Van Engelen, Marcel, Het kasteel van Elmina
Amsterdam, De Bezige Bij, 271 blz. - ook als e-boek.
Waardering De Standaard: ****/5



Het kasteel Elmina

Hoeveel mensen nu uiteindelijk tussen ca. 1520 en 1860 uit Afrika werden weggesleept, blijft een twistpunt onder academici. Tien miljoen? Twintig miljoen? Of meer? Marcel van Engelen houdt het op 12,5 miljoen, van wie bijna 11 miljoen levend op hun bestemming arriveerden.

Het kasteel Elmina

In België is slavernij nauwelijks een punt van interesse. In Nederland ligt het anders, en veel gevoeliger. De Nederlanders hadden zeer lang de neiging hun verleden te glorifiëren. De jongste decennia is dat veranderd. Eerst moest de mythe van het hevige verzet tegen de Jodenvervolging door de nazi’s eraan geloven. Vervolgens was het vooral onder druk van Surinamers de beurt aan de slavernij, en de onverkwikkelijke rol die de Nederlanders daarin gespeeld hebben. Met als hoogtepunt: het oprichten van het Nationale Monument Slavernijgeschiedenis in Amsterdam op 1 juli 2002. (Ondertussen is ook in Rotterdam een Slavernijmonument opgericht.)
Toen hij als verslaggever voor Het Parool vaak in de Bijlmer kwam (woonwijk bij Amsterdam met veel zwarte immigranten) ondervond de auteur hoeveel wrok daarover nog leeft onder de afstammelingen van de slaven. Daarbij raakte hij gefascineerd door de vaststelling dat het overgrote deel van de Afrikanen in Nederland roots heeft in Ghana. Zijn zoektocht naar de historische waarheid voerde hem naar beduimelde archieven en naar het kasteel van Elmina, een fort op de Goudkust vanwaar gedurende ruim twee eeuwen zwarte slaven op een enkele reis naar Amerika werden gestuurd.
Over de gevoelens van de slaven is echter bijna niets geschreven. Bij gebrek aan betrouwbare Afrikaanse bronnen moet de auteur puzzelen. Zijn opzet formuleert hij als volgt:
“Ik besloot het boek te maken dat ik zelf had willen vinden in het boekwinkeltje van Elmina (in 2008).” Hij vertelt niet alleen het historische verhaal, maar ook dat van zijn eigen zoek- en zwerftocht. “Zo werden het twee reizen. Een chronologische: vanaf het begin van de Nederlandse aanwezigheid aan de Goudkust en het begin van de slavenhandel tot het einde daarvan; en een geografische: van Nederland naar de kust van West-Afrika en van de kust naar het binnenland, om te eindigen in Elmina.”

Hij vervlecht het relaas van oude getuigen vloeiend met eigen reiservaringen in Ghana. Dat haalt ogenschijnlijk de vaart uit het eigenlijke historische verhaal. Maar het verbindt het verleden naadloos met de actuele situaties en opvattingen van de Afrikanen.


Een belangrijke bron is de Beschryvinghe uit 1601 van de Vlaming Pieter de Marees, die naïef maar zonder vooroordelen de prille handelscontacten beschreef tussen de Europeanen en de bevolking van de Goudkust.
Als hij het ruim vierhonderd jaar oude reisverslag van De Marees gaat inkijken in de Bijzondere Collecties van de universiteit van Amsterdam, vertelt hij ook hoe je zo’n boek moet hanteren volgens de instructies van de conservator. En als hij de ruïnes van oude forten zoals Elmina bezoekt, leren we ook de gidsen kennen die er nu ‘tussen de geesten leven’. Vooral zijn ervaringen in het land van de Ashanti zijn relevant.
Wat hij bij elkaar sprokkelt, is uiteraard gruwelijk. Verkrachting, ontbering, ziekte, wreedheden zoals het brandmerken, enzovoort. Gecombineerd met de angst (veel Afrikanen dachten dat ze werden verscheept om te worden opgegeten), hoeft het niet te verwonderen dat veel gevangen slaven in een lethargische trance kwamen of zelfmoord pleegden, terwijl anderen uit wanhoop in opstand kwamen. Slavenopstanden werden telkens met onmenselijke wreedheid afgestraft. Soms lukten ze. Of gedeeltelijk. Zoals in Suriname, waar in de 18de eeuw de slaven hun meesters afmaakten en in het oerwoud vluchtten. Ze stichtten er gemeenschappen van Bosnegers of Marrons, die tot op heden een stuk Afrikaanse cultuur behouden in Amerika.

Goud en slaven
Aanvankelijk was het goud dat de Europeanen naar deze contreien lokte: gekocht van zwarte handelaars die zich lieten betalen met westerse consumptiegoederen. Dat gebeurde toen op voet van gelijkheid, als handelspartners. Natuurlijk arriveerden de Portugezen als eersten aan de Golf van Benin, zeer snel herdoopt in Goudkust. Zij waren reeds sinds prins Hendrik de Zeevaarder (1394-1460) bezig aan hun moeizame sprongsgewijze tocht rond de westkust van Afrika.
Slavenhandel door Europeanen bestond reeds, omdat de Spanjaarden en de Portugezen goedkope arbeidskrachten nodig hadden in de Nieuwe Wereld. Aanvankelijk verketterden de Nederlandse protestanten de slavenhandel als iets typisch voor die ontaarde papisten (katholieken) uit Portugal en Spanje. Op dat ogenblik hadden zij dan ook nog geen kolonies om emplooi te bieden voor slaven. Maar dat veranderde toen de Verenigde Provinciën in 1630 een deel van Noordoost Brazilië veroverden op de aartsvijand (1). (Dit is de periode van de Tachtigjarige Oorlog. Portugal en Spanje vormden van 1580 tot 1640 één land, sinds de annexatie voor Filips II door de hertog van Alva.) Toen waren er zwarte slaven nodig op de suikerrietplantages. En een Middelburgse predikant zorgde voor een lang traktaat om slavernij bijbels te rechtvaardigen. De negers waren immers afstammelingen van Cham, de door zijn vader Noah vervloekte. (Hiermee haalde hij een veel ouder gegeven weer van stal: op de schematische middeleeuwse TO-kaarten is Afrika aangeduid met de naam van Cham (2). Goed om weten dat de Zuid-Afrikaanse Boeren in deze calvinistische traditie dezelfde argumenten aanvoerden bij hun houding tegenover de gekleurde bevolking en het invoeren van de apartheid, toch niet zo lang geleden! (3) (J.M.))
Die zwarte wilden waren toch van nature uit voorbestemd tot een haast dierlijk leven. Als slaaf kwamen zij tenminste in contact met de zegeningen van de christelijke beschaving (sic). Hypocrieter misbruik van religie en de Bijbel is in hedendaagse ogen nauwelijks denkbaar.


In 1637 veroverde de Nederlandse West-Indische Compagnie het kasteel van Elmina in het huidige Ghana op de Portugezen. In de twee eeuwen daarna was deze vesting het centrale depot van de Nederlandse slavenhandel (4). Slaven hadden goud verdrongen. De auteur raakte gefascineerd door deze geschiedenis. Hoe kwamen de Nederlanders aan hun slaven? In hoeverre was de slavenhandel een Afrikaanse aangelegenheid? En hoe denken de afstammelingen van die slaven die nu leven in Suriname, de Antillen en Nederland over dat verleden?
We weten veel over de leefomstandigheden van de Hollanders in het kasteel van Elmina. Daarover bestaan er getuigenissen in overvloed. Ze waren niet te benijden: dodelijke verveling, de moraal en het moreel beneden alle peil (de manschappen waren dan ook vooral lieden ‘laag van geboorte en zeeden, zonder schaaduwe van kennisse’ zoals een directeur-generaal klaagt). Jaarlijks stierf zowat twintig procent van de Europeanen aan tropische ziekten. Daarvan getuigt het nog steeds bestaande Nederlandse kerkhof ter plaatse.

 



Gezicht op Elmina. Titel: Aldus vertoont hem het Casteel de Mijna, aen de Noordt-west zijde, uijt de rivier aen te sien. Gelegen op de gout kust in Guinea.
Bron: Atlas Blaeu van der Hem, 1665-1668.

De Ashanti (5)
Een flink deel van het boek is gewijd aan de Ashanti, een trots volk uit het binnenland. Hun koninkrijk omvatte omstreeks 1800 meer dan de helft van het huidige Ghana en grote delen van de naburige landen Ivoorkust en Togo. Het koninkrijk Ashanti (dat nog bestaat) was veruit het welvarendste van alle recentere vorstendommen van het pre-koloniale Afrika, hoewel het pas gesticht was op het einde van de 17de eeuw, toen volgens de overlevering voor de eerste grote Ashanti-vorst een gouden stoel uit de hemel daalde. Oorspronkelijk had Ashanti zijn rijkdom te danken aan de goudhandel met de westelijke Soedan. Goud komt zelfs tegenwoordig nog rijkelijk voor in het gebied, in rivierzand en ertslagen. De Ashanti namen de slavenhandel heel gemakkelijk op. Zij beschouwden de aanwezigheid van Europese kooplieden aan de kust gewoon als een nieuwe mogelijkheid om handel te drijven en hun macht te vergroten. En een van de middelen daartoe waren Europese musketten. Doordat zij nooit gebukt waren gegaan onder Europese agressie, speelden zij de Nederlanders handig uit tegen de Engelsen en ontwikkelden zij hun eigen, zeer efficiënte organisatie voor de slavenhandel, compleet met klerken, die konden lezen en schrijven, en legers waarmee geen naburige macht zich kon meten. De hoofdstad, Kumasi, werd het hart van een ingewikkeld maar zeer winstgevend economisch rijk.

 



Viering van 25 jaar koningschap van Asantehene (koning) Otumfuo Opoku Ware II In Kumasi, augustus 1995. Naast de koning, de mythische Gouden Stoel.

In Afrika was het al lang voor de komst van de Europeanen gebruikelijk om overwonnen tegenstanders als slaaf te onderwerpen. Toen slechts schaarse blanke ontdekkingsreizigers zich in het binnenland waagden, haalden de Ashanti al evenveel profijt uit de slavenhandel als hun Europese afnemers. “De Afrikanen waren geen passieve slachtoffers in de slavenhandel, ze waren actieve partners”, dixit Van Engelen.
Een gedeelde verantwoordelijkheid dus, zoals het past bij dit intellectueel eerlijke boek. De Britten, zo schrijft de auteur, deden tenminste de inspanning om de bewoners van dit wingewest te onderwijzen, waardoor in Ghana vandaag Engels en geen Nederlands gesproken wordt.

Ondertussen vestigden naast Portugezen en Hollanders ook de Spanjaarden, Fransen, Engelsen en Denen handelsfactorijen in de Baai van Benin, die bekend raakte als de Slavenkust. Met de stamhoofden in het binnenland wilden zij Europese producten ruilen tegen goud en ebbenhout. Maar buskruit konden de zwarten alleen verkrijgen in ruil voor ivoor, en vuurwapens alleen voor slaven, het ‘levend ebbenhout’. Zo kwam het werelddeel terecht in een destructieve cumulatieve spiraal van geweld, de beruchte gun-slave cycle: slaven voor de begeerde geweren, waarmee meer oorlogen konden gevoerd voor meer slaven, voor nieuwe geweren.

Op het einde van de 18de eeuw begon in Engeland een klein groepje idealisten te ageren tegen de slavenhandel. Hierbij speelde een intelligente, bevrijde slaaf uit het koninkrijk Benin, Equiano genaamd, een belangrijke rol (6). (Het is ironisch te zien hoe de voorstanders van de slavernij exact dezelfde argumenten aanvoerden, die men tegenwoordig aanhaalt om de wapenhandel te verdedigen: afschaffing zou economische ondergang en werkloosheid betekenen enz.) In 1807 verbood Engeland de slavenhandel en Engelse schepen begonnen het vervoer van menselijk vee uit Afrika te bemoeilijken. Dat betekende nog niet het slot van de tragedie. De Hollanders en de Ashanti gingen nog enkele decennia verder met hun handel. Het was immers zo lucratief. Nog in de twintiger jaren van de 19de eeuw, toen de slavenhandel op zijn eind liep en door Groot-Brittannië reeds verboden was, verscheepten de stadstaten aan de delta van de Niger ongeveer 20.000 slaven per jaar. Koude cijfers, die weinig zeggen over een oceaan van menselijk lijden. Afrika bloedde dood.



Het kasteel van Elmina. Huidig uitzicht.

Van Engelen trekt vanaf de kust het Afrikaanse binnenland in en bezoekt de plaatsen waaruit de slaven werden weggevoerd. Een verrassende vaststelling: de overgrote meerderheid van de Ghanezen maakt zich helemaal niet druk over de slavenhandel in het verleden. Zij zien de talrijke roots-toeristen, voornamelijk uit de VS en Suriname, als een interessante bron van inkomsten, maar begrijpen niet hun gevoelens van wrok over het historische en nog steeds niet verwerkte onrecht, hun voorouders aangedaan (7). In het nationaal museum van de Ashanti-hoofdstad Kumasi (in het paleis van een vroegere Asantehene) gaat alle aandacht naar de krijgshaftige voorgeschiedenis en de cultuur. Maar slavenhandel? Niet aanwezig. De meeste Ashanti, zegt een van hun historici, menen dat de verhandelde slaven ofwel iets ernstigs op hun kerfstok hadden, ofwel krijgsgevangenen waren. Dat laatste klopt natuurlijk.

Driehoekshandel

Naar de Nederlandse koloniën (Suriname, Curaçao) werden door de eeuwen heen meer Afrikaanse slaven verscheept dan naar het vasteland van Noord-Amerika. De geschiedenis van de slavenhandel is voornamelijk nooit zozeer een Noord-Amerikaanse geweest als wel een Braziliaanse (4,9 miljoen) en een Caribische (2,3 miljoen) levend gearriveerden
Schip na schip werd volgestouwd met zijn menselijke lading angstige, naakte zwarten. Wat gaf het als minstens 20% onderweg stierf. De snelste reis nam drie weken in beslag, gemiddeld duurde het twee maanden. Een koele rekensom maakte duidelijk dat volstouwen in lagen boven elkaar, zonder voldoende ruimte om te kunnen zitten, toch nog meer winst opleverde dan een behoorlijke behandeling met minder lading. En de zwarten werden verder op elkaar gepakt als dieren. Neen, erger. Want koeien en varkens waren kostbaar overzee en werden met de grootste zorg omringd.

De verfoeilijke maar o zo winstgevende driehoekshandel organiseerde zich al heel vroeg: goedkope Europese waren (spiegels, katoenen lappen, ijzeren staven) werden in Afrika geruild voor slaven; de slaven vonden in Amerika een gretige aftrek in ruil voor koloniale waren als goud, suiker, tabak en leer, die in Europa fabelachtige winsten opleverden. Een internationale ruilhandel met slechts één verliezer: Afrika.
Na 1650 nam de vraag naar slaven overhand toe en de onmenselijke driehoeksnegotie bereikte een hoogtepunt rond 1750.

Langzamerhand veranderde ook de houding van de Europeanen. Waar de eerste Portugese reizigers in de 15de eeuw verdragen sloten met zwarte heersers en vol respect over hun bondgenoten spraken, groeide nu een superioriteitsgevoel tegenover een duidelijk inferieur ras. Een superioriteitsgevoel dat alleen maar zou toenemen, naarmate de eeuwen verstreken en dat ook nu nog niet helemaal verdwenen is.

Epiloog met een literair staartje

In 1816, toen de slavenhandel door Britse inmenging al illegaal was geworden, stuurde Nederland Daendels, voormalig gouverneur-generaal van Nederlands-Indië naar Elmina, als nieuwe bestuurder. Hij zou hier twee jaar later ook overlijden (aan malaria) en begraven worden. Vanaf 1831 rekruteerde Nederland bij de Ashanti zwarte soldaten om te dienen in het Nederlandse leger in het huidige Indonesië. In feite een nieuwe vorm van slavernij, die het enkele tientallen jaren uithield, tot ze werd stopgezet onder Engelse druk.

Dit liet een voetafdruk na in de literatuur, die van Engelen niet vermeldt. In 1837 stuurde de Asantehene Kwaku Dua twee prinsjes, zijn zoon Aquasie Boachi en zijn neef Kwame Poku, naar Koning Willem I als onderdeel van een overeenkomst tussen hem en de Nederlandse regering voor deze soldatenwerving . Zij vertrokken via Elmina naar Nederland. Naast veel tegenslagen raakten zij onder andere bevriend met Prinses Sophie van Oranje-Nassau.

Hun aangrijpende levensloop was voor Arthur Japin de aanleiding voor zijn roman De zwarte met het witte hart (1997). Het boek kende inmiddels (tot 2012) 27 drukken en is vertaald in het Engels, Frans, Duits, Spaans, Portugees, Italiaans, Grieks, Turks, Hongaars, Noors en Deens. De roman is ook een inspiratiebron voor dans- en theatervoorstellingen.

 



Opmerkingen

Het boek is door diverse recensenten zeer positief ontvangen. Ik heb getwijfeld over de vierde waarderingsster, omwille van een paar bemerkingen.
Eerst een positieve: het doet me veel genoegen dat hij Bartolomé de Las Casas eerherstel bezorgt. In veel schoolboeken wordt hij nog steeds met de vinger gewezen als de man die zwarte arbeiders wilde invoeren om de Indianen voor uitmoording te behoeden en zo de grote promotor werd van de slavenhandel. Van Engelen geeft die foute mening weer en zet ze op dezelfde bladzijde recht (8).
Wat me echter stoort zijn enkele taalfouten: “Hun hoofdhaar scheerden de mannen…” Er is maar één toegelaten vorm voor dit werkwoord in de verleden tijd: schoren.
Dan schrijft hij systematisch koopmannen (tot wel vijf keer op één bladzijde) in plaats van kooplui of kooplieden. Zelfde opmerking voor het meervoud van staatsman, dat staatslieden moet zijn.


Noten

* Vooreerst een kantnotitie: neger had in het Nederlands -en zeker in Vlaanderen- geen enkele negatieve connotatie. Het duidde gewoon een donker gekleurde Afrikaan aan. Dat veranderde in navolging van het Amerikaanse Engels, waar eerst nigger (effectief een denigrerend scheldwoord) en later negro vervangen moesten worden door Afro-Americans en vervolgens door nog andere eufemismen. Net zoals er geen gehandicapten meer bestaan maar andersvaliden en leden van de afvalophaling nu hygiënisch assistent moeten genoemd. Wie wil kan nog veel meer voorbeelden opsporen. De periode die ik na een ongeval in een rolstoel doorbracht, voelde ik me alleszins stevig gehandicapt. Met dit soort verkeerd begrepen hyperpolitiek-correcte taalaanpassingen heb ik evenveel moeite als met sommige steeds meer oprukkende taalfouten.

1. Boxer, Charles, De Nederlanders in Brazilië, 1624-1654, Amsterdam/Antwerpen, Uitg. Atlas, (1957), 1993.
2. Lees op Histoforum Didactiek (2012): Liber Floridus 1121. De wereld in één boek
3. Bossenbroek, Martin, De Boerenoorlog , Amsterdam, Athenaeum , 2012, 400 blz.
4. Emmer, Piet, De Nederlandse slavenhandel 1500-1800, Amsterdam, De Arbeiderspers, 2011 - ook als e-boek
Zie ook: Nieuwsbrief geschiedenis, jaargang 10, nummer 166, december 2011
Dossier Geschiedenis: Nederland en de Slavernij
Slavernij, toetsopdrachten
Slavernijgeschiedenis 2.0: www.atlantischeslavenhandel.nl  / www.atlanticslavetrade.eu
5. Op de Joos de Rijcke-site, knop: “Eeuw Joos” - “De conquistadores: wereldveroveraars met oogkleppen”, vooral het onderdeel “Afrika, de zwarte mythe”.

Over de Ashanti: in bovenvermeld hoofdstuk: “Asjanti, koninkrijk van het goud
Zie ook achteraan de bibliografie bij dat hoofdstuk.
In een ruimer kader: Wesseling, H., Verdeel en heers. De deling van Afrika 1880 - 1914, Amsterdam, Bert Bakker, 1991, 521 blz.
6. Edwards, P., Equiano’s reizen. De autobiografie van een negerslaaf, Haarlem, Fibula van Dishoeck, 1977.
en de recente historische roman van Chica Unigwe, De zwarte messias, Antwerpen, De Bezige Bij, 2013, 293 blz. - ook als e-boek.
7. Roots-toerisme. Kwam voornamelijk op gang sinds de jaren negentig van de 20ste eeuw. Is eigenlijk veroorzaakt door de Amerikaanse auteur Alex Haley (1921-1992), en zijn roman Roots, wij zwarten (Engels: 1976, Nederlands 1977), waarin hij de stamboom van zijn familie kan terugvoeren tot de Mandinka Kunta Kinte, die in 1776 in Gambia ontvoerd werd en als slaaf naar de Nieuwe Wereld verscheept. De twee televisieseries die op het verhaal gebaseerd zijn, waren ook bij ons zeer populair, ook al bleek Haley heel wat meer fictie verwerkt te hebben dan hij aanvankelijk wilde toegeven.
8. Eggensperger, T. en U. Engel, Bartolomé de las Casas, bisschop, politicus, dominicaan, Kampen, Kok - Averbode, Altiora, 1992, 126 blz..

Jos Martens, augustus 2013