Rosine De Dijn, Einstein en Elisabeth. De ongewone
vriendschap tussen een ongewone geleerde en een ongewone
koningin van België. Uitgeverij Horizon/L&M Books,
Antwerpen, 2016. 287 p. ; foto’s, documenten, stamboom. ISBN 978
94 921 5929 8; € 22,50.
Einstein en Elisabeth
In 1905 bedacht Albert Einstein (1879-1955) zijn
relativiteitstheorie : ruimte en tijd waren niet langer absolute,
maar relatieve begrippen.
In 1955 feliciteerde koningin Elisabeth (1876-1965) hem met de
viering van de 50° verjaardag daarvan. Het was haar laatste brief
naar hem. Kort nadien kreeg ze een dankbrief en een doodsbericht
van Margot, de jongste dochter van de geleerde.
De briefwisseling tussen de twee Duitsers verliep telkens in het
Duits, zoals de bewaarde en afgedrukte documenten tonen.
Inhoud
Einstein en Elisabeth
Schrijfster Rosine De Dijn(°1941), begaafd met een rijke pen
en enorme eruditie, begint in Ulm, waar Einstein in 1879 geboren
werd uit een Duits-Joods gezin. Het jaar daarop verhuisden ze al
naar München, waar de kleine Albert als één van de weinige
Joodse kinderen naar een grote katholieke lagere school ging en
vervolgens naar het Luitpold gymnasium. Albert had er een hekel
aan de Pruisische discipline en op zijn 15° verliet hij de
autoritaire school. In Zürich behaalde hij al op zijn 17° het
diploma van leraar fysica. In 1902 werd hij daar verliefd op (de
enige vrouwelijke medestudente) Mileva Maric, een
Servisch-orthodoxe. Einsteins ouders wilden niet weten van
Mileva. In 1903 hadden Albert en Mileva een buitenechtelijk
dochtertje, Lieserl, die ofwel vroeg stierf ofwel weggegeven
werd voor adoptie. Daarna trouwden ze. In 1904 kregen ze nog een
zoontje, Hans Albert en in 1910 nog één, Eduard. In 1914 gingen
ze uit elkaar en in 1919 werd hun huwelijk ontbonden. Albert
woonde toen al samen met zijn nicht, Elsa Löwenthal, ook
gescheiden. In 1919 trouwden ze. In 1908 was hij professor
geworden in Bern en in 1911 door Ernest Solvay in Brussel
opgenomen in de Conseil Solvay, een elitaire kring van Europese
fysici.
Elisabeth was toen 35, drie jaar ouder dan Einstein en al
koningin van België. Ze stamde af van het oude huis Wittelsbach,
dat van de 12° eeuw tot 1918, dus ruim acht eeuwen regeerde over
Beieren.
Bekende figuren waren de koningen Ludwig I(1825-1848) en vooral
Ludwig II(1864-1886), bouwheer van de beroemde kastelen
Neuschwanstein en Herrenchiemsee, die nog dagelijks eindeloze
rijen toeristen aantrekken. Mogelijk was hij een homo, minstens
zwaarmoedig en krankzinnig, gelukkig zonder kinderen. De
koningen van Beieren waren cultuurmensen met grote passie voor
muziek en sociale verantwoordelijkheid. Elisabeth was een nicht
van Ludwig II en haar meter was Elisabeth von Wittelsbach, beter
bekend als keizerin Sissi. De vader van Elisabeth werd oogarts
en stichtte een oogkliniek in München, die nog altijd een
uitstekende reputatie heeft, de Stiftung Augenklinik Herzog Carl
Theodor. Elisabeth had gestudeerd op een streng katholiek
nonnenpensionaat, Zangberg, een barokkasteel op 75 km ten
noordoosten van München, samen met 71 andere leerlingen uit de
hogere standen. Behalve gymnasiale vakken, leerden ze ook
naaien, breien en huishoudelijke zaken. Ze bleef er 4 jaar
(1890-194), ze was een middelmatige leerling, maar wel dankbaar,
want ze bleef nog 35 jaar lang in contact met zuster overste.
Terug naar Solvay. In 1861 had deze Waalse zakenman een procedé
ontwikkeld om op grote schaal natriumcarbonaat (sodazout) aan te
maken en met zijn wereldbedrijf maakte hij fortuinen, waarmee
hij o.a. conferenties van fysici sponsorde. In 1911 was Einstein
één van de vele Joodse professoren aan de Duitse universiteit
van Praag. Hij werd uitgenodigd als jongste van de club van 20,
naast toppers als Marie Curie en Max Planck. Ze werden verwend
in het toen zeer elitaire hotel Métropole aan de toen zeer
chique Place de Brouckère, met zijn Alhambratheater, waar August
Borms zes jaar later de zelfstandigheid van Vlaanderen uitriep.
Bij de vele uitweidingen lezen we ook dat de dubbele
Nobelprijswinnares Marie Curie een liefdesaffaire had met de
Franse fysicus Langevin , vader van vier kinderen. Organisator
Solvay was niet blij met de roddels die daarover verschenen in
de pers. In 1913 vond er een tweede Conseil Solvay plaats, met
dezelfde deelnemers.
De Dijn houdt van afwisseling en gaat dan weer verder met de
kleine en tengere Elisabeth, die in 1900 verliefd werd op en in
München trouwde met de 1m90 grote Albert. Binnen het paleis
spraken ze Frans, een taal die voor haar moeilijker was. Ze
keerde nog dikwijls terug naar het Beierse Possenhoven en Kreuth
(waar nu het hoofdkwartier is van de CSU) en waar de regels
minder streng waren dan in de gouden kooi van het paleis. In
1909 werd Albert koning. Aan het hof kwamen musici, kunstenaars
en dichters zoals Emile Verhaeren. Het vorstenpaar woonde zijn
herbegrafenis bij in Sint Amands in 1927. In 1916 was hij
verongelukt in Rouen.
De 1° W.O. overspoelde België en Europa met veel ellende. De
koninklijke familie vestigde zich in De Panne. De mythe van de
koning-ridder en de koningin-verpleegster ontstond daar. Solvay
stichtte het Nationaal Hulp- en Voedingscomité, dat de ergste
noden moest lenigen. Hij ergerde zich aan het feit dat 93 Duitse
schrijvers, kunstenaars en wetenschappers, o.a. de toppers
Haber, Nernst, Planck en Röntgen, in oktober 1914 een manifest
ondertekenden dat de 1° W.O. uitriep tot “een strijd voor de
verdediging van de Duitse cultuur”.
Einstein was daar niet bij : hij was pacifist en Zwitser
geworden. Hij deelde het kantoor met Fritz Haber, een andere
Joodse wetenschapper en Nobelprijswinnaar, maar heeft nooit
meegewerkt aan de experimenten met traangas, aan de productie
van chloor en de gifgasoorlog. Haber werd desondanks in 1933
ontslagen door de nazi’s, net zoals alle andere Joodse
medewerkers van het Kaiser Wilhelm Institut te Berlijn.
Na de oorlog wou Solvay geen Duitse en Oostenrijkse
wetenschappers op zijn conferenties van 1921 en 1924, dus ook
geen Einstein die contact met hen had.
Pas in 1927 volgde de verzoening, na de tussenkomst van de
Nederlandse Nobelprijswinnaar Lorentz, op de 5° Solvay
conferentie, waar Einstein en Bohr het grondig oneens waren.
Einstein had inmiddels in 1922 de Nobelprijs voor fysica
gekregen, voor zijn ontdekking van het foto-elektrisch effect.
Het geld gaf hij aan zijn eerste vrouw en haar twee zonen.
Tijdens zijn leven was hij al een mythe, hoewel weinigen zijn
theorieën begrepen. Zijn houten buitenverblijf in Berlijn aan
het Havelmeer kreeg naar zijn zin teveel nieuwsgierige gapers en
lastige bezoekers.
De vriendschap met Elisabeth begon in 1927 en duurde tot zijn
dood in 1955. Tijdens de conferentie van 1927 werd hij namelijk
ontvangen aan het hof en het klikte meteen met Elisabeth : ze
werden vrienden voor het leven. De viool en de wetenschap waren
hun gemeenschappelijke passies. Vaak bezocht hij haar in Laken.
Elisabeth was trouwens een dame met ruime interesses : in 1923
was ze aanwezig bij de opening van het graf van Toetanchamon; in
1929 werd het Paleis voor Schone Kunsten (Bozar) geopend: het
was er gekomen op haar aandringen. In 1937 werd er haar eerste
muziekwedstrijd georganiseerd, eerst onder de naam “Concours
Eugène Ysaÿe”, genoemd naar haar vioolleraar en componist
Ysaÿe(1858-1931) en vanaf 1951 als “Concours Reine Elisabeth”.
In 1939 opende zij haar muziekkapel in Argenteuil, naar het
voorbeeld van gelijkaardige instituten in … de Sovjet-Unie.
Vanaf 1932 voelden Einstein en zijn vrouw de dreiging van de
nazi’s. Ze reisden met de Red Star line naar Antwerpen, waar ze
zeer goed ontvangen werden door burgemeester Camille Huysmans,
ook een vriend van Elisabeth en door professor Arthur De Groodt,
die hem een mooi vakantiehuis bezorgde in De Haan.
Maar ook daar kwamen de Einsteins niet tot rust, ondanks een
stevige politiebewaking, die zich ergerde aan zijn
oncontroleerbare nachtelijke wandelingen.
Op 30 januari werd Hitler rijkskanselier. De terreur tegen
andersdenkenden en Joden begon. Geschriften van Freud, Thomas
Mann, Tucholsky, Einstein en vele anderen belandden op de
brandstapel. Het huis van Einstein en zijn bankrekening werden
geconfisqueerd.
Op 10 augustus 1933 gaf hij een vioolrecital in het kursaal van
Oostende, in aanwezigheid van Elisabeth.
Uit schrik voor de nazi’s vertrokken de Einsteins op 8 september
1933 uit Oostende naar Engeland en een maand later naar de VSA,
waar hij terecht kwam aan de elite universiteit van Princeton.
Eerder zegt de auteur dat hij al op 10 december 1932 met de Red
Star Line uit Antwerpen naar Californië ging om voordrachten te
geven, maar dan zijn ze alleszins voor negen maanden
teruggekeerd.
In maart 1933 beëindigde hij zijn lidmaatschap van de
Preussische Academie der Wissenschaften en gaf zijn ereteken
terug. Populistische kranten beschuldigden hem van hoogverraad
en titelden : “Goed nieuws-Einstein komt niet meer terug”(p.
140).
Op 24 januari 1934 werden Einstein en zijn vrouw ontvangen op
het Witte Huis door president Roosevelt. Hij informeerde hem
over het hopeloze lot van de Joden in Europa. Roosevelt was dus
minstens vanaf dan op de hoogte.
Op 17 februari 1934 verongelukte de ervaren alpinist Koning
Albert tijdens een bergwandeling in Marche-les-Dames. Drie dagen
later condoleerde Einstein de koningin met een brief. De
schrijfster spreekt niet over andere versies die de ronde deden
en ook niet over het ontbreken van een lijkschouwing. Elisabeth
hield er een tijdelijke depressie aan over. Ook in 1935 kreeg ze
twee troostende brieven van Einstein.
Op 29 augustus 1935 kwam daar nog het dodelijk ongeval bij van
haar schoondochter, koningin Astrid, de moeder van Josephine
Charlotte, Boudewijn en Albert II. In 1936 stierf Elsa, de
tweede vrouw van Einstein. In 1938-1939 schreef Einstein opnieuw
brieven naar Elisabeth om hulp voor twee Joden. Na de vlucht van
september 1933 keerde Einstein alleszins nooit meer terug naar
zijn villa aan de Shakespearelaan in De Haan of naar Europa in
het algemeen. Hij bleef zich wel inzetten voor zijn “weerloze
Joodse broeders” die in Europa overgeleverd waren aan de
Jodenhaat. Dank zij zijn netwerk in België en zijn
aanbevelingsbrieven slaagde hij erin vooraanstaande joden te
laten overkomen naar Brussel. De auteur zegt dat “honderden
vluchtelingen” hun redding aan hem te danken hadden (168).
Maar de Belgische regering deed toen veel moeilijker dan bij de
asielzoekers nu: in 1938 sloot ze n.a.v. de Anschluss en de
Conferentie van München, de grens met Duitsland zelfs af , zodat
er geen Duitsers en Oostenrijkers meer binnen konden en
vluchtelingen werden zelfs teruggestuurd.
De steun van toppers was dus wel nodig.
Tijdens de oorlog bleven koning Leopold III en zijn moeder
Elisabeth, zeer tegen de zin van de regering, in Laken, onder
huisarrest. Hendrik De Man beweert in zijn dagboek dat Leopold
in België bleef op aandringen van de socialistische voorman
(247), met wie Elisabeth zeer goed bevriend was en aan wie ze
toevertrouwde dat ze altijd socialistisch gestemd had. Maar het
was evenzeer de wens en de wil van de autoritaire koning zelf,
die geen hoge dunk had van zijn vluchtende ministers. Werner
Kiewitz was hun soepele bewaker. Hij bewonderde Elisabeth en de
koning en hij fungeerde als boodschapper tussen Leopold en
Hitler. Elisabeth mocht van hem wel op reis gaan naar haar
dochter Marie José, die moest bevallen in Italië en naar de
linkse intellectueel en pacifist Romain Roland in Vézelay. Door
de Engelse blokkade en door de Duitse confiscaties was er voor
de bevolking een permanent tekort aan alles en kregen de mensen
rantsoenzegels à rato van slechts 1300 calorieën per persoon,
veel te weinig dus. Parken en siertuinen werden omgespit en
bloemen werden vervangen door aardappelen en groenten. Elisabeth
liet zelfs een stukje van haar tuinen in Laken omspitten om er
aardappelen te telen voor de studenten van haar muziekkapel.
Op wetenschappelijk vlak viel er veel stil in Europa: geen
Solvay-conferenties meer, emigratie van (Joodse)
Nobelprijswinnaars zoals Stern, Born, Bohr en Fermi. Fermi
(getrouwd met een joodse) trok in 1938 met zijn Nobelprijs
rechtstreeks van Stockholm naar New York en overtuigde Einstein
ervan een brief naar Roosevelt te schrijven waarin stond dat
uraniumsplitsing een atoombom kon verwekken met een enorme
vernietigingskracht.
Einstein schreef deze, samen met Fermi en Szilard en ze wezen
Roosevelt erop dat het uranium van Congo niet in Duitse handen
mocht vallen. Maar bij de ontwikkeling van de atoombom werd
Einstein niet betrokken : de FBI vertrouwde zijn “radicale
reputatie” niet (223-226).
Op 2 juli 1941 ontving Einstein een voorlopig laatste groet van
Elisabeth, die zeer terneergeslagen was. Ze had goede contacten
met de aristocratische gouverneur-generaal Alexander von
Falkenhausen, “un chic type”, en vroeg hem geregeld om bepaalde
mensen, vooral Joodse musici en kinderen, niet te laten
transporteren. Maar vanaf 3 september 1943 besliste Eichmann dat
ook de vrijgestelde Belgische Joden naar Auschwitz moesten. Nog
in dezelfde nacht werden in Brussel 1500 Joden opgepakt en in
Antwerpen nog veel meer.
Op 7 juni 1944, de dag na D-Day, werd de koninklijke familie
gedeporteerd naar Saksen en in maart 1945 naar Strobl in
Oostenrijk. Daar werden ze door de Amerikanen bevrijd. Werner
Kiewitz werd door Himmler gestraft en gedegradeerd voor zijn te
grote soepelheid tegenover de koninklijke familie. Eerst vloog
hij in de gevangenis, dan werd hij naar het Oostfront gestuurd,
waar hij op 29 april 1945 zwaar gewond werd.
Elisabeth bleef alleen achter in Laken. Gedurende enkele maanden
was zij de enige koninklijke gevangene daar. Prins Karel, haar
tweede zoon, zat ondergedoken in Wallonië. Op 3 september werden
zij bevrijd door de Britten. Haar familie in Duitsland was
antinazi en daarom grotendeels omgekomen in de kampen.
Op 19 september keerde de regering terug uit Londen. Op 21
september werd prins Karel, die zeer goede contacten had met
Churchill en andere geallieerden, aangesteld tot voorlopig
regent. Hij zou dat blijven tot 1950.
Na de troonsbestijging van Boudewijn, verhuisde de 75-jarige
Elisabeth van Laken naar Stuyvenberg.
Haar sympathie voor het communisme stak ze niet langer onder
stoelen of banken, tot ergernis van veel politici en
familieleden. In juni 1944 schreef ze in haar dagboek : “Ik ben
al lang communist, voor meer gerechtigheid en minder lijden voor
het volk”.
Op 8 mei 1945 had ze een in het Russisch handgeschreven briefje
naar Stalin gestuurd om hem te bedanken en te feliciteren met de
overwinning van het Rode Leger. Ook aan Eisenhower had ze een
felicitatietelegram gestuurd in het Engels.
In 1949 kreeg ze na 8 jaar stilte een telegram uit Princeton van
Margot Einstein dat haar vader ziek was. Bij de jaarwisseling
van 50-51 schreef Einstein haar nog eens een brief: “18 lange
jaren vol bittere ontgoochelingen liggen achter ons. En nu
hebben mijn vriendelijke Amerikanen de erfenis van de Duitsers
overgenomen”. Hij doelde op de klopjacht van McCarthy en co op
mensen die verdacht werden van communistische sympathieën.
In 1951 werd de muziekwedstrijd heropgestart, nu onder de naam
“Concours Reine Elisabeth”. De winnaar was de Russische Jood
Leonid Borisovitsj Kogan, trouwe aanhanger van Stalin en zelfs
commissaris bij de KGB.
Op 3 januari 1952 schreef Einstein opnieuw een brief naar de
koningin, waarin hij zijn ontgoocheling uitdrukte over het
gedrag van de mensen, vreesde voor een derde wereldoorlog en
hoopte op een wereldregering, die de baas zou zijn over alle
kernwapens.
In dat jaar stierf Chaim Weizmann, de eerste president van
Israël en ook een goede vriend van Einstein. Premier Ben Gurion
stelde Einstein voor om president te worden, maar diepontroerd
wees hij dat eervol aanbod af. Hij sukkelde trouwens ernstig met
zijn gezondheid, zoals hij in 1953 en 1955 aan Elisabeth liet
weten.
Op 2 maart 1955 schreef Einstein vanuit Princeton zijn laatste
brief aan Elisabeth. ? Op 11 april liet hij het
Russell-Einstein-manifest ondertekenen voor wereldwijde
ontwapening. Op 30 april 1955 stierf hij.
Zijn zomerhuis in Caputh(Berlijn) overleefde de oorlog. In 1945
hoopte de Russische bezetter dat hij zou terugkeren, maar hij
bleef in Amerika. Pas in 1979 werd het door de DDR
gereconstrueerd en tot aan de val van de Muur gebruikt als
gastenverblijf. Sinds 2005 kan het bezocht worden, tenminste
door wie het vindt, want het ligt in de bossen, tussen de meren.
In 1955 maakte minister van Buitenlandse zaken Spaak zich
ernstig zorgen over Elisabeths capriolen en contacten met het
Oostblok, in volle Koude Oorlog. Maar eigengereid antwoordde zij
dat ze het absoluut oneens was met hem en ze trok vrolijk en
bewust niet incognito naar de vijfde Chopinwedstrijd voor piano
in Warschau, waar ze veel succes had. Er was toen nog geen
luchtverbinding tussen Zaventem en Warschau en de Poolse
regering legde speciaal voor haar een privévliegtuigje in.
In 1958 trok ze op haar 82 voor 22 dagen naar de Sovjet-Unie,
waar ze een toespraak hield in het Russisch. Buitenlandse Zaken
was in alle staten over het enfant terrible van Stuyvenberg.
In 1959 bezocht ze Tito en ook Israël, inclusief het omstreden
Oost-Jeruzalem, dat toen nog bij Jordanië hoorde.
In september 1961 trok ze op haar 85° naar Peking, samen met
haar dochter Marie-José en met Antoine Allard, “le baron rouge”.
Ook dit was toen een opmerkelijke bestemming, want het China van
Mao werd pas 10 jaar later erkend door de Westerse landen. Ze
werd ontvangen door dictator Mao en ze verscheen naast de
communistische leiders tijdens een défilé op de officiële
tribune op het Tiananmenplein.
In 1962 trok de eigenzinnige dame nog eens naar Moskou. Ze
lunchte er met president Brezjnev en verscheen op 1 mei samen
met de Sovjettop en naast partijleider Chroesjtsjov op de
officiële tribune, weer tot groot ongenoegen van de Belgische
regering en van de bondgenoten. Enkel Camille Huysmans, sinds
1910 vriend aan huis, feliciteerde haar. Na een bewogen en
rijk gevuld leven stierf ze op 23 november 1965 op 89 jarige
leeftijd.
In haar slotbeschouwing over de twee eigenzinnige zielsgenoten
wijst de schrijfster op de vele biografieën van Elisabeth,
waarvan ze die van Evrard Raskin(276) wel ernstig neemt. Ook bij
de biografieën van Einstein ziet ze meer onzin dan degelijkheid,
aldus Barbara Wolff, archivaris van de Einstein Archieven(276).
Ze wijst er ook op dat Einstein zich vergiste in Hitler: “Ik
geloof niet dat deze kerel op lange termijn een kans heeft”
(277). Maar helaas veroorzaakte die kerel een enorme catastrofe
voor miljoenen mensen, inclusief voor Einstein zelf. De Dijn had
ook wel mogen aanstippen dat zowel Elisabeth als Einstein blind
waren voor de fouten van het communisme, waarin ze veel heil
zagen, maar waarvan ze toen niet beseften hoeveel miserie en
hoeveel tientallen miljoenen doden het al veroorzaakt had en nog
zou veroorzaken.
Het boek eindigt met een bibliografie, websites van archieven en
een stamboom van beide families. Deze had beter vooraan gestaan.
Een register ontbreekt en dat is wel jammer, gezien de vele
namen van personen die erin voorkomen.
Rosine De Dijn heeft een fijne pen en brede eruditie, ze weet
heel veel van kunst, van de vele geleerden, kunstenaars en
politici die ze vermeldt, van de bouwactiviteiten onder Leopold
II in Brussel, de sfeer aan de vooravond van beide
wereldoorlogen. Haar boek leest heel aangenaam.
De omzwervingen zijn soms wel groot en langdradig, de vele
zijsprongen niet chronologisch.
Ze heeft veel empathie voor het enorme leed dat miljoenen Joden
werd aangedaan, maar ze zegt niets over de manier waarop ze in
1948-1949 en daarna de Palestijnen behandelden. Ze is ook heel
mild voor beide protagonisten: kritiek is er zelden te
bespeuren, ook niet op het privéleven van Einstein, b.v. zijn
relatie met de 21 jaar jongere secretaresse Betty Neumann.
Bij een volgende druk mag de uitgever een register toevoegen en
de drukfouten eruit halen. Ik citeer er een paar: p. 148 :
verder “rijkt” i.p.v. reikt; p. 153 : “Shakespaere”; p. 156 :
Berlijns i.p.v. Berlijn.
Ze schrijft dat Laken ongeveer even groot is als Monaco(195),
nl. 2,2 km² tegenover 2,02 km² voor Monaco, maar het aantal
inwoners van Monaco en het economisch belang is een veelvoud van
dat van Laken.
Maar los van deze aanmerkingen is het een boek dat zeer aan te
bevelen is.
Jef Abbeel, jan. – febr. 2016