Kishore Mahbubani. Heeft China al gewonnen? Uitgeverij Nieuw-Amsterdam, A’dam/Agora, Aalst, 2020 / ISBN 978-90-468-2715-4 /. Vertaling door Ronny Boley van ‘Has China Won? The Chinese Challenge to American Supremacy’ / 320 p., noten, register /Paperback, 21 x 13 cm, € 24,99

Heeft China al gewonnen?

De auteur (°1948) is professor in Singapore en bekend om zijn succesvolle boeken zoals ‘De eeuw van Azië’ (2008). Hij stelt zich voor als Chinees: ‘Wij Chinezen’ (p. 24).

Heeft China al gewonnen?

Jef Abbeel


Al in zijn inleiding zegt hij dat Amerika geen langetermijnstrategie heeft voor China en dat het de Chinese Communistische Partij (CCP) beschouwt als communistisch (dat doen Clive Hamilton en Mareike Ohlberg ook) in plaats van als een Chinese-cultuur-partij. Hij beweert ook dat het gemiddelde inkomen van de onderste 50% van de Amerikanen al meer dan 30 jaar afneemt en dat de koopkrachtpariteit sinds 2018 lager ligt dan de Chinese (p. 15). De toon is dus gezet.
Maar Amerika blijft de grootste talenten kweken en uit heel de wereld aantrekken. In China wordt geen enkel groot bedrijf bestuurd door een buitenlander. In Amerika heel wat, o.a. door Indiërs. Voorlopig heeft heel wereld nog vertrouwen in de dollar: 41% van de handel verloopt in dollar, 1% in de Chinese munteenheid renminbi. En Amerika heeft de beste universiteiten en de meeste Nobelprijswinnaars (p. 22-23).

Mahbubani hoopt dat er geen conflict komt tussen China en Amerika en ontleedt de fouten van beide kanten. China heeft fouten gemaakt door Amerikaanse bedrijven te verplichten hun technologie over te dragen, door diefstal van intellectuele eigendom en door eigen bedrijven te bevoordelen. Hij adviseert de Chinese regering om de beperkingen voor buitenlandse bedrijven snel op te heffen (p. 44).

Trump krijgt het verwijt dat hij unilateraal en zonder visie de grootste krachtmeting uit de geschiedenis is aangegaan. Die visie was er wel, dankzij Kennan, toen de VS in 1947 de strijd aanging met de SU: toen hadden ze Bretton Woods, het Marshallplan en de NAVO.
Maar door zich terug te trekken uit het Trans-Pacific Partnership (TPP) met de landen van Zuidoost-Azië en zijn bondgenoten Canada, Mexico, de EU, India, Vietnam en Japan tegen zich in het harnas te jagen, heeft Trump een groot cadeau gegeven aan China, dat wel multilaterale allianties aanging via de Nieuwe Zijderoute (NZ) en de Asia Infrastructure Investment Bank (AIIB), waarbij ook Engeland en Duitsland zijn aangesloten. De tarieven van Trump schaden meer de Amerikaanse economie dan de Chinese en de echte oorzaak van het handelstekort is dat de Amerikanen meer uitgeven dan ze produceren en meer importeren dan exporteren. China was bereid om voor miljarden dollars extra Amerikaanse producten te kopen, maar Trump wou het recht om op elk moment nieuwe tarieven op te leggen (p. 52-53).

Het ontbreken van een China-strategie is niet enkel de fout van Trump: ook de vorige presidenten hebben niets ondernomen. Geen enkele president durft toe te geven dat Amerika ooit nummer 2 zal worden.
Het expansionisme van China kan Mahbubani niet helemaal ontkennen: in 2016 heeft Xi zeven Spratly-eilanden in de Zuid-Chinese zee gemilitariseerd, zogezegd omdat de Amerikaanse marine er te veel patrouilleerde. Xi heeft volgens hem geen belofte gebroken, want ‘de Amerikaanse marine heeft het uitgelokt’ (p. 75-77). De Westerse kranten (Washington Post, Wall Street Journal, The Economist, …) hebben dus foutieve dingen verteld. Hij zegt dat China nooit expansionistisch was en nooit zal zijn, omdat het geen overzeese kolonies had. Dan kun je even goed zeggen dat Rusland/de SU het nooit was, want Siberië en Oost-Europa liggen ook niet over zee. Tibet en Taiwan denken daar anders over, Xinjiang en Hongkong ook. Taiwan werd in 1895 door Japan afgepakt en China eiste het al terug in 1919 in Versailles. In 1972 erkenden de VS (Nixon en Kissinger) dat Taiwan een deel van China is. Mahbubani beschouwt het annexeren dan ook niet als expansie en vindt dat Amerika aan Taiwan moet zeggen dat het niet onafhankelijk mag worden.
Hij wringt zich in vele bochten om te bewijzen dat de Chinezen een ‘krachtig anti-militair DNA’ hebben (p. 81). Hij vergeet dan de manier waarop Mao aan de macht kwam, dat hij beweerde dat “politieke macht uit de loop van een geweer komt” en hoe hij zich gewapend mengde in de oorlogen in Korea en Vietnam.

De Chinezen zijn wel slimmer dan de Amerikanen, die zich bemoeien met conflicten ver van huis: Afghanistan, Irak, Libië, Syrië etc. In het conflict met China gedraagt de VS zich zoals de SU in de Koude Oorlog: star en met veel te hoge en nog stijgende defensie-uitgaven, hoewel er geen vijand meer is. Volgens Mahbubani geeft de VS meer uit aan defensie dan de rest van de wereld samen. Dat klopt niet: volgens het SIPRI gaven in 2019 de VS 732 miljard dollar uit, de rest van de wereld 1.185 miljard dollar. China steeg naar plaats 2 met 261 miljard $, India naar plaats 3 met 71,1.
Met Saoedi-Arabië op 5, Japan op 9 en Zuid-Korea op 10 heeft Azië vijf plaatsen in de top tien (De Wereld Morgen, 27.04.2020). Die hoge uitgaven van de VS zijn wel een geschenk voor China: het kan een duur vliegdekschip van 13 miljard dollar doen zinken met één (dure) raket van een paar honderdduizend dollar. Amerika bezit 6.450 kernwapens, China 280 of 1 op 23.

Amerika heeft na de Koude Oorlog zijn winnaars- positie verknald door te veel militaire interventies in islamitische landen en permanente stationering van troepen in de Golf (p. 105). Te veel Amerikaanse ambassadeurs worden benoemd op de belangrijkste posten omdat ze de verkiezingen sponsoren en niet op basis van hun bekwaamheid. Ook Obama was hier een kampioen in (p. 115-116). Volgens de auteur staan in China de intelligentste mensen aan de top van de CCP en heeft China nooit zo’n goed bestuur gekend als nu. In principe bemoeit de CCP zich niet met andere landen, behalve toen in 2010 de opgesloten dissident Liu Xiaobo de Nobelprijs kreeg: toen werd Noorwegen geboycot. En wanneer Zuid-Korea in 2016 een defensief systeem (tegen de dreiging van Noord-Korea) liet installeren door de VS, werden Zuid-Koreaanse bedrijven zwaar geboycot (p. 136).
De Chinezen genieten meer vrijheden dan de Sovjetburgers destijds: die mochten geen eigen zaak hebben en niet op reis naar het buitenland, maar in elk normaal jaar gaan 134 miljoen Chinezen op reis en ze komen ook allemaal terug. DE CCP houdt stand omdat de bevolking het elk jaar beter heeft en veel vertrouwen heeft in de regering. Amerika daarentegen is een plutocratie geworden: rijke geldschieters bepalen het beleid, wat niet belet dat de gemiddelde Amerikaan nog altijd zeven keer zo welvarend is als de gemiddelde Chinees. China is een meritocratie en zal dus winnen, aldus Mahbubani (p. 194, 230).

De houding van andere landen is niet eenduidig: Australië kiest voor Amerika, hoewel de handel met China vier keer zo groot is. Afrika kiest voor China, dat daar de grootste investeerder is. India doet niet mee aan de Nieuwe Zijderoute, Rusland wel en toch zal het volgens de auteur uiteindelijk een bondgenoot van Amerika worden (p. 228). Wat ik zeer betwijfel gezien de goede samenwerking met China. De meeste landen zullen de risico’s spreiden en met beide grootmachten bevriend willen blijven.
Mahbubani besluit zijn boek met een tegenstrijdige conclusie: een grote krachtmeting is zowel onvermijdelijk als te vermijden. Onvermijdelijk wegens de eeuwenoude angst voor het ‘gele gevaar’ en omdat de haat tegen China zeer groot is in Amerika en omdat Amerikaanse bedrijven benadeeld worden in China. Tegelijk is het in beider nationaal belang en ook in het belang van de wereld mocht een botsing vermeden worden: samen kunnen ze een aantal wereldproblemen aanpakken zoals terrorisme en klimaat. Uiteindelijk is er enkel een contradictie op het gebied van waarden: vrijheid van mening, pers, godsdienst, individuele rechten tegenover het bewaren van de sociale harmonie en chaos voorkomen. Helaas denken vele Amerikanen dat ze het Chinese volk moeten verlossen van politieke onderdrukking.


Uiteindelijk zal de grote vraag niet zijn wie van beide heeft gewonnen, maar wél of de mensheid een beter, gezonder en veiliger leven en een beter klimaat heeft (p. 251-257).
Bij de Nederlandse vertaling heeft de auteur midden 2020 nog een corona-epiloog toegevoegd. China en Oost-Azië hebben het virus effectief aangepakt, de VS niet. De VS hebben China onterecht beschuldigd dat ze het virus bewust geëxporteerd hebben (p. 260-261). De westerse landen wisten via ‘The Lancet’ al in januari dat het virus gevaarlijk was, maar deden lange tijd niets.


Mahbubani vertelt er niet bij de China een stevige boycot heeft afgekondigd tegen Australië, omdat dit land gepleit had voor een internationaal onderzoek naar de oorsprong van de corona-epidemie. En China is de grootste handelspartner van Australië, met 34,3% van de export in 2019. De boycot kost Australië 19 miljard dollar per jaar (China Digital Times, 5 november 2020).
Er is nog een appendix over de mythe van de unieke deugdzaamheid en de goddelijke missie van Amerika.

Beoordeling
De auteur is zeer belezen en zeer goed op de hoogte van de gang van zaken in China, Amerika en de wereld. Hij leert ons nog meer over Amerika dan over China.

Hij hanteert duidelijke taal, durft te zeggen welke fouten beide grootmachten maken en ook dat Hu Jintao (2003-2013) een zwakke leider was. Maar hij kiest duidelijk de kant van China.
Hij beweert ook dat de Chinezen meer uitvindingen gedaan hebben dan de Amerikanen, maar die uitvindingen (papier, porselein, kompas, buskruit, boekdrukkunst) dateren dan uit de gouden periode van 200 v.C. tot 900 n.C. De Amerikanen hebben in de 20ste en 21ste eeuw veel meer zaken uitgevonden die nog relevant zijn en veel meer Nobelprijzen behaald.

Hij beweert ook dat China en India de twee grootste economieën waren van jaar 1 tot 1820 en dat beweren er wel meer, maar daar is geen enkel bewijs voor. De economie van het Romeinse rijk was waarschijnlijk groter, die van Italië in de 15de en 16de, Spanje in de 16de, Frankrijk in de 17de en die van Engeland in de 18de eeuw wellicht ook.

Er staan een paar drukfoutjes in: eenentwintigstee (p. 108); eezuw (p. 208) ; gevangen-en (p. 253); Nokia is een Fins bedrijf, geen Amerikaans (p. 22). Maar dit zijn details.

© Jef Abbeel november 2020 www.jefabbeel.be