Sara Géradin – Claire Poinas (red.) Congo : kolonisatie en
dekolonisatie. De geschiedenis in documenten.
Congo: kolonisatie en dekolonisatie
Het Museum voor Midden-Afrika in Tervuren houdt zich al sinds zijn oprichting tijdens Leopold II (1904-1909) intensief bezig met voormalig Belgisch Congo, de emotioneel geladen geschiedenis van de kolonisatie en de betrekkingen tussen Congo en België.
Inhoud
Congo: kolonisatie en dekolonisatie
De samenstellers van dit didactisch dossier hebben
archiefmateriaal bijeengebracht, afkomstig van zowel Europeanen
als Afrikanen. Ze vermoeden wel dat een gelijkaardig dossier er
anders uit zou kunnen zien, als het in Congo samengesteld zou
zijn en louter door Congolezen.
Hun bedoeling is om leraren en leerlingen te doen werken met en
nadenken over een veelheid van historische bronnen.
Deel I is een lange tijdlijn, waarop één balk de gebeurtenissen
in de wereld weergeeft, de volgende in Afrika en de onderste in
Congo. Ze gaat ver terug in het verleden, nl. tot 25 miljoen
jaar geleden.
De Europese aanwezigheid in Afrika begint met de Portugees Diego
Cao, die in 1482 als eerste westerling de monding van de
Congostroom bereikt en het gebied meteen opeist voor Portugal.
In 1494 verdelen Portugal, Spanje en de paus de wereld in een
Portugees en Spaans deel. Maar de Fransen, Nederlanders en
Britten storen zich niet aan dit Verdrag van Tordesillas en
bouwen ook forten en factorijen op de kusten van Senegal, Congo
en Angola, om er slaven weg te halen voor hun plantages en
mijnen in hun Amerikaanse kolonies.
Het eerste slavenschip bereikt Amerika al in 1498. In 1514
worden de eerste Congolese slaven weggehaald. In de 17° en 18°
eeuw bereikt die Atlantische slavenhandel zijn hoogtepunt.
Het binnenland blijft dan nog terra incognita.
In de 19° eeuw dringen Arabo-Swahili vanuit Oost-Afrika, het
huidige Kenia en Tanzania, door tot het noorden en oosten van
het Congobekken. Ze halen daar ivoor en slaven voor de Arabische
en Aziatische markt. Ze maken zich ook meester van de maritieme
handelscorridor die Egypte via Zanzibar verbindt met Mozambique.
In 1816 leidt de Engelse ontdekkingsreiziger Tuckey de eerste
wetenschappelijke expeditie op de Congostroom. In 1833 en 1848
schaffen resp. Engeland en Frankrijk de slavernij af in hun
kolonies, m.a.w. 30 en 20 jaar voordat ze afgeschaft zou worden
in de VSA.
In de tweede helft van de 19° eeuw trekken Europese expedities
binnen in Midden-Afrika via de Swahili-karavanen. Afrikaanse
gidsen en dragers, met grondige kennis van het terrein,
vergezellen hen. Zij dragen in grote mate bij tot het verwerven
van wetenschappelijke en strategische kennis over Afrika.
Er wordt niet bij verteld in welke taal die mensen met elkaar
communiceren.
De bekendste expeditie is die van de Brits-Amerikaanse
journalist Henry Morton Stanley. Na zijn ontmoeting met de
verloren gewaande Livingstone in 1871, doorkruist hij
Midden-Afrika van Oost naar West (1874-1877) en brengt hij de
volledige bovenloop van de Congostroom in kaart.
Rond 1875 hebben de Arabo-Swahili-handelaars een grote
economische en militaire macht. Ze domineren de gebieden en
volkeren van de Afrikaanse Oostkust tot diep in het Congobekken.
In 1860 verklaart kroonprins Leopold aan minister van financiën
Frère-Orban : “Il faut à la Belgique une colonie”. Dit vormt de
eerste aanzet tot de latere kolonie.
In 1876 organiseert koning Leopold II de Internationale
Geografische Conferentie in Brussel. Daar wordt de Association
internationale africaine(AIA) opgericht.
In 1885 wordt in Berlijn het verdelingsverdrag ondertekend en de
“onafhankelijke” Congostaat erkend en toegekend aan Leopold. Al
in 1886 volgen de eerste Belgische missionarissen, in 1888
krijgt de Congostaat een administratieve opdeling en een “Force
publique” (politie plus leger).
Vanaf 1891 volgt een scheepvaartverbinding tussen Matadi en
Antwerpen. Er komen oorlogen met de Arabo-Swahili om de macht
over Oost-Congo. Een aantal stammen komen in opstand.
In 1907 wordt de eerste diamant gevonden in Kasaï. In 1908
ontstaat Belgisch Congo door de annexatie van de onafhankelijke
Congostaat. In 1915 wordt uranium ontdekt in Shinkolobwe,
Katanga. In 1917 wordt de eerste Congolese priester gewijd.
In 1921 krijgt België het mandaatgebied Ruanda-Urundi erbij.
In 1930 wordt een fonds opgericht voor medisch onderzoek en in
1933 een landbouwinstituut.
De militaire opstand van 1944 krijgt een grote weerslag bij de
Congolese evolués . Dit is de toplaag, die materiële welstand
heeft, een speciale pas heeft en een statuut dat aanleunt bij de
Europeanen en rond 1960 de politieke elite levert. In 1946
krijgen de arbeiders hun vakbond.
In 1951 richt Joseph Malula, de latere kardinaal, het
tijdschrift “Conscience africaine” op. In 1954 bouwt de
Katholieke Universiteit van Leuven in Leopoldstad (nu Kinshasa)
Lovanium, lange tijd de mooiste universiteit van Afrika.
Kort daarna bouwt de vrijzinnige Belgische regering in
Elisabethstad (nu Lubumbashi ) een rijksuniversiteit.
1955 is een belangrijk jaar voor Congo en Ruanda-Urundi, met de
reis van koning Boudewijn en het Dertigjarenplan van Jef Van
Bilsen. In 1956 reageert het Abako hierop met zijn eis om
onmiddellijke onafhankelijkheid. In 1957 volgen de eerste
verkiezingen in de grote steden, in 1959 de eerste rellen.
In 1960 is het dan zover : Congo wordt onafhankelijk. Dit gaat
gepaard met de bekende toespraken van koning Boudewijn en van
Lumumba, een muiterij van het leger, de kortstondige afscheiding
van Katanga en Zuid-Kasaï, de eerste staatsgreep van Mobutu en
op 17 januari 1961 de moord op Lumumba. In 1963 volgen opstanden
van de Mulele- en Simba-rebellen. De leider van de Simba’s wordt
ontvangen door Mao.
In 1965 pleegt Mobutu zijn tweede staatsgreep en neemt de macht
tot 1997.
In 1974 nationaliseert hij alle bedrijven en instellingen. Dit
loopt uit op een fatale mislukking. De economie stort in elkaar,
corruptie en zelfverrijking woekeren op alle niveaus en vooral
aan de top, de gewone Zaïrezen gaan er dramatisch op achteruit.
De genocide in Rwanda (1994 e.v.) leidt in 1998 tot gewapende
conflicten in Oost-Congo, die voortduren tot vandaag.
Deel II (“Vier grote periodes”) focust op een aantal thema’s uit
de geschiedenis en de politiek: de ontdekkingstochten van
Stanley, het imperialisme van Leopold II, de koloniale
conferentie van Berlijn, kenmerken, grenzen en politieke
organisatie van de onafhankelijke Congostaat, het indirect
bestuur met gewestbeheerders en medewerking van de traditionele
stamhoofden, de dekolonistie en onafhankelijkheid.
Deel III (“Thematische benadering”) behandelt economische
onderwerpen :
de ontginning van gronden voor de landbouw, de gewelddadige
rubberteelt, de winning van palmnoten en palmolie, het systeem
van de verplichte teelten, het Nationaal Instituut voor
Landbouwkunde, de mijnbouw (koper, diamant, uranium), de
Compagnie Maritime Belge (CMB), de macht van de Société
Générale, het dagelijks leven in de arbeiderswijken.
Er zijn ook hoofdstukjes over energie, transport, wonen,
consumptie, werkgelegenheid, levensomstandigheden van de Belgen
op het platteland, katoenteelt, missies, religies, kimbangisme
(van de “profeet” Simon Kimbangu), onderwijs, gezondheidszorg.
Opmerkelijk hierbij is dat koning Albert I en koningin Elisabeth
optreden als vurige pleitbezorgers van een ethische kolonisatie,
met medische zorg voor iedereen(p.61).Slaapziekte, lepra,
malaria e.a. kwalen worden met succes bestreden.
Het basisonderwijs, vooral in handen van katholieke missies,
bereikt in 1960 heel Congo en zorgt ervoor dat 40 % van de
bevolking gealfabetiseerd is, het tweede beste resultaat van
heel Afrika, dat op dat moment nog voor 90 % analfabeet is. Maar
te weinig Congolezen kunnen naar de middelbare school gaan en in
1960 tellen de universiteiten van Kinshasa en Lubumbashi slechts
29 afgestudeerde Congolezen. Tel daar nog enkele tientallen bij
die aan Belgische universiteiten afstudeerden.
Er is ook een hoofdstuk over “overheidsagenten”, een
niet-bestaand woord voor politieagenten en soldaten. Hun
opleiding is in handen van religieuze congregaties, toch wel
opmerkelijk. Geregeld komen zij in opstand : 1895, 1900, 1944,
1959. Ook bij de gewone bevolking is er dikwijls verzet.
Er is ook een te korte paragraaf over het lot van de onwettige
kinderen van blanke kolonialen met Congolese vrouwen. Ze worden
door geen van beide gemeenschappen erkend en vaak opgevoed door
religieuze congregaties.
Blanken en zwarten leven grotendeels gescheiden. Zoals in de
meeste kolonies van Afrika, is er een “colour bar”, maar die is
niet vergelijkbaar met de Zuid-Afrikaanse apartheid. Dit
verandert pas in de jaren ’50, wanneer de Congolese elite
gelijke rechten opeist.
We krijgen ook een portret van het bruisende leven in
Leopoldstad in de jaren ’50.
Deel IV heet “Beeldvorming”.
Hier komen aan bod : geografische kaarten van Afrika, vanaf de
Griekssprekende Egyptische geograaf Claudius Ptolemaeus (2°
eeuw); de manieren waarop de Belgen Congo en de Congolezen in de
loop der jaren voorstelden; de koloniale geschiedenis vanuit
Belgisch en Congolees perspectief. Opmerkelijk hierbij is ook
hun houding tegenover standbeelden zoals dat van Leopold II :
eerst opgericht, dan neergehaald (al in 1954), vervolgens weer
opgericht (2011).
Dan volgen achttien getuigenissen van Belgen en Congolezen, een
bibliografie, kaarten van Afrika en Congo, een verklarende
woordenlijst.
Bij elk hoofdstuk en bij de meeste onderdelen staan afbeeldingen
en ook audiovisuele getuigenissen, zowel van zwarten als van
blanken, meestal uit de jaren ’50.
Die getuigenissen vormen een zeer boeiend aspect van het boek.
In deze vorm vind je ze zelden in andere boeken.
Je moet wel wat moeite doen voordat je ze hoort en ziet : eerst
Adobe Flash Player installeren, vervolgens op de dvd b.v. p. 80
aanklikken, om dan de reeks getuigen te horen die op p. 84
staan, in vertaling. Hun oorspronkelijke Franstalige stem hoor
je niet.
Op die dvd staat trouwens heel het boek, ook de teksten,
tijdlijn etc.
De bundel is in de eerste plaats bedoeld voor het onderwijs en
is daar ook zeer nuttig voor.
Maar hij is even interessant voor mensen buiten het onderwijs.
Hij toont veel documenten en foto’s die je in de handboeken niet
terugvindt.
De samenstellers hebben goed werk geleverd en slagen er goed in
hun afstandelijkheid te bewaren.
Ik mis wel een deel V : Congo vandaag en met name een
vergelijking met de situatie van voor 1960.
Concreet : wat hebben de Congolezen gedaan met de infrastructuur
(wegen, scholen, universiteiten, ziekenhuizen, …) die de Belgen
achtergelaten hebben ?
Wat hebben zij zelf verwezenlijkt in die 52 jaar ? Hoe is het
gesteld met hun economie en welvaart ? Hoe staan ze nu tegenover
de Belgen? En tegenover de Chinezen, die in sommige opzichten de
rol van de Belgen overgenomen hebben ?
Verder zijn er enkele zaken die bij een heruitgave verbeterd
kunnen worden : de kaft is te los aan het boek gelijmd.
De vertaling uit het Frans faalt geregeld. Enkele voorbeelden :
abbé Malula (p.28) was geen abt, maar een priester; Congo had
geen abdijen; force publique vertaal je niet met “weermacht”(p.
29,61,65,…), maar met politie en leger; “overheidsagenten” zijn
politieagenten; “de” seminarie moet het zijn; “Djdanov” (p.28)
moet zijn : Zhdanov of Zjdanov en zijn weinig succesvol plan
heette de “Kominform”.
Soms staat er een drukfoutje, bv. p. 72 : Afrikanten.
Bij een volgende editie zijn deze foutjes er makkelijk uit te
halen.
Referentie
Sara Géradin – Claire Poinas (red.) Congo : kolonisatie en
dekolonisatie. De geschiedenis in documenten. Koninklijk Museum
voor Midden-Afrika, Tervuren, 2013. 99 p., foto’s, kaarten,
documenten, tijdlijn, bibliografie, glossarium.ISBN 978 9 0817
9408 4; € 26.
Jef Abbeel, februari 2013.