Rudi Vranckx. Mijn kleine oorlog. Dertig jaar aan het front.
Amsterdam – Antwerpen, Horizon, 2018, 431 blz
Doelgroep: 14+ & volwassenen
Waardering:* * * */5
Mijn kleine oorlog
Rudi Vranckx (°1959) is onze bekendste oorlogscorrespondent. Niet weg te slaan van televisiescherm en radio. Hij is al dertig jaar actief in de frontzone; in zowat alle frontzones, wereldwijd. Dat hij nog leeft is een waar wonder. Er moet wel een compleet bataljon overijverige engelbewaarders permanent aan zijn zijde meevliegen! Een aantal keren ontsnapte hij op haarbreedte aan de dood. In zijn berichtgeving is hij objectief, maar menselijk betrokken. Toen zijn contactman in Irak met de dood bedreigd werd, haalde hij de man en zijn gezin naar België en zorgde dat zij asiel kregen.
Inhoud
Mijn kleine oorlog. Dertig jaar aan het front
Wij hebben ook de
verantwoordelijkheid om de geschiedenis mee te
beschrijven, als de eerste kroniekschrijvers van hun
tijd. (p. 403)
|
Je kan Vranckx terecht vergelijken met Peter Arnett. (Arnett
was de enige Amerikaanse correspondent die van Saddam Hoessein
tijdens Desert Storm (1991) in Bagdad mocht blijven (1). Vanuit
zijn hotelkamer filmde hij de Amerikaanse Cruise-raketten die
lager dan zijn venster vernietigend naar hun doel vlogen.)
Zijn boek Mijn kleine oorlog: Dertig jaar aan het front is een
serieuze klepper geworden van meer dan 400 bladzijden. De
inhoudsopgave leest als een inventaris van gewapende conflicten
en hun oorlogsjournalistiek, van 1989 (Roemenië) tot 2018 (IS,
Syrië en Irak). Er zijn kaarten, een bibliografie, een
chronologische lijst ‘Van de val van de Berlijnse Muur tot de
val van het IS-kalifaat’. En verhalen over de Golfoorlog, het
Joods-Palestijns conflict, Afrika, Afghanistan, Irak en de komst
van de jihadi’s. In korte hoofdstukjes vertelt Rudi Vranckx over
de mensen die hij ontmoette, over hoe hij al die oorlogen
ervaren heeft tegen de achtergrond van de gebeurtenissen. Het
boek leest vlot weg, maar zorgt er ook wel voor dat je je vragen
stelt.
De auteur start bij zijn eerste opdracht: de val van het
Ceausescu-regime in Roemenië, december 1989, waar hij volkomen
onervaren met de gevaren van zijn taak werd geconfronteerd: op
kerstavond werd zijn collega Danny Huwé die voor de pas
opgerichte commerciële Vlaamse omroep VTM verslag uitbracht,
door een sluipschutter doodgeschoten, toen een tragisch unicum
in de Belgische persgeschiedenis. (Vreemd genoeg vermeldt
Vranckx wel het feit, maar niet de naam van zijn collega, p. 26
(J.M.)) “Die eerste keer vergeet je nooit, niet in de liefde en
niet in de oorlog. En er zullen nog vele oorlogen volgen.”
(p.
29)
Op 2 oktober 2018 stelde Rudi Vranckx zijn nieuwe boek voor in
Leuven, in het auditorium van “het Stuk”. Martine Tanghe,
nieuwsanker van (Vlaamse) televisiezender Eén interviewde hem,
en zo kregen we een blik achter de schermen van de reportages
die Vranckx maakt. Het ging regelmatig ook over zijn
geschiedenisstudies aan de Leuvense universiteit. Dit lijkt ons
ideaal voor een alternatieve vorm van recensie. De voorstelling
begon met een terecht applaus voor Rudi Vranckx, gezien hij net
de prestigieuze Carnegie Wateler Vredesprijs in ontvangst had
mogen nemen.
Interview met Rudi Vranckx door nieuwsanker Martine Tanghe
Dit gedeeltelijk interview werd eerst gepubliceerd in ‘Tijdingen
uit Leuven’(Tijdschrift van de Historici Lovanienses), nr. 167,
november 2018, p. 37-40 – met dank aan Karen De Windt,
voorzitter.
Martine Tanghe: Over oorlogen heb je veel gepraat met, en vooral
geluisterd naar je grootvader. Het lijkt alsof je geschiedenis
ging studeren en journalist bent geworden door wat je gehoord
hebt van je grootvader.
Rudi Vranckx: Absoluut. Mijn grootvader was mijn held. Aan de
keukentafel vertelde mijn grootmoeder over de Tweede
Wereldoorlog, maar zelf zei hij er niet zo veel over. Wat mij
daar vooral van intrigeerde, waren de vragen van “Wat is oorlog?
Wat is geweld?”. Ik vroeg hem altijd of hij mensen had moeten
neerschieten, maar daar wou hij nooit op antwoorden. Zo leerde
ik dat stilte ook erg veelbetekenend kan zijn. Bij mijn
grootouders keek ik ook tv. Ik zag er bijvoorbeeld de beelden
van de lijkzakken die uit Vietnam terugkwamen. We praatten daar
toen ook veel over. Ik was daar echt wel veel mee bezig.
Je zegt in je boek dat oorlogsverslaggeving het verhaal van
gewone mensen in ongewone omstandigheden is.
Dat is ook zo voor mij. Ik versla geen oorlogen om hen ginder
een lesje te leren, maar om een beeld naar hier over te brengen
over oorlog. En dat kan je het beste doen door gewone mensen te
portretteren. Zo krijg je ook de mensen mee. Toen ik op de
redactie over de Intifada moest spreken (het oproer in de
Palestijnse gebieden tegen de Israëli’s, van 1987tot 1993, later
de Eerste Intifada genoemd), heb ik dat heel hard gemerkt. In
het begin vertel je te moeilijk. Ik heb geschiedenis gestudeerd,
dus ik wou les geven daarover. Maar je zag dat de ogen wat
glazig werden, en dan weet je dat niemand je begrijpt. Wanneer
je over de gewone mensen en hun gewone verhalen vertelt, kan je
de mensen hier meenemen in hun geschiedenis. En nu ja, in het
begin was dat ook uit noodzaak. Als reporter uit een klein land,
stond je ook altijd achteraan in de rij, en zocht je het verhaal
elders.
Wat je ook doet is de zogenaamde schoonheidsfoutjes van de
krijgsgeschiedenis laten zien, de collateral damage tonen en
zelfs aanklagen. Ben je dan nog altijd een neutrale journalist?
Dan ben ik neutraal én verontwaardigd. Dat hoeft niet
contradictorisch te zijn. In Afghanistan heeft Obama
bijvoorbeeld drone-aanvallen laten uitvoeren. Er wordt ontkend
dat er burgerslachtoffers zijn, en dat wordt zelfs in het
congres in Amerika verklaard. Maar wanneer je in Afghanistan
komt, vind je getuigen die zeggen dat er wel heel wat
burgerslachtoffers gevallen zijn. Mensen reisden tot een hele
dag om mij te komen vertellen hoe zo’n drone-aanval een dubbele
bruiloft heeft geraakt. De les voor ons is niet om dat te kunnen
onthullen, maar om in te zien dat daardoor die hele stam van die
trouwende families gezworen vijand zal blijven van het Westen.
Op die manier verlies je dan volgens mij een oorlog, zeker als
je al die schoonheidsfoutjes optelt.
Van waar komt eigenlijk jouw fascinatie voor het Midden-Oosten?
Ik heb geschiedenis gestudeerd in Leuven– en dit is de goede
uitleg – dus dat fascineert me. Na al die jaren leer ik er
telkens bij, en dat prikkelt mij. Maar het is ook wel zo dat
iemand ooit eens onze stamboom heeft uitgezocht. In de
Middeleeuwen zou dan een van mijn voorouders op kruistocht zijn
vertrokken. [lacht]
Na 9/11 moest je naar Kaboel gaan, maar dat was makkelijker
gezegd dan gedaan. De Amerikanen raakten daar wel, mee met het
leger, en zij deden aan wat jij “patriotic journalism” noemt.
Pas op, uiteindelijk zijn die Amerikanen er niet vroeger geraakt
hoor. Zij deden wel aan “patriotic journalism”, omdat zij
dachten dat dat de snelste weg was, met het leger mee. Het viel
toen op als nieuw fenomeen: je kon niet meer de nodige
afstandelijkheid tonen in je reportages. Of toch niet bij hen.
Er was daar een reporter van Fox News, die live-uitzendingen
deed waar hij dan met zijn revolver liep rond te zwaaien. Hij
zei dan dingen zoals “ik weet niet wat ik zou doen als ik Osama
Bin Laden zou tegenkomen: hem neerschieten of hem een vraag
stellen”. Volgens mij is dat geen journalistiek meer.
In Irak had je dan twee soorten journalisten, de “embedded”
journalisten die met het leger meegingen, en de “unilateral”
journalisten, zoals jij, die clandestien het land moesten zien
binnen te raken. Kon je je eigenlijk gemakkelijk laten embedden?
Ik had mij zeker laten embedden als het zou gekund hebben. Elk
excuus was goed om mijn werk te kunnen doen. Het kon echter
niet, omdat België niet in de “coalition of the willing” zat.
Degenen die embedded journalist mochten zijn, Engeland, Amerika,
zij waren lid van die coalition of the willing. Maar goed,
uiteindelijk was dat niet altijd een voordeel. Mijn Nederlandse
collega was wel een embedded journalist, maar die stond dan op
een lijst om het land binnen te gaan zo’n twee maanden na de
invasie. Dat is dan ook weer nutteloos. Als unilateral
journalist zijn wij dan clandestien via Koeweit in een zandstorm
maar binnengereden. Voor de embedded journalists waren wij wel
een soort luis in de pels. Ik werd daar echt boos van. Een
oorlog is te belangrijk om met zo’n commerciële spelletjes mee
te doen. Het leek wel of de grote, Angelsaksische, stations de
rechten op de oorlog hadden gekocht. Ze gingen ons zelfs
verklikken zodat wij onze beelden niet buiten kregen. Dat is
gewoon een schande.
Journalistiek is ook ingaan tegen de “newsspeak, fake news”.
Twintig jaar geleden vroeg je je al af hoe je geschiedvervalsing
en propaganda kon tegengaan. Hoe probeer je de waarheid te
vinden?
Dat is nu echt het allerzwaarste geworden, wat mij tegenwoordig
het meeste pijn doet. Er worden tegenwoordig zoveel leugens
verkocht. Ze mogen zeggen dat ik mij vergis, zeker, maar ze
mogen niet systematisch twijfelen aan uw intentie om de waarheid
te gaan zoeken. Dat is wat men nu aan het doen is. Men trekt de
intenties van journalisten in twijfel, uit
propaganda-overwegingen. Men, dat zijn de extreme populisten van
deze wereld. Dat is gevaarlijk. Onze geloofwaardigheid is het
enige dat we hebben. Daarom pleit ik ook voor transparantie bij
journalisten. Maar we moeten ook onze vergissingen durven
toegeven, want dat kan gebeuren. Het stopt voor ons echter
wanneer ze ons gaan labelen als mensen die bewust fouten maken.
We kunnen dit tegengaan door zelf te gaan kijken naar de feiten,
en door open te zijn over wie en waar we zijn. Als je een
embedded journalist bent, en je bent met het leger onderweg,
geef dat dan toe. Als ik met een Koerdische militie onderweg
ben, zeg ik dat ook gewoon. Als journalist moeten we ons ook
steeds gaan vernieuwen. Met alle sociale media en de beelden die
online gezwierd worden, moeten wij onderzoeken, in de echte
wereld, of deze beelden echt zijn. Gaan onderzoeken of we een
spoor terugvinden hiervan, van mensen die dit gezien hebben, van
familie van de personen op beeld… En als we in de echte wereld
kunnen bevestigen wat we op sociale media zien, dan kunnen we
dat naar buiten brengen. Ik heb ook medewerkers die heel sterk
zijn in het uitvoeren van de eerste online check om te zien of
zo’n beeld wel correct is. Ik ben liever niet degene die nieuws
als eerste naar buiten brengt, als dat zou betekenen dat ik niet
eerst heb kunnen nagaan of het wel de waarheid is. Iedereen is
tegenwoordig journalist met zijn smartphone, maar er is ook veel
propaganda.
Tot slot: went oorlog?
Ik zou willen zeggen dat het niet went. Maar de waarheid is dat
het ergens wel went. Als je het 30 jaar doet, is het een deel
van je bestaan geworden. En dus went het wel een beetje.
Voor de zonden van hun vaders – Maart 2018
(p. 393)
Vooraleer iemand van hogerhand ook maar iets in de gaten had,
verdwenen reeds vanaf 2012, vervolgens in 2014 en 2015
tientallen en tientallen jonge moslims naar Syrië en Irak om
zich als een aanwassende stroom in het kalifaat van Islamitische
Staat aan te sluiten bij het steeds groeiende leger van de
moorddadige terreurbeweging. Zij glipten compleet onder de radar
van overheden en veiligheidsdiensten massaal weg uit Vilvoorde,
Antwerpen, Brussel -maar tot verbazing van velen niet uit
Mechelen met zijn grote moslimbevolking (2).
Heel vaak namen zij hun vriendinnetjes mee. Van wie velen al
heel snel zwanger raakten … en even snel als weduwe achterbleven
met hun baby’s.
Wie van hen de moordende bombardementen en beschietingen van de
geallieerde coalitie tegen IS in Raqqa of Mosoel overleefde,
verdween andermaal. Meestal in detentiekampen in Irak en Syrië.
Lange tijd bleef zowat iedereen elk spoor bijster. Via via kwam
Vranckx in contact met Belgische ouders van wie de dochters
samen met hun heel jonge kleinkinderen in Syrië en Irak zitten.
Van alle vluchtelingenkampen in het noorden van Syrië zijn er
drie waar vrouwen van IS-strijders verblijven: Al-Hol, Al-Roj en
Ain Issa. ‘Alleen: de buitenlandse media worden angstvallig
geweerd’. Vranckx raakte er toch binnen, klaarblijkelijk als
eerste. Hij sprak er met Bouchra en Tatiana, omringd door hun
vijf kinderen, peuters van een jaar tot een jaar of vijf. Het
bericht van zijn aanwezigheid ging rond als een lopend vuurtje.
Snel doken nog andere jonge vrouwen op.
Rudi Vranckx bezocht de kinderen van Belgische Syriëstrijders
voor de reportagereeks ‘Voor de zonden van de vaders’. Foto: ©
VRT
Midden 2018 zaten naar schatting nog 150 kinderen van minder dan
twaalf jaar met hun moeder in kampen voor IS-strijders in Syrië
of Irak. Vier op de vijf van hen zijn ginder geboren, maar ze
hebben de Belgische nationaliteit omdat hun ouders die ook
hebben. Op veel enthousiasme om ze terug te halen, hoeven ze
niet te rekenen. De Koerdische strijdkrachten die de
vluchtelingenkampen controleren zitten intussen omhoog met die
buitenlandse vrouwen en kinderen. Het zijn ongenode gasten.
Daarom roepen zij het thuisland van die buitenlanders op om de
eigen landgenoten te komen evacueren.
De Belgische houding tegenover de kinderen is tot nu (eind 2018)
dubbel: kinderen onder de tien jaar worden beschouwd als
slachtoffers. Tenminste als ze zonder hulp terug in België raken
en een DNA-test hun Belgische afkomst bewijst. Voor het overige
doet men niets om de kinderen actief op te sporen. Ze zitten
vaak in gebied dat gecontroleerd wordt door de Koerden, waar de
falende staten Irak of Syrië geen vat op hebben, terwijl de
Koerden niet erkend zijn als staat. Een officiële
gesprekspartner is er dus niet. Veel animo om ze op te sporen
evenmin. Sommige moeders zijn in hun eigen land veroordeeld
wegens terrorisme en moeten bij hun terugkeer de cel in. De
kinderen terughalen zonder hun moeder, zoals Frankrijk al heeft
gedaan, stelt hen mogelijk bloot aan een (nieuw) trauma.
Het volgende komt uit de kranten, eind december 2018. Is dus in
feite een update van Mijn kleine oorlog.
De Belgische staat moet de twee kinderen van Syriëstrijdster
Amina Ghezzal reisdocumenten bezorgen zodat ze naar België
kunnen terugkeren. Dat heeft de Brusselse kortgedingrechter
woensdag 19 december beslist. De twee dochtertjes, twee en vier
jaar oud, verblijven momenteel bij een tante in Turkije. Omdat
ze, zoals haast alle betrokken kinderen, niet over
identiteitsdocumenten of een geboorteakte beschikken, kunnen ze
niet zomaar naar België komen. Amina Ghezzal (29) was in 2012
vanuit België afgereisd naar het IS-kalifaat, waar ze twee
kinderen kreeg van een Belgische man. Op 3 april 2018 werd ze in
Turkije veroordeeld tot tien jaar cel voor terrorisme. Haar
kinderen zijn een tijd in Turkije opgevangen door Amina's moeder
en momenteel door Amina's zus. Uit DNA-analyse is gebleken dat
het voor 99,9 procent vaststaat dat de moeder van Amina de
grootmoeder is.
De kinderen hebben de Belgische nationaliteit, aangezien de
vader Belg was. De Belgische staat bracht daartegen in dat de
moeder eerst in België de afstamming gerechtelijk moest laten
vaststellen alvorens de kinderen naar België konden komen. Al
bij al een schitterend voorbeeld van een starre schijnheilige
bureaucratie die haar inspanningen liever steekt in het
ontwijken van haar verantwoordelijkheid dan in het oplossen van
de problemen!
De kortgedingrechter heeft die argumentatie nu van de hand
gewezen en beslist dat de kinderen reisdocumenten moeten
krijgen.
Ondertussen oordeelde de rechtbank van eerste aanleg in Brussel
dat de Belgische overheid de twee meisjes de nodige
administratieve papieren en reisdocumenten moet bezorgen, zodat
ze naar België kunnen komen. Als dat niet binnen de maand
gebeurd is, moet de overheid een dwangsom betalen van 5.000 euro
per dag en per kind. Familieleden uit België – hun grootmoeder
en tante – wisselen elkaar af om in Turkije voor de kinderen te
zorgen. Ze spreken geen Turks, hebben er geen verblijfsrecht en
zijn niet van plan om zich daar te vestigen. Omdat ze de termijn
van haar visum heeft overschreden, mag oma Rachma Ayad Turkije
nu zelfs niet meer in.
Tatjana Wielandt (26), Bouchra Abouallal (25) en hun kinderen
zitten vast in het Koerdische kamp Al-Hol. België wordt
verplicht om verschillende ‘noodzakelijke en mogelijke
maatregelen te nemen’ om de minderjarige kinderen en hun moeders
vanuit Syrië te laten reizen naar België.
De Staat heeft 40 dagen om de maatregelen te nemen. Als dat niet
gebeurt, moet er eveneens een dwangsom betaald van 5.000 euro
per dag vertraging per kind tot maximum één miljoen euro. Eén
van de kinderen is zwaar ziek. Het team van professor Gerrit
Loots (VUB), dat met tv-reporter Rudi Vranckx op bezoek ging in
het kamp, vreesde dat het kind de winter niet zal overleven als
het in Al-Hol zou blijven.
Dit verhaal is duidelijk niet af. Wij blijven het volgen in 2019
en zullen aanvullen, zodra we over meer relevante gegevens
beschikken (J.M.).
De muzikanten van Mosoel. From Mosul with Love - Mei 2018 (p.
370)
Een dronken, waanzinnige, drugsverslaafde regisseur zou geen horrorfilm kunnen bedenken die zo erg is als wat IS aanrichtte. (Nabeel, muzikant). |
Om te eindigen op een zeldzame positieve noot. Een muzieknoot dan nog.
Imagine
Imagine there’s no countries
It isn’t hard to do.
Nothing to kill or die for.
And no religion too.
Imagine all people living life in peace.
(John Lennon, vermoord in New York, 8 december1980)
Vranckx: ‘Vreemder wordt het niet. Ik loop door Mosoel, de hoofdstad van het zelfverklaarde kalifaat van IS (op twee na de grootste stad van Irak). Na drie jaar van gruwelbewind en de meest genadeloze belegering van deze eeuw is de stad verwoest. Uit een ruïne vlak bij de brug over de rivier klinken deze woorden. De gitaren zijn niet helemaal juist gestemd, de stemmen slaan soms over Toch heb ik nooit een mooier lied dan dit gehoord.
Nabeel, een oudere muzikant uit de gouden tijd van Irak, speelt samen met enkele jongere twintigers. Ze koesteren de schaarse instrumenten die gered zijn uit de extremistische waanzin, begraven in de grond of verstopt op de zoldervliering. In een kamer van de vernielde muziekacademie liggen honderden stukgeslagen violen, gitaren, piano’s. Muziek was des duivels, net zoals homoseksuelen, jezidi’s en christenen. Snaren werden door IS gebruikt om boobytraps te maken. Wie betrapt werd met een instrument kreeg veertig zweepslagen, of erger.’ De muzikanten werden gedwongen de professioneel gemaakte gruwelvideo’s van IS te bekijken om hen ‘op het rechte pad te brengen’.
Dan volgt een ongelooflijk relaas. De verhalen raken Vranckx diep. ‘Ook als journalist heb je behoefte aan hoop, aan daden van verzet. […] Een inzamelactie in België leverde binnen de kortste keren een lawine van reacties op. Meer dan duizend instrumenten lagen te wachten, genoeg om het grootste symfonieorkest ter wereld te vormen.’
De epische tocht om de instrumenten naar Mosoel te brengen over verwoeste wegen vol militaire hindernissen, slaat hij over, maar kwam op televisie, en nogmaals kort in een geactualiseerde uitzending van een uur op de nieuwszender Eén, 29 december 2018.
Als een van de zeer weinige reporters raakte Vranckx reeds tijdens de slag om Mosoel tot bij de strijdlinies, dankzij goede relaties met de aanvallende Koerden. Later in 2018 haalde hij vijf muzikanten van Mosoel voor twee weken naar België. Eerst naar Leuven, de universiteitsstad die in augustus 1914 zelf in brand gestoken is door de Duitsers.
Nabeel: “Als deze stad zo mooi heropgebouwd is, dan is er ook hoop voor Mosoel.”
‘Hun tour door België wordt een succes: de universiteit in Brussel, Antwerpen, de academie van Lier en zoveel andere plekken. Deze droom schenkt me meer voldoening dan talloze bittere scoops.’
Zij treden op voor de radio, in Aarschot, in huisconcerten als dank voor de schenkers, in Lier waar Nabeel eindelijk weer de verboden Negende Symfonie van Beethoven kan beluisteren. Op 18 oktober is Vranckx terug in Mosoel, bij de opening van het schooljaar van het conservatorium. Voor het eerst zijn er meisjes toegelaten: dat was ook reeds voor de IS-tijd niet het geval, wegens haram (religieus onzuiver). De nieuwelingen krijgen vooraf een uitvoerige kennismaking met allerlei soorten klassieke en hedendaagse muziek, onder meer door videobeelden van André Rieu ‘in concert’. Nabeel treedt op met een lied in het Nederlands … ‘Mia’ van Gorki! Vranckx luistert toe, tot tranen bewogen.
Waardering & Didactische tips.
Rudi Vranckx levert met zijn getuigenis een andere benadering van de ‘grote gebeurtenissen’ uit de laatste dertig jaar. Interessant, en niet alleen voor leerlingen. Bij het lezen trof het mij hoeveel kennis verloren was gegaan, ook van feiten die wij toentertijd met veel aandacht hadden gevolgd.
Het boek zorgt niet alleen voor een alternatieve blik, maar ook voor meer directe betrokkenheid, zeker voor leerlingen bij eventuele taken
Opdracht:
Waarom zouden de kinderen van IS-vrouwen moeten/niet moeten teruggehaald?
Wat zegt de UVRM (Universele Verklaring van de Rechten van de Mens)?
Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens?
Het Kinderrechtenverdrag?
Waarom zouden deze verdragen bindend zijn voor onze landen?
Noten
1. Arnett, Peter, In de frontlinie. Oorlogsreporter van Vietnam tot Bagdad, Amsterdam, Balans, 1994, 399 blz.
2. Dit mag op het conto geschreven van burgemeester Bart Somers en zijn team, die een probleemsituatie in enkele jaren wisten om te buigen tot een blijkbaar succesrijk paradigma van integratie.
Jos Martens, januari 2019