Katharina Van Cauteren – Fernand Huts, Voor God en geld. Gouden tijd van de Zuidelijke Nederlanden. Uitgeverij Lannoo, Tielt, 2016. 336 p., harde kaft, 1500 kleurenfoto’s, kaarten. ISBN 978 94 014 3734 9; € 45.
.

 

Voor God en geld

Dit boek hoort bij de gelijknamige en prachtige tentoonstelling in het Gentse Caermersklooster.
De auteurs zijn twee zeer verschillende persoonlijkheden, die ieder hun eigen visie geven op de maatschappij, economie, cultuur en godsdienst in de Zuidelijke Nederlanden in wat zij de Middeleeuwen noemen. Katharina Van Cauteren is professor kunstgeschiedenis, Fernand Huts is de meest flamboyante havenbaas van ons land en tevens eigenaar van de geëxposeerde kunstwerken. Het boek toont ook alle kunstwerken die op de tentoonstelling te bewonderen zijn.

 

Voor God en geld


Het boek gaat over de gouden tijd van de Zuidelijke Nederlanden. Die viel een paar eeuwen eerder dan in het Noorden, dat in de 17° eeuw zijn gouden tijd beleefde. In het Zuiden was dat al in de late Middeleeuwen (13°-15° eeuw) en in de 16° eeuw. De afgebeelde kunstwerken dateren grotendeels uit de 16° eeuw, dus uit de Renaissance of Nieuwe Tijd.

 


Er zijn klassiekers bij, maar ook vele weinig gekende schilderijen en andere kunstwerken. Het boek gaat niet zozeer over die kunstwerken, maar over de sociaaleconomische context waarin ze ontstonden. Het geeft ook prachtige beelden van Brugge toen het op zijn hoogtepunt was(14°-15° eeuw), van Gent dat geregeld gestraft werd voor zijn opstandigheid, van Antwerpen dat in de 16° eeuw de rol van Brugge als havenstad definitief overnam en ook een stad van vele kunstenaars werd. Ook de wereldkaarten uit de tijd vóór de ontdekkingen en de primitieve kompassen en andere navigatietoestellen zijn de moeite waard om te bekijken.


In het hoofdstuk van Van Cauteren over de ondernemende mens en nog meer in boekdeel II van Huts lezen we veel over de geboorte van het kapitalisme, de lakennijverheid, de wandtapijten (“mobiele fresco’s”) , geld en geldwisselaars, boekhouders, de wereld van grof plezier, het geloof en de prachtige kunst die eruit voortvloeide, de opkomst van het protestantisme, de ondergang van de Zuidelijke Nederlanden en de bloei van het Noorden, mede dank zij de duizenden geschoolde emigranten uit het Zuiden.


Huts geeft zoals gewoonlijk zijn eigen kijk op de zaak en verwijt de Vlamingen terecht dat ze niet genoeg bezig zijn met hun rijke verleden. Hij legt uit waarom de graafschappen Vlaanderen en Henegouwen en het hertogdom Brabant in de Middeleeuwen het epicentrum van de wereld waren en welke rol de steden, de handelaars en de beurs speelden in het ontstaan van het kapitalisme. Huts trekt ook naar Ieper en noemt het Vlaamse laken het beste en het mooiste van die tijd (238).


Voor Antwerpen benadrukt hij de grote rol in de boekdrukkunst, de cartografie, beurs, financiën, kunst als industrie en de verwoestende rol van de Beeldenstorm. Hij somt ook de onvolmaaktheden op van het middeleeuwse kapitalisme(273-275), spreekt over de grandeur van de steden Gent, Brugge, Brussel, Leuven, Antwerpen en over God als eerste prioriteit, boven het geld (287).Iedereen wou naar de hemel en wou ervoor betalen, boete doen, op bedevaart gaan etc.


De nieuwe mens ziet hij ontstaan in Antwerpen(310), maar de Italianen zagen hem ontstaan in Milaan, Firenze, Rome (nvdr).Huts betreurt uiteraard de ondergang van de Zuidelijke Nederlanden en de massale exodus van talent naar het Noorden, door de opkomst van het protestantisme en door de hardhandige overheersing van de Spaanse koningen Karel V en Filips II.


Zijn epiloog is opvallend droevig: de broederlijkheid van de Middeleeuwen is verdwenen, de stedelijke autonomie is ingeperkt door het bureaucratisch monster van de staat, de burger vervreemdt, zonde bestaat niet meer, God is in de vuilnisbak beland, de media indoctrineren de burger met het concept “genieten”, … Huts ziet maar één uitweg : de afslanking van de bureaucratische natiestaat en de herwaardering van de initiatief-nemende burger, die nu het noorden kwijt is in de wereld van onbeperkt geld drukken en negatieve interesten. Huts huivert ook voor gangsters en terroristen, voor vluchtelingen die Europa overspoelen en waar Europa geen blijf mee weet en waarvan er nog honderden miljoenen kunnen bijkomen uit Afrika en Azië(330). We hadden van de succesrijke Huts een vrolijker eindnoot verwacht, maar we kunnen hem hierop niet tegenspreken.

Enkele opmerkingen: de auteurs vertellen te weinig over de bijdrage van de Italiaanse steden aan het ontstaan van het kapitalisme (of van de markteconomie) en van de nieuwe mens : Italië was minstens even rijk aan kunst en aan geld als onze steden.  Ze zeggen ook telkens dat het boek zich afspeelt in de Middeleeuwen, maar bijna alle afgebeelde kunstwerken en historische personages dateren uit de 16° eeuw. Schijnbaar laten zij de Middeleeuwen voortduren tot de Franse Revolutie en doen ze alsof de mensen van 1600 dezelfde waren als die van 1200.


Zoals gezegd, mochten de Italiaanse steden meer aandacht krijgen: de (momenteel noodlijdende) Banca Monte dei Paschi di Siena, opgericht door de Republiek Siena in 1472, is 350 jaar ouder dan onze oudste bank (1822). En de Medici hadden in Firenze al een bank vanaf 1397. Het is wel zo dat de beurs ontstond in Antwerpen, Brugge en iets later in Amsterdam.


Ik heb ook nog nergens anders gelezen dat de eerste lijfeigenen die zich vrij maakten, aan de kost kwamen met diefstal en de verkoop van de gestolen goederen. Ik hou ook niet van uitdrukkingen bij Van Cauteren zoals het “Hollywood aan de Schelde”. Zij beweert ook dat de handelaars zich losgemaakt hadden van God, wat Huts tegenspreekt en vooral: dat blijkt uit geen enkel schilderij, integendeel: alle rijken lieten zich afbeelden als zeer vrome mensen. En de volgelingen van Luther en Calvijn hechtten nog meer belang aan hun godsvrucht. Hun spaarzaamheid leidde tot het oppotten van geld en tot een echte vorm van kapitalisme.


De auteurs beklemtonen iets te veel dat de mens een ondernemer is, dat geldt namelijk maar voor een kleine minderheid en dat dit ondernemerstype en het kapitalisme geboren zijn in de middeleeuwse steden van Vlaanderen, Brabant en Henegouwen. Misschien zou de term “markteconomie” ook correcter zijn dan “kapitalisme”. Dat laatste plaatsen we liever in de 19° - 21° eeuw.
We hebben wel genoten van de prachtige afbeeldingen, zowel op de tentoonstelling als in dit stevig kijk- en leesboek. De schilderijen zijn heel mooi, de plattegronden van steden, de kaarten en de navigatietoestellen ook. Het boek geeft ook een goed inzicht in de denkwereld van de late Middeleeuwen en van de vroege Renaissance, waar God nog centraal stond, de mensheid opgedeeld was in standen en iedereen nog bezig was met “ora et labora”: bid en werk. Misschien hadden de auteurs er goed aan gedaan het vooral daarover te hebben en er niet te veel bij te bedenken.


Tot slot: de tentoonstelling zou lopen tot 1 januari, maar is wegens te groot succes verlengd tot minstens 22 januari 2017.

Jef Abbeel, december 2016.

 

Zie ook de korte bespreking van Joanna Van der Heyden die de tentoonstelling bezocht voor Historiek.