Svetlana Alexijevitsj. De laatste getuigen: Kinderen in de Tweede Wereldoorlog. ISBN 978 90 234 4887 7 / Hardcover / 303 p. / Uitgeverij De Bezige Bij, A’dam / WPG, Antwerpen, januari 2018 / vertaald door Jan Robert Braat / 23 x 15 cm / 27 €.

De laatste getuigen: Kinderen in de Tweede Wereldoorlog

De schrijfster (°1948) is een Wit-Russische, die bekend werd met “Het einde van de rode mens”(2015). In 2000 moest ze haar land verlaten, in 2012 mocht ze terugkeren. In 2015 kreeg ze de Nobelprijs literatuur.

De laatste getuigen: Kinderen in de Tweede Wereldoorlog


Haar boeken zijn weinig optimistisch: meestal zijn het treurige interviews. Tegelijk tonen ze ook aan dat mensen na zware tegenslagen en veel lijden de moed weer opnemen en hun leven weer een nieuwe wending kunnen geven.


Dit boek verscheen al in 1985, maar werd pas in 2018 vertaald. De vertaler zegt er niet bij welke van de 100 getuigen van 33 jaar geleden nu nog in leven zijn. Wit-Rusland kreeg in juni 1941 en in 1944 een doortocht van de Duitsers, de eerste keer als veroveraars, de tweede keer als verliezers. In beide gevallen vonden wreedheden plaats. De meeste getuigen vertellen over het eerste jaar van de vernietigingsoorlog.


Ze vertellen dat Stalin zweeg bij de Duitse inval. Molotov, die in augustus 1939 het fameuze pact gesloten had, mocht het nu uitleggen. Iedereen was overtuigd dat de Sovjet-Unie onoverwinnelijk was: dat hadden ze geleerd op school en in de jeugdbeweging. De verbazing was dus groot toen ze merkten dat het Duitse leger veel sterker was. Tientallen vliegtuigen gooiden bommen op steden in Wit-Rusland en zorgden voor vele doden. Mooie jonge Duitsers reden of wandelden door de straten van Minsk en hadden succes bij de mooie meisjes. Sommige kinderen vonden de oorlog avontuurlijk: vroeger hadden ze oorlogje gespeeld, nu zagen ze bommen vliegen, fluiten en vallen. Kerken die 20 jaar lang gesloten en leeggeplunderd waren door de communisten of omgevormd tot opslagplaatsen, werden nu weer geopend.


Maar dan begon de echte ellende: nazi’s en hun talrijke lokale collaborateurs haalden verzetsmensen uit hun huizen en schoten ze dood of hingen ze publiekelijk op, ook zwangere vrouwen, terwijl het dorp en ook kinderen toekeken. Soms moesten vrouwen van partizanen de martelkamers schoonmaken, zodat ze met eigen ogen zagen hoe hun mannen gefolterd werden.


Soms werden ook de honden en katten doodgeschoten of opgehangen en de levensnoodzakelijke kippen werden soms zo lang rondgedraaid totdat de beul enkel nog de kop vasthad. Als de paarden afgepakt werden, ploegden de oma’s en de moeders de velden.


Kinderen zagen hun mama’s doodgeschoten worden, ze verloren hun ouders en hun huis, ze belandden in weeshuizen, soms op duizend kilometer van hun dorp of moesten vluchten naar het achterland, tot ver in Siberië. Ook de fabrieken werden naar daar verplaatst.


Joden, ook kinderen en vrouwen, werden door Einsatzgruppen van de SS opgepakt, samengedreven in getto’s, met prikkeldraad errond en gedood of afgevoerd in vrachtwagens. Wie een Joods kind liet onderduiken, riskeerde met heel het gezin uitgemoord te worden. Slechts weinige Joden overleefden de razzia’s of bleven daarna in hun land wonen. Bij de getuigen zijn dus weinig Joden.


Jonge mensen werden naar Duitsland gebracht om daar in de fabrieken of op boerderijen te werken.
De inwoners van Leningrad werden 900 dagen lang uitgehongerd, zodat ze zelfs hun katten en honden opaten en zodat de helft van de bevolking stierf en de overlevenden eruit zagen als lijken.


Vanaf 1944 zag de bevolking van Wit-Rusland ook Duitse krijgsgevangenen en Duitse doden. En na de “Grote Patriottische Oorlog”, waarin volgens de mythe iedereen vocht tegen de vijand, waren de mensen graatmager en vatbaar voor ernstige ziektes zoals difterie. Op studentenflats woonden soms acht meisjes op één kamer: allemaal wezen, want de ouders en de jongens waren vaak gesneuveld of gedood.


De overlevende ouders gingen na de oorlog de kinderhuizen af om te zien of hun kinderen daar waren. Vele kinderen en volwassenen droegen levenslang de psychologische gevolgen van de oorlog: de angst voor vrachtwagens, voor treinen, voor vliegtuigen, voor begrafenissen. Hun kindertijd was een permanente nachtmerrie geweest die ze zich blijvend herinnerden. Toch hebben de meesten na de oorlog hun leven en studies hervat en haalden velen een universitaire titel.


De getuigenissen zijn meestal kort: 1 à 2 pagina’s, uitzonderlijk 8. Maar ze zijn allemaal duidelijk en krachtig. Dit boek lees je best niet voor het slapengaan: er staan te veel gruwelijkheden in. En hoe erg de oorlog hier in het westen ook was, blijkbaar was hij in het oosten veel wreder. Helaas heeft I.S. bewezen dat het nog erger kan.
Er staan veel plaatsnamen in het boek, maar een kaart en foto’s ontbreken.

Jef Abbeel, september 2018