Henk Schulte Nordholt. Is China nog te stoppen? Hoe een virus de
wereldorde verandert. Uitgeverij Querido, A’dam / L&M,
Antwerpen, juni 2021 / 136 p., noten / ISBN 978 90 214 2586 3 /
€ 12,50.
Is China nog te stoppen?
De auteur (°1953) is sinoloog en werkte jarenlang in China
als ambtenaar, bankier en zakenman.
In dit beknopt boekje gaat het gelukkig niet te veel over
corona, maar vooral over de vraag of de opgang van China nog te
stoppen is. Je kunt je ook afvragen of dat moet en zo ja,
waarom?
Inhoud
Is China nog te stoppen? Hoe een virus de wereldorde verandert
Voor
alle duidelijkheid: de auteur pleit voor het stoppen van de CCP
en van het project ‘De Grote Wederopstanding van de Chinese
Natie’, niet voor het stoppen van de legitieme wens van het volk
om een beter leven op te bouwen. En hij ziet vooral bedreigingen
voor onze democratie.
Zijn boekje begint met de succesvolle Tang-dynastie (618-907),
toen China zich (volgens de auteur) uitstrekte van Korea tot het
huidige Oezbekistan en ca. 100 miljoen inwoners telde, Xi’an de
hoofdstad was en tegelijk het begin en einde van de Zijderoute.
De eerste boeken werden gedrukt, de schepen hadden een kompas,
ambtenaren kenden 10.000 karakters, terwijl Karel de Grote,
keizer in West-Europa, met moeite Latijn kon lezen en schrijven
(p. 8). In 1976 was China dan weer een ontwikkelingsland.
Detail: volgens de ‘Atlas van de Wereldgeschiedenis’ van
Grataloup, kaart 218-219, reikte China helemaal niet zo ver en
lagen zowel het Oeigoerse rijk als Tibet er ver buiten en werd
ook Korea pas veroverd rond 1274 en dan nog door de Mongool
Koeblai Khan. Het was wel zo dat een aantal buitenlandse
volkeren verplicht waren de keizer te erkennen als Tianzi, Zoon
van de Hemel.
Maar ook dat eindigde in 751 na de slag bij de Talas-rivier die
de Chinezen verloren tegen de islamieten.
China bereikte zijn grootste omvang pas in de tweede helft van
de 18de eeuw, tijdens keizer Qianlong (1735-1799), met de
verovering van Mongolië (1697), Tibet (1724) en Xinjiang /
Oeigoerse rijk (1757/59), aldus Putzger Historischer Weltatlas,
138, II. Maar ook die ‘verovering’ leidde nog niet tot een
effectieve bezetting en de Qing-dynastie bestond uit Mantsjoes,
niet uit Chinezen.
Het aantal inwoners steeg toen van 220 naar 300 miljoen. In 1912
verloor het dan tijdelijk Xinjiang, Tibet en Mongolië, maar in
1950 heroverde het Tibet, Xinjiang en een deel van Mongolië.
Nu strijdt China tegen Amerika om de suprematie in de wereld.
Beide landen vinden hun systeem het beste van de wereld. Xi is
president voor het leven, zoals de keizers destijds en
controleert de media, de bedrijven, de scholen en 1,4 miljard
burgers. Hij zorgt voor het behoud van de macht van de
honderdjarige CCP (Chinese Communistische Partij, °1921) en van
de honderd families die al sinds Mao machtig zijn (p. 11).
De auteur accepteert dat China economisch niet meer te stoppen
is, maar hij wil niet dat het Westen er economisch en
technologisch zo afhankelijk van wordt, dat het geen kritiek
meer durft te uiten op de ‘Grote Wedergeboorte van de Chinese
Natie’, die volgens hem versneld is door de coronacrisis (enkel
China kon snel maskers en apparaten leveren) en volgens hem de
grootste bedreiging vormt voor het vrije Westen sinds WO II.
Bij de corona-uitbraak werden bevriende landen zoals Servië en
Italië beloond, maar Australië, dat terecht een onderzoek eiste,
werd geboycot. In 2020 werd de democratie van Hongkong
definitief beëindigd: in het parlement van Hongkong hebben
Peking-gezinden een ruime meerderheid: 70 van de 100 zetels zijn
nu op bevel van Peking in handen van ‘patriotten’. Taiwan wordt
steeds meer geïntimideerd, de Zuid-Chinese Zee wordt opgeëist,
de grens met India wordt opgeschoven, de Oeigoeren heropgevoed.
China profiteerde van de corona-pandemie in het verzwakte Westen
door snel en hard toe te slaan. De keerzijde was dat 75% van de
bevolking in het Westen nu een negatief beeld heeft van China,
mede door het lang stilzwijgen over de corona-uitbraak in een
lab in Wuhan.
De auteur beweert ook dat het Westen de obsessie van de CCP met
de allesomvattende macht niet begrijpt. Hoewel Sun Tzu 2.500
jaar geleden al schreef hoe belangrijk oorlogvoeren is en Mao
verkondigde dat alle politieke macht uit de loop van een geweer
komt. Hij lanceerde de ene campagne na de andere om zijn
tegenstanders uit te roeien. Xi schakelt corrupte ambtenaren,
ongehoorzame generaals en te zelfstandige ondernemers genadeloos
uit (p. 29-30). Sinds corona is China op alle domeinen sterker
geworden, behalve in soft power/zachte macht. Sinds Xi is de
censuur ook fel verstrengd: in 2013 voerde hij zeven onderwerpen
in waarover niet meer gesproken mag worden. Daarbij horen
vrijheid van meningsuiting, onafhankelijke rechtspraak, de
historische vergissingen van de CCP zoals de Culturele Revolutie
(waarvan Xi en zijn familie zelf slachtoffer waren) en het drama
op Tian-an-Men (p. 35-36).
Economisch heeft China een zeer grote sprong gemaakt: Mao had
zijn volk naar extreme armoede geleid. In 1976 was het gemiddeld
jaarinkomen 165 $ of 0,45 $ per dag(p.41). Nu bedraagt dat
gemiddeld 6.000 $ in de steden en 2.000 $ op het platteland . De
CCP wil wel de baas blijven over de grote bedrijven, zoals
Alibaba, Tencent e.a. mochten ondervinden. En in de directies
van de privébedrijven, ook de buitenlandse, moet een lid van de
CCP zitten. Die persoon controleert alles, hij benoemt en
ontslaat mensen. Bedrijven zoals Huawei moeten hun data, ook de
Europese, delen met de CCP. De privébedrijven zijn goed voor 60%
van het BNP, 70% van de innovatie, 80% van de werkgelegenheid en
90% van de uitvoer (p. 43). In 2001 beloofde China (om lid te
mogen worden van de Wereldhandelsorganisatie) de subsidies aan
staatsbedrijven af te schaffen: dat is niet gebeurd (p. 44). Die
subsidies en de schulden van de staatsbedrijven veroorzaakten
een zeer hoge staatsschuld van 270 % (p. 47).
Een ander probleem is de snelle vergrijzing: in 2015 was slechts
9,5% ouder dan 65, in 2050 zal dat 27,5% zijn, waardoor de
werkende bevolking (15-59) met 7% zal afnemen en het land eerder
oud dan rijk zal worden (p. 48-49). Andere zwakke kanten zijn:
de technologie is vaak ontwikkeld door hacking, spionage of
namaak; de snelheid (b.v. bij het ontwikkelen van het
coronavaccin) is groter dan de kwaliteit; corruptie leidt tot
schandalen in de voedsel- en farma-industrie; angst voor
spionage doet het Westen twijfelen om Huawei binnen te halen
voor 5 G (p. 52-54). In 2018 deed Huawei-baas Ren Zhengfei een
opmerkelijke oproep aan zijn personeel: “In de strijd om de
mondiale suprematie moeten jullie al moordend naar voren stormen
en een pad van bloed banen” (p. 56).
Los hiervan presteert China indrukwekkend op technologisch
gebied: in 2020 registreerde het 58.990 octrooien tegenover
57.840 voor de VSA (p. 56). En in 2019 deed het als eerste een
capsule landen op de achterkant van de maan. Het heeft ook een
enorm reservoir aan hyperintelligente onderzoekers. Ze willen in
2025 leider zijn in zelfrijdende auto’s, medische apparatuur en
ruimtevaart en in 2035 moeten de technologische standaarden
Chinees zijn (p. 57).
101 van de 136 fabrieken voor batterijen staan in China, 8 van
de 14 kobaltmijnen in Congo zijn Chinees. En Beijing hanteert
steeds vaker zijn economische chantage als wapen: Japan,
Zuid-Korea, Australië ondervonden dat al.
De technologische top is een middel om iedere burger in het
gelid van de CCP te krijgen, ook de Oeigoeren, christenen etc.
(p. 58 – 60). Het uiteindelijke doel is om de CCP ad infinitum
aan de macht te houden, met als rechtvaardiging dat de
eenpartijstaat beter werkt dan de verdeeldheid zaaiende
democratie.
De nederlaag tegen Japan in 1895 zorgde voor een dubbel trauma:
Taiwan werd afgestaan aan Japan en in 1945 aan de Republiek
China, die in 1949 naar Taiwan vluchtte. En China kwam toen over
als de zieke man van Azië (p. 67). Filosofen wezen het
confucianisme aan als hoofdschuldige voor het falen: China moest
een sterk leger hebben in plaats van denkers. Al enkele decennia
groeit het defensiebudget met 16% per jaar en Xi stimuleert
vooral de marine om Taiwan en de Zuid-Chinese zee te veroveren.
Nu ligt het budget boven 240 miljard $ (p. 68-72).
De Chinese ambassadeurs vormen een andere macht: zij moeten
overal belangrijke mensen tot vrienden van China maken met
geschenken, reizen en mooie titels (p. 75-77).
Confuciusinstituten en tv-programma’s moeten de Chinese cultuur
verspreiden en de zachte macht versterken.
Maar de desinformatie over corona, de harde aanpak van Hongkong
en van de Oeigoeren zorgden in 2020 voor een afname van dat
imago.
De economische macht wordt steeds groter: voor 128 van de 190
landen op de wereld is China nu de belangrijkste handelspartner.
De auteur stelt dan de vraag: wat kan de democratische wereld
doen om een door Beijing geleide autocratische wereldorde te
voorkomen? China wil alvast niet onderhandelen over Xinjiang,
Tibet, Hongkong, Taiwan: dat zijn kernbelangen voor de eenheid
van het land. En het is overtuigd van het verval van het Westen
(p. 88). Dat Westen moet volgens hem zijn kijk op China herzien,
allianties vormen en blijven vertrouwen in universele waarden.
Bij ‘zijn kijk herzien’ hoort ook beseffen dat de Chinese
leninistische eenpartijstaat nooit een democratie zal worden,
niet vreedzaam is en met geweld gebieden heeft veroverd:
Xinjiang, Tibet, Hongkong, Zuid-Chinese zee, straks Taiwan,
mogelijk ook de Japanse Senkaku-eilanden en de provincie
Arunachal Pradesh in India.
Schulte Nordholt pleit er ook voor dat er snel een technologisch
blok moet komen tussen de democratische landen: anders zal China
vanaf 2030 de digitale standaarden bepalen en dan zal het
individu veel minder rechten hebben dan nu bij Google en
Facebook. De VSA stemmen voor, Frankrijk en Engeland tegen (p.
100). De auteur zegt er niet bij hoe China zijn digitale
standaarden kan en zal opleggen. Hij wijst wel op de
populariteit van de Chinese surveillance-technologie en
telecommunicatiesystemen in ontwikkelingslanden. En dat tot voor
kort Huawei onbelemmerd zijn gang kon gaan op de westerse
markten.
Hij pleit ook voor slimme allianties om minder afhankelijk te
worden van Chinese zeldzame metalen, om de Europese instellingen
te versterken tegen Chinese cyberaanvallen en tegen Chinese
investeringen in kritische infrastructuur, zoals Beijing ook
buitenlandse bedrijven uitsluit uit een aantal sectoren. Het
speelveld is nu nog altijd niet gelijk (p. 107).
De universele waarden worden in China niet gerespecteerd: er is
geen vrijheid van meningsuiting, geen onafhankelijke
rechtspraak, de ongelijkheid is groter dan in het Westen,
niet-Han-Chinezen krijgen nooit een hoge functie (p. 108-111).
De CCP kan nooit concurreren met een vitale democratie: die moet
overeind blijven in het Westen. De auteur hoopt ook dat het
politieke systeem zal veranderen en hij beschouwt het Xi-isme en
zijn surveillance-cultuur als een doodlopende weg. Hij zegt dat
de Chinezen een traditie hebben van individualiteit, tolerantie,
matiging. Als het despotisme te extreem wordt zoals bij de
eerste keizer Qin Shi Huangdi (221-210), volgt er een reactie.
Dat lot is volgens hem ook Xi beschoren, iets waar ik zeer aan
twijfel. Historisch gezien klopt het wel dat totalitaire regimes
in China een korter leven was beschoren dan de meer gematigde
regimes waarin het confucianisme - in de echte betekenis van die
filosofie - domineerde.
Maar in 2020 demonstreerden in Hongkong meer dan 1 miljoen
mensen voor vrijheid: het liep uit op repressie en veel minder
vrijheid.
Schulte Nordholt besluit dat het, dankzij de veerkracht en het
doorzettingsvermogen van het Chinese volk, wel goed zal komen
met China en tussen China en het Westen (p. 136). Hopelijk
krijgt hij gelijk.
Beoordeling
In dit pamflet van 136 pagina’s staat meer dan in vele boeken
van 400 pagina’s. Het is een duidelijke en krachtige
waarschuwing aan het Westen. Het drukt de lezer met de neus op
de feiten en schudt hem wakker.
Hij is niet de eerste die het Westen waarschuwt: Jeanne Boden
deed dat al in 2019 met haar boek ‘Chinese propaganda verblindt
de wereld’ en het duo Hamilton-Ohlberg deed het in 2020 met hun
‘Stille verovering’.
Nog één detail: op p. 57 zegt Schulte Nordholt over de Chinese
democratie: “Zoveel mogelijk mensen worden geraadpleegd alvorens
de CCP beslist” . Hij bedoelt dan de ‘consultatieve democratie’,
waarbij op lokaal niveau de mening gevraagd wordt over de bouw
van een fabriek of de aanleg van een weg.
Ik zou eerder zeggen: de CCP beslist alle belangrijke zaken, dan
keurt het parlement in een eenmalige zitting alles van het
voorbije jaar goed. En het volk voert het uit.
©Jef Abbeel, augustus 2021,
www.jefabbeel.be