Geert Boels (2019). Gigantisme: Van too big to fail naar trager,
kleiner en menselijker. Hardcover; 236 pagina’s; tabellen,
grafieken, register, noten, bibliografie. 21 x 14 cm; € 24,99.
ISBN 9789077445372. Uitgeverij Lannoo, Tielt/Spectrum, Houten.
Gigantisme
Geert Noels is econoom en CEO van Econopolis. Elf jaar geleden schreef hij het succesboek ’Econoshock’, waarin hij voorspelde dat zes economische schokken ons leven fundamenteel zouden veranderen. Dat kwam grotendeels uit..
Inhoud
Gigantisme: Van too big to fail naar trager, kleiner en menselijker
In zijn nieuw boek stelt hij dat zowel de overheden, bedrijven, scholen, ziekenhuizen gigantisch groot zijn geworden, hun voeling met de mensen verloren hebben en dat wij gelukkiger zouden zijn als ze weer kleinschaliger zouden worden. Zelf gaf hij consequent het voorbeeld door zijn Econopolis niet groter te laten worden.
Gigantisme is geen economisch begrip, eerder een medisch voor
abnormaal grote mensen door overproductie van groeihormonen.
Bedrijven, overheden, gebouwen, schepen, vliegtuigen zijn uit
prestige of door groei-obsessie ook veel groter geworden en dat
leidt tot financiële, ecologische en demografische ontsporingen,
die ongunstig zijn voor de mens en de planeet.
In hoofdstuk 1 stelt hij dat abnormaal grote bedrijven en
instellingen ongezond zijn voor de economie, die ze inpalmen en
overheersen. Als voorbeeld geeft hij de sectoren technologie,
farmaceutica en banken, vooral in de Verenigde Staten en China,
die samen de top 20 domineren. In Europa staan Zwitserse,
Brits-Nederlandse en Franse bedrijven aan de top, maar de top
drie is samen kleiner dan Apple op zijn eentje (p. 25-26).
Technologische toppers heeft Europa niet: die trein heeft het
gemist.
Het strenge Europese antikartelbeleid zorgt dat er minder grote
concerns zijn dan in de VSA en China. De treinbouwers Alstom en
Siemens mochten in 2019 niet fuseren. Europa heeft ook veel
hogere sociale uitgaven dan de rest van de wereld.
Buiten het bedrijfsleven wordt gigantisme niet ingeperkt:
scholen, universiteiten, ziekenhuizen, overheidsdiensten,
sociale zekerheid, internationale instellingen, ngo’s,
evenementen, schepen, vliegtuigen,…worden steeds groter. Grote
spelers worden steeds machtiger, maken grotere winsten, betalen
hogere salarissen en duwen de kleintjes uit de economie.
Hoofdstuk 2 analyseert de groeihormonen van het gigantisme: de
elementen die het stimuleren.
De extreem lage rente is één vorm van doping: ze zorgt voor veel
hogere schulden door overnames van andere bedrijven en
overconsumptie. Een tabel met de belangrijkste overnames van de
laatste decennia toont dit aan (p. 58-59). Opmerkelijk is dat er
maar één Chinese overname bij zit. Noels geeft ook voorbeelden
van falingen, onder andere Dexia, Fortis, Deutsche Bank en van
monopolies zoals Uber, Amazon en Netflix (p. 61). Het
faillissement van Thomas Cook (september 2019) was toen nog niet
bekend.
Globalisering is een tweede motor van het ’dopingproces’. Het
leidde tot gigabanken, die in 2008 de financiële crisis
veroorzaakten. Multinationals haalden het grootste voordeel uit
de open grenzen en het grotere speelveld: zij betalen steeds
minder belastingen door de landen tegen elkaar uit te spelen.
Zij halen ook voordelen uit hun lobbyisme, subsidies,
technologie en hun goede banden met de overheden. Die redden
liever grote banken dan kleine bedrijven en laten monopolies
zoals Facebook met rust.
De groei van de wereldbevolking van 1 naar 7 miljard was ook een
motor van het gigantisme. Volgens Noels werd de haven van
Singapore uitgebreid om de handel te bevorderen tussen China en
Afrika. Afrika zal tegen het einde van deze eeuw 4 miljard
inwoners tellen. Grotere havens zorgen voor grotere schepen, die
enkel door grote bedrijven gemaakt kunnen worden. En grotere
reclamebudgetten bevoordelen opnieuw de grote multinationals:
alleen zij kunnen aanwezig zijn op de Olympische Spelen en op
het wereldkampioenschap voetbal.
Hoofdstuk 3 gaat over de effecten van de Champions League, de
competitie tussen de grootste Europese voetbalclubs.
In de jaren ’70-’80 konden kleine clubs uit kleine landen nog
meedoen aan de top, maar sinds de oprichting van de Champions
League in 1992 staan ze machteloos aan de kant. De gigantische
prijzenpot gaat naar de grote clubs uit Engeland, Frankrijk,
Duitsland, Italië en Spanje. De inkomsten van 20 clubs uit de
Britse Premier League zijn groter dan die van 597 topclubs uit
48 kleine Europese voetballanden samen. Noels had erbij kunnen
zeggen dat Eden Hazard op zijn eentje meer verdient dan alle 150
Belgische beroepsrenners samen.
De grote clubs kopen alle jong talent op bij de kleine, zoals de
grote concerns ook de beloftevolle kleine bedrijven opkopen. De
financiële spelregels bevoordelen de grote clubs en in de
economie de grote bedrijven. Het stimuleren van gigantisme is
volgens Noels vooral status en prestige en minder duurzaam en
minder op de mens gericht dan de kleinere economische modellen.
Gigant AB Inbev controleert 30% van de wereldwijde biermarkt,
tapt overal hetzelfde industriële bier, maar liet artisanale
merken verloren gaan. Dorpen verloren hun lokale brouwerij en
hun café. Helaas noemt Noels maar één merkje dat verdwenen is en
de teloorgang van de dorpscafés ligt niet enkel aan AB Inbev.
Ook in de voeding beheersen giganten de markt, ze stoppen er te
veel suiker in, wat leidt tot obesitas. Een nieuwe Walmart of
een shoppingcentrum vernietigt meer jobs (tegen hongerlonen) dan
het er brengt en veroorzaakt gemiddeld veertien lege winkels in
de steden.
Andere voorbeelden van giganten zijn de farmaceutische bedrijven
en de technologische. Meestal leiden ze tot een ontmenselijking
van de economie.
Dat is ook het thema van hoofdstuk 4: de mens komt in de
verdrukking. Familiezaken moeten sluiten, de komst van een
hypermarkt leidt tot meer obesitas. Dit had de auteur wel verder
mogen uitleggen. Idem voor de stijging van de misdaadcijfers
door het verdwijnen van lokale winkels (p. 116).
Burn-out is een kwaal die hoog scoort in grote
technologiebedrijven: 57% bij Apple en Microsoft, 59% bij Amazon
en andere. Ook bij artsen in grote ziekenhuizen en in grote
dokterspraktijken ligt dit cijfer erg hoog (p. 120-122). En op
grote scholen constateert men meer agressie en pesterijen dan op
kleine (p. 124). Ook hier speelt gigantisme dus een nefaste rol.
Noels noemt ook de toekomstige megasteden. Kinshasa, dat nu zijn
bevolking van 12 miljoen nog niet kan voeden, zal in 2100 83
miljoen inwoners tellen (p. 128). De auteur twijfelt ook aan het
geluk van al die stadsmensen: er zijn meer geesteszieken in de
steden, zeker als er onvoldoende groen is (p. 129). De
overbevolking is volgens Noels het grootste probleem. En de
wereldleiders durven het niet aan te pakken (p. 136).
In hoofdstuk 5 pleit hij voor duurzame groei i.p.v. de huidige
groeiobsessie. 2% groei per jaar betekent dubbele welvaart om de
35 jaar (p. 141). In China bedraagt de groei 7,5% sinds 1973 (p.
142). Volgens mij is dat sinds 1978: pas dan kwam er een einde
aan de chaos en begon de liberalisering. Elk decennium was er
dus een verdubbeling.
In dit hoofdstuk noemt Noels de demografische groei een stevige
factor in de economische groei (p. 143). Als dat zou kloppen,
moet hij zich geen zorgen maken over de overbevolking en dan
stelt Afrika het heel goed en moet geen enkele Afrikaan nog de
vlucht nemen naar West-Europa. En dan zouden steden zoals
Brussel en Turnhout floreren met al hun migranten. Noels stelt
ook dat de productiviteitswinsten sinds 2000 volledig gaan naar
de gigantische topbedrijven, die een negatieve impact hebben op
de economie in haar geheel. En een steeds grotere groep
zombiebedrijven stapelt de verliezen op en overleeft dank zij de
lage rente en de subsidies. Giganten aan de ene kant en zombies
aan de andere bewijzen dat ons economisch stelsel niet leidt tot
duurzame groei. Hij toont dat ook aan met onze sociale zekerheid
(minder betalers, steeds meer ontvangers), klimaat (toename van
broeikasgassen), wereldwijde schulden (p. 157-158).
Gelukkig bestaat er ook nog een grote tussencategorie van
bedrijven die niet gigantisch zijn en het ook goed doen. En
helaas noemt hij geen enkel van die zombiebedrijven.
In hoofdstuk 6 pleit hij voor kleiner, trager en menselijker of
voor een duurzame economie. Dit kan door decentralisatie,
waardoor de bedrijven, scholen, ziekenhuizen weer dichter bij de
mensen komen te staan. Een aantal controlerende
managementfuncties zijn dan overbodig. De vraag is dan: waarom
blijven we scholen, ziekenhuizen etc. steeds groter maken i.p.v.
omgekeerd?
Noels ziet vier redenen waarom we de komende decennia toch weer
zullen decentraliseren:
1) de informatica, 2) de menselijke voorkeur voor kleiner, 3)
het falen van mammoetbedrijven zoals de Sovjet-Unie, de Deutsche
Bank, de Europese Unie (zie Brexit), 4) de sterkte van
decentrale systemen zoals Zwitserland, waar inspraak en
loyauteit zeer belangrijk zijn.
Hij pleit niet voor het uiteenvallen van de Europese Unie, maar
voor een bescheidener rol (enkel subsidiariteit) en meer
voorzichtigheid in het toelaten van nieuwe lidstaten. Het
Verenigd Koninkrijk wil uit de Europese Unie omdat deze een te
centralistische politieke unie is geworden in plaats van een
handelsunie. De uitbreiding naar het oosten was geen
economische, maar een geopolitieke beslissing: Oost-Europa aan
Brussel binden i.p.v. aan Moskou. Noels vermeldt er niet bij dat
dit ook inging tegen de afspraken tussen Bush en Gorbatsjov.
Als voorbeelden van falende gigantische bedrijven geeft hij
Fortis, Deutsche Bank, Kodak, Nokia en BlackBerry. De roekeloze
arrogantie van de CEO’s is vaak een grote bedreiging voor het
bedrijf. Deutsche Bank fuseren met Commerzbank is het probleem
vergroten en is gedoemd om te falen.
De toelating van China tot de Wereldhandelsorganisatie in 2001
had zware gevolgen: China kreeg toegang tot de westerse markten
zonder dat het de sociale spelregels moest volgen. Nu is er een
tegengestelde beweging: de de-globalisering, een reactie tegen
het gigantisme. Het protest tegen de CETA (Comprehensive
Economic and Trade Agreement between the EU and Canada) en de
gele hesjes zijn er een voorbeeld van. Noels is geen
anti-globalist, maar pleit voor een evenwichtigere
globalisering, die militaire conflicten, handelsoorlogen en
verlies van jobs voorkomt (p. 180-181).
Noels verwacht, zoals Parag Khanna, dat grote steden ‘als
magneten van genialiteit’ de rol van grote blokken (VSA, China,
EU) zullen overnemen (p. 182-183). Maar dat moeten we nog
afwachten: Brussel is zeker geen ‘eiland van goed bestuur’,
Caïro, Kinshasa, Jakarta lijken mij dat ook niet te zijn.
In hoofdstuk 7 gaat Noels in tien stappen naar het
post-gigantisme. Daarvoor moeten eerst de spelregels en de
scheidsrechters veranderen: de nadruk moet komen op duurzaamheid
(geen lasten doorschuiven naar de volgende generatie) en lokale
productie om het milieu minder te belasten.
Zijn concrete voorstellen zijn dan:
1) Enkel in noodsituaties nog een tussenkomst van de
Amerikaanse, Chinese en/of Europese centrale bank en niet meer
bij banken en bedrijven die onverantwoorde risico’s nemen.
2) Falende grote banken of bedrijven afslanken of
nationaliseren. In dit laatste scenario lijkt de staat, dus de
burger dan de klos.
3) Beslissingen dichter bij de burgers nemen.
4) Hogere vennootschapsbelastingen en uitsluiting van banken die
fraude organiseren.
5) Strengere antikartelregels voor Amerikaanse en Chinese
technologische en staatsbedrijven.
6) Verbod op overnames door gigabedrijven.
7) CO²-taks op internationaal transport wegens de milieuschade,
de veiligheidsrisico’s en de negatieve sociale gevolgen.
8) Sociale regels opleggen: geen kinderarbeid, veiligheid op het
werk e.a.
9) Valsspelers uitsluiten.
10) Minder vriendjespolitiek tussen politici en grote bedrijven,
zoals in het peperdure Davos en op de nog duurdere
Bilderberg-conferenties, waar hij dit schema graag eens zou
voorstellen.
Stap 5,7 en 10 zijn prioritair volgens Noels om het kapitalisme
te redden. Hij beseft wel dat sommige voorstellen niet of
nauwelijks haalbaar zijn (p. 204-205).
In zijn conclusies herhaalt hij dat het beëindigen van
gigantisme een hoop problemen zal verhelpen, gaande van obesitas
tot ontmenselijking van de economie. Hopelijk oogst hij meer
succes met zijn “kleiner, trager en menselijker” dan Ernst
Schumacher met zijn “small is beautiful”.
Dit boek heb ik traag en geduldig gelezen, met bewondering voor
de schrijver, die geregeld tegen vele schenen durft te trappen.
Inhoudelijke fouten vond ik er niet in, vraagtekens stelde ik
geregeld, bv. bij het verband tussen Walmart en obesitas: er is
een studie die dat bewijst, maar die zegt er niet bij dat die
lieden alles met de auto doen en veel te weinig bewegen. Mijn
Colruyt in Vosselaar bezorgt me alleszins geen obesitas.
De tabellen zijn goed gekozen en tonen o.a. helder aan hoe de
grote bedrijven geëvolueerd zijn: de nummers 1 van 1917 en 1967
staan nu niet meer in de top 10 (p. 24); en de Europese toppers
zijn heel klein in vergelijking met de Amerikaanse en Chinese
(p. 25-26). Detail: op p. 24 is Apple 898 miljard $ waard
(2017), op p. 25 nog maar 785 (2019). Maar in 2018 werd Apple
het eerste bedrijf dat zich ‘a trillion dollar company’ kon
noemen of meer dan 1.000 miljard dollar waard was en nu staat
het op 1.046 miljard (Bolero/KBC, 8.10.2019). Op p. 28-29 wordt
de VOC/Verenigde Oost-Indische Compagnie(1602-1800) op 7.900
miljard dollar geraamd, evenveel als de 100 grootste Amerikaanse
technologiebedrijven samen. Zulke ramingen van bedrijven uit de
17° eeuw zijn heel moeilijk en lijken mij niet wetenschappelijk.
Nog een paar andere details: de lezer kan best een Engels
woordenboek bij de hand houden voor de vele Engelse termen. Als
de EU de Europese bedrijven blijft verhinderen om te fuseren, is
dat wellicht nobel, maar dan staan ze machteloos tegenover de
Chinese, die geen enkele hindernis moeten overwinnen en
bovendien veel staatssteun krijgen. Op p. 53 staat één
gallicisme: “dat is wat we zoeken”. Op p. 55 zou ik schrijven:
“aan hen die” i.p.v. “aan zij die niet kunnen rekenen”. Hopelijk
komt de voorspelling dat Afrika op het einde van deze eeuw 4
miljard inwoners zal tellen, niet uit: dat zou pas echt een
catastrofe zijn. Ivan Illich noemt hij een ‘Oostenrijker’ (p.
214), maar zijn roots zijn Dalmatisch en Joods.
Los hiervan: een zeer degelijk boek dat je rustig moet lezen en
dat tot nadenken stemt. Hopelijk leidt het ook tot een ommekeer.
© Jef Abbeel september-oktober 2019