Bart Demyttenaere. Mijn Congo: een familiegeschiedenis. ISBN 978
94 6267 141 6; Uitgeverij EPO, Antwerpen, september 2018.
Paperback; 22 x 15 cm; 419 p., kaarten, foto’s, woordenlijst,
bibliografie, register 29,90 euro
Mijn Congo
De schrijver werd geboren in Albertstad/Kalemie, Congo in
1963. Hij vertelt hoe Congo het leven van zijn grootoom (rond
1880), van zijn vader en van hemzelf heeft beïnvloed. Tijdens
Mobutu was hij onderwijzer in Bunia en in Lubumbashi (1986-1990).
Dit boek schreef hij in de stille benedictijnenabdij van
Zevenkerken (Brugge).
Inhoud
Mijn Congo: een familiegeschiedenis
In deel I vertelt hij over zijn vader. Die vertrok in het woelige jaar 1959 op zijn 27ste naar Congo als agent van een katoenfirma. Hij leerde snel Kiswahili en voelde zich zeer goed thuis in zijn nieuw land. De Belgische gezondheidszorg en het basisonderwijs waren er beter dan in de Britse en Franse kolonies, maar de middelbare school en de universiteit werden volgens de schrijver pas na 1955 toegankelijk voor Congolezen. Dat klopt niet: de universiteit van Lovanium, destijds de mooiste van heel Afrika, opende al in 1954: toen waren er dus al genoeg Congolezen afgestudeerd in het middelbaar onderwijs. En er waren al hogescholen, o.a. in Thysstad, het huidige Mbanza Ngungu.
In 1960 zaten 763 Congolezen aan de universiteit en waren er
maar een paar afgestudeerd (p. 26). Lumumba en zijn aanhangers
zorgden voor onrust bij de onafhankelijkheid. De evacuatie uit
Congo verliep voor vele Belgen met doodsangsten. Tijdens die
korte periode in Brussel leerde Barts vader vader zijn
toekomstige vrouw kennen. Daarna waagde hij het terug te keren
naar Congo, waar volop gemoord werd door allerlei milities. Op
31 december 1961 vielen soldaten van Mobutu binnen in het
klooster van Kongolo. 21 van de 23 Belgische paters, die daar
scholen hadden, werden vernederd, gefolterd en afgeslacht. In
1962 verergerden de anarchie, de plunderingen en het geweld. In
1963 werd de schrijver geboren in Albertstad. In 1964 keerde
zijn vader met zijn gezin terug naar België, zeer tegen zijn
zin.
In deel II beschrijft de auteur zijn ongelukkige jeugd in België
en zijn tijd in Congo. Na zijn studie voor onderwijzer, mocht
hij in 1986 naar Noordoost-Congo. Hij had er zeer goede
contacten met de bevolking, met de pygmeeën en met de Witte
Paters, minder goede met de politie en met de militairen. Hij
uit veel kritiek op Mobutu, op het slechte openbaar vervoer, op
de wegen vol putten, het gemiddelde tempo van 14 km per uur, de
corruptie, het totale verval vergeleken met de periode voor
1960. Hij onthult hier ook veel details over de slechte relatie
met zijn ouders. In mei 1990 liet Mobutu in Lubumbashi op
betogende studenten schieten: volgens de ene bron vielen er ruim
100 doden, volgens een andere 80, volgens hem welgeteld 1 (p.
198-199). In juni 1990 verbrak Mobutu de relaties met België en
moesten alle coöperanten Zaïre verlaten. Dat waren er duizenden,
o.a. de auteur. Gevolg: al hun werk viel stil, vele Zaïrezen
bleven ontredderd en werkloos achter.
Dan maakt Demyttenaere een sprong in de tijd naar zijn oudoom,
die in 1879-1882 in opdracht van Leopold II ervoor zorgde dat
Stanley soldaten, wapens en stoomboten had, waardoor deze heel
het bekken van de Congostroom kon koloniseren. De schrijver
beweert dat Leopold II miljoenen doden veroorzaakte, maar
wellicht ligt het juiste cijfer onder 0,5 miljoen en waren er
vele doodsoorzaken.
In 2017 reisde hij twee keer terug naar Congo, waar hij de
eerste keer o.a. Lubumbashi en enkele missieposten bezocht. Hij
toont grote bewondering voor het enorme werk van de
missionarissen. De katholieke kerk is het enige instituut dat in
Congo nog functioneert. De lagere scholen zijn nu helaas niet
meer gratis: de overheid betaalt de leraren niet meer, dus
moeten de ouders 100 dollar geven, wat onmogelijk is voor de
meesten die slechts 220 $ per jaar verdienen (p. 272). Het
analfabetisme neemt dus snel toe. Overal is er verval. Jongeren
die toch een hoog diploma halen, hebben de keuze tussen
bedelaar, straatverkoper of taxichauffeur. En dan zijn er de
dagelijkse wreedheden in Oost-Congo: ongeboren baby’s worden met
kapmessen uit de buik van de moeders gehakt, kinderen worden
onthoofd, jonge meisjes op wrede wijze verkracht en dan met
speren en machetes afgemaakt (p. 274). De auteur noemt de daders
niet: ik vermoed dat het allerlei soorten rebellen zijn.
Duurbetaalde medewerkers van Oxfam, Unesco, UNO e.a. kijken toe
en doen zo goed als niets voor de arme bevolking. Enkel de hulp
via kleine organisaties komt bij hen terecht. De boskap om den
brode heeft rampzalige gevolgen voor het regenwoud en het
klimaat wereldwijd. President Kabila maakt het internet bewust
onmogelijk of onbetaalbaar voor scholen. Die werken dan ook nog
met boeken uit 1968 (p. 331-334).
Bij zijn tweede reis naar Congo in 2017 had de auteur de
bedoeling om samen met Congolezen een boek te schrijven ‘Congo
Voor Beginners’ , maar daar horen we nadien niets meer van. Er
was weer grote hongersnood in de Kasaï door het vele geweld. In
Oost-Congo bezocht hij het Virungapark, sinds 1925 het eerste
nationaal park van heel Afrika. Het blijft overeind dank zij de
Belgische prins Emmanuel de Merode, die in 2014 door stropers
bijna doodgeschoten werd. In 2017 werden 12 van zijn
parkwachters vermoord. Demyttenaere ontmoet weer vele toffe
Congolezen, maar ook gewetenloze en op geld beluste
machthebbers, genadeloze vlooien en tienduizenden interne
vluchtelingen.
Hij heeft een zeer vlotte schrijfstijl en een heel rijke
woordenschat. De vooral negatieve onthullingen over zijn familie
had hij misschien beter weggelaten. En hij had zijn verhaal meer
chronologisch mogen ordenen, dus beginnen met zijn oudoom. Hij
had zich ook wat meer mogen inleven in de Congolese cultuur,
maar dat is blijkbaar niet zo eenvoudig. Nu komt hij soms
paternalistisch over.
Soms staan er drukfoutjes of taalfoutjes in: ‘objectief’ (p. 18)
is doel in het Nederlands; jul (p. 39) moet juli zijn; aan stuk
(p. 65) moet zijn: aan één stuk; de jonge toerist Alexander De
Croo was in april 1988 geen 15, maar 12 jaar oud; dubbel zo lang
‘dan’ (p.211) moet ‘als’ zijn; idem voor even belangrijk ‘dan’
(p. 261). ‘1812’ (p. 213) is fout, want Leopold II werd pas in
1835 geboren. De Conferentie van Berlijn dateert Demyttenaere
van ‘1885 tot 1886’ (p. 217) i.p.v. 1884-1885. Hoewel Stanley
een fervent tegenstander was van de Arabische slavenhandel en
zich vaak heel positief uitlaat over de Afrikanen, krijgt hij
van de auteur het verwijt ‘racisme’ (p. 216), omdat hij het
woord ‘neger’ gebruikt, maar dat had in 1879 nog lang niet de
negatieve bijklank van de laatste decennia.
Op p. 231 schrijft hij de volgende onzin: ‘Uit angst voor een
oorlog met de Sovjet-Unie verhuisden honderden Belgen naar Congo
en de meesten werden er schatrijk’: er werden in België wel
schuilkelders gebouwd, vooral in de jaren ’60 na de
onafhankelijkheid, maar niemand ging uit angst voor een oorlog
naar Congo en het aantal dat er schatrijk werd, was in de
minderheid. Vervangen is remplacer in het Frans, niet
‘emplacer’. ‘Geraken’ (p. 328) moet raken zijn. Allemaal (foute)
details dus in een verder zeer leesbaar boek.
© Jef Abbeel, juni 2019
www.jefabbeel.be