China zijn ambitie om nummer 1 van de wereld te worden. Met patriottische leuzen werd heel de natie aangemoedigd om samen achter de atleten te staan, vrijwilligers te leveren, beleefd te zijn en de Chinese Droom te verwezenlijken. De Chinese sporters haalden ook voor het eerst de meeste medailles. Toen IOC-voorzitter Jacques Rogge zei dat de Spelen “truly exceptional games” (werkelijk uitzonderlijke spelen) waren, vertaalden de Chinezen dat als “ongeëvenaard, de beste ooit” (p. 119).


De wereldtentoonstelling van 2010 was ook een succes. Overal verrezen nieuwe luchthavens, havens, spoorwegen, metro’s etc. Alle bouwwerven waren voorzien van propagandistische slogans. In Xiong’an, ten zuidwesten van Beijing, komt een nieuwe hoofdstad. En ook in Siberië is China volop aan het bouwen. Het gecontroleerde internet floreert meer dan eender waar als propaganda- en betaalsysteem. Gezichtsherkenning, sociaal kredietsysteem en andere technieken zorgen voor perfecte controle van de bevolking. Op enkele decennia evolueerde China dus van een arm naar een hoogtechnologisch en relatief rijk land.


Hoofdstuk 5 gaat over cultuur, nationale identiteit en de strijd tussen traditie en moderniteit. Boden gaat terug naar de ‘Eeuw van de Vernedering’ (1839-1949) en de pogingen van Sun Yat-sen en andere intellectuelen om van China een modern land te maken. Mao maakte het land één in 1949, maar stortte het in de totale chaos door zijn Culturele Revolutie. Deng zorgde voor een nieuwe start in 1978. In de jaren ’80 was er een kortstondige discussie over de weg die China moest inslaan naar westerse democratie, vrijheid en gelijkheid. Maar met Tiananmen kwam daar een bruusk einde aan. Nu plaatst men de grootsheid van de Chinese cultuur in contrast met een Europa in verval. De overheden leren de bevolking weer de kernwaarden aan: voorspoed, harmonie, patriottisme, beleefdheid. Verder ook democratie, gelijkheid en rechtsstaat, alsof die in China bestaan. Oude, tijdens Mao afgebroken stadsdelen worden weer herbouwd zoals ze vroeger waren. Ook oude rituelen herleven: afgestudeerden doen de kowtow voor het beeld van Confucius en voor hun leraren en ouders.


Hoofdstuk 6 gaat over een sterke leider voor een sterk China. Alle successen die China boekt sinds 2012, worden toegeschreven aan hun mythologische leider voor het leven. Dat kunnen we wekelijks constateren bij het doorlezen van de China Daily Global Weekly. Zijn macht en ambities zijn torenhoog. Hij wil van China de wereldleider maken. De Xi-cultus evenaart en overstijgt misschien zelfs die van Mao. Op alle manieren worden zijn gedachten gepropageerd via onderwijs, film, tv, een app op de ruim 800 miljoen smartphones.


Hoofdstuk 7 gaat over de acties om wereldwijd macht en invloed te verwerven. In 2013 richtte China de AIIB op: de Asia Infrastructure Investment Bank, die nu al 84 leden telt (p.181). Maar dat zijn er vandaag de dag al 102 volgens de site van de AIIB. Doel is duurzame ontwikkeling van Azië en maatregelen nemen voor het klimaat. Dan volgde De Nieuwe Zijderoute, met wegen, spoorwegen, havens, luchthavens in Azië, Europa, Afrika en Latijns-Amerika. De bedoeling is: economische en geopolitiek macht verwerven in heel de wereld. India weigert deel te nemen en is daarmee een uitzondering. China propageert ook culturele uitwisseling, maar dat is vooral eenrichtingsverkeer: Chinese studenten en delegaties die met Europese subsidies naar hier komen, zelden omgekeerd volgens Boden.
Dat moeten we nuanceren: de ratio is 3 tegen 1 en het aantal Europeanen is aan het stijgen. Bron: http://www.ccg.org.cn/Research/View.aspx?Id=8112.


Daarnaast zijn er ASEM-DUO-beurzen met een gelijk aantal studenten in beide richtingen. En er is de groeiende African Exchange Student Community. Velen onder hen volgen eerst een voorbereidingsjaar in hun thuisland en sprekend vloeiend Chinees in Beijing. Bron: Alicia Van der Stighelen, Tsinghua University.
Sinds 2004 gebruikt China ook soft power of ‘zachte macht’ om zijn invloed wereldwijd uit te breiden. Daar horen bij: festivals met het Chinees Nieuwjaar, 1.100 Confucius-instituten in minstens 134 landen (p. 197), Chinese diaspora en bedrijven in heel de wereld, de Confuciusprijs voor de vrede (als tegenhanger van de Nobelprijs), de Vredesprijs van de Zijderoute, een standbeeld van Karl Marx in Trier (dat uitliep op protest en zelfs brandstichting in mei 2018, n.v.d.r.), een pagodepoort aan de ingang van de Chinese wijk en financiële steun aan het Diamantmuseum in Antwerpen en blijkbaar ook afdelingen van de CCP in vele landen. Deze laatste zijn mij onbekend.


Het 8ste en laatste hoofdstuk bestudeert hoe China zijn vrienden beloont en zijn critici bestraft om zijn globale invloed uit te bouwen. In het verleden moesten de ‘barbaren’ van de tribuutstaten de oppermacht van de keizer erkennen met de kowtow en geschenken. Ook nu plaatst Xi zichzelf en zijn land in het centrum van de wereld.
Boden vertelt dat het Chinese COSCO de haven van Piraeus kocht voor een belachelijk laag bedrag van 370 miljoen euro en dat heel wat landen in Afrika en elders niet in staat zullen zijn om de Chinese leningen terug te betalen. Ze toont ook de toenemende invloed van China in Hongkong: het Mandarijn wordt er verplicht ten nadele van het Kantonees, de Chinese munt en de camera’s zijn er ook ingevoerd, de kritische South China Morning Post is opgekocht door Alibaba, vijf democratisch gezinde boekhandelaars verdwenen naar Chinese gevangenissen. De protesten zijn niet nieuw: al in 2003 en 2014 betoogden de inwoners massaal. In de Chinese grondwet van 2005 staat dat China militair geweld mag gebruiken als Taiwan zich onafhankelijk verklaart. En China moeit zich nu al met de presidentsverkiezingen door desinformatie ten nadele van president Tsai Ing-wen. Dat belet niet dat deze dame gewonnen heeft (11.01.2020).


Buitenlandse critici komen op een zwarte lijst en krijgen geen visum meer. Cambridge University Press moest in 2017 ruim 300 artikelen verwijderen van hun Chinese website, de New York Times en The Economist laten de CCP bepalen welke artikelen zij mogen publiceren (p. 216).
De hele wereld lijkt nu te dansen voor China en dat herhaalt zich bij elk Chinees Nieuwjaarsfeest in vele landen, ook in Gent, Antwerpen, Turnhout.


De schrijfster eindigt als volgt: “Ik heb veel geleerd van China, ik hou van China op vele manieren.” Maar ze vraagt zich af of de democratie en de rechtsstaat zullen overleven in een globale Chinese wereld (p. 224).
Het boek heeft een uitgebreide, overwegend Engelstalige bibliografie, waarin ik wel enkele pittige titels mis: Ties Dams, ‘De nieuwe keizer’; Rob de Wijk, ‘De nieuwe wereldorde. Hoe China sluipenderwijs de macht overneemt’; Jan van der Putten, ‘Fabels over China’; Jonathan Holslag, ‘De Nieuwe Zijderoute’. De schrijfster leest heel weinig Nederlandstalige boeken, ze is vooral internationaal bezig.


Het boek bevat ook enkele online publicaties, vele noten en een selectief register. Het is even kritisch als de vier hierboven genoemde boeken. In Chinese kringen zal het niet op gejuich onthaald worden. Maar wie het leest, kan niet meer zeggen dat zij of hij niet gewaarschuwd is: de opmars van China is overduidelijk, de bijhorende propaganda ook en na elk hoofdstuk volgt nog een korte, heldere samenvatting. De vraag is natuurlijk of alle overheden die Chinese opmars kritiekloos zullen blijven dulden; zo zijn er nu grote twijfels over het 5G-netwerk van Huawei. En de Amerikaanse regering zet Nederland onder druk om te verhinderen dat ASML een machine die gesofistikeerde chips produceert, uitvoert naar China. En de Chinese investeringen in Europa lagen met 13,4 miljard $ in 2019 ruim 40% lager dan in 2018 of op hun laagste niveau sinds 2103. In Noord-Amerika bedroegen ze zelfs maar 5,5 miljard $, ongeveer hetzelfde als in Finland(5,3 miljard $), dat de Europese lijst aanvoert (LLB, 10.01.2020).

De opmerkingen die we hebben, zijn vooral details: het taalgebruik is niet gemakkelijk; de foto’s zijn eerder vaag en enkel in zwart-wit: er is dus geen ‘rood’ boek te zien (p. 45). Mensen ‘wiens’ (p. 51) en arbeiders ‘wiens’ (p. 86) moet telkens wier zijn; objectief (p. 53) is slecht Nederlands voor doel; akkoord zijn (p. 71) is een gallicisme voor akkoord gaan. De inhoud ‘volgen’ (p. 74) moet volgt zijn. 69.000 mensen, ‘waaronder’ (p. 93) zou ik veranderen in ‘onder wie’. Is het de overheid die bepaalt (p.108) is ook een gallicisme. China koopt de beste voetbalspelers ter wereld (p. 173): dat klopt wel voor de beste duiven, maar de echte voetbaltoppers vinden de Chinese competitie ver beneden hun niveau. Tweederangs voetballers die hier hun beste tijd gehad hebben en nog snel wat extra geld willen verdienen, trekken naar China, maar keren meestal vroeg terug naar Europa. Op p. 183 staat een zeldzaam drukfoutje: een vaag ‘een’ groots narratief: die ‘een’ mag ‘en’ worden. 138-139 v.C. op p. 191 moet zijn: 139-138 (Zhang Qian leefde van ca. 195 tot ca. 114 v.C., niet omgekeerd). Op p. 198 staat dat Europa het grootste aantal Confucius-instituten heeft, maar we lezen op p. 197 dat het er 300 zijn tegenover 531 in Amerika. De auteur kon nog niet weten dat de VUB en de ULB in december 2019 hun samenwerking zouden stopzetten met het Confucius-instituut wegens spionage door de Chinese directeur. Op p. 218-219 staat Ghent (in het Engels), een restant van de Engelse versie.

© Jef Abbeel,  december 2019/januari 2020, www.jefabbeel.be