William Taubman, Gorbatsjov. Zijn leven
en tijdperk. Vertaling van: Gorbachev, His Life and Times.
Uitgeverij Overamstel, A’dam /Antwerpen, 2017. 974 p., foto’s,
bibliografie ,noten, begrippen, register.ISBN 978-90-488-3016-9;
€ 39,99.
Biografie van Gorbatsjov
Michail Gorbatsjov werd geboren op 2 maart
1931 en was aan de macht van maart 1985 tot 25 december 1991.
Voor het Westen was hij de grootste staatsman van de tweede
helft van de 20 ° eeuw, de man die Oost-Europa bevrijdde en de
Koude Oorlog beëindigde, voor vele Russen daarentegen
veroorzaakte hij het einde van hun Sovjetimperium. De meningen
zijn dus verdeeld. Hij heeft eigenhandig zijn land en de wereld
veranderd en verdient dus deze biografie.
Biografie van Gorbatsjov
De jeugd van Gorbatsjov speelde zich af in de noordelijke Kaukasus, in het dorpje Privolnoje op 150 km ten noorden van Stavropol, tussen de Zwarte en de Kaspische Zee. De helft van zijn dorp waren Russen, de andere helft Oekraïners. Hij werd in het geheim gedoopt. Door de collectivisatie van Stalin was er hongersnood in 1932-1933 en stierf de helft van het dorp, o.a. twee ooms en één tante. Tijdens Stalins Grote Terreur werd één grootvader zwaar gefolterd om te bekennen en verdwenen zijn beide grootvaders in de goelag, maar ze kwamen (gebroken) terug. In 1941 moest zijn vader voor vier jaar naar het front. De 10-jarige zoon moest zijn taken overnemen en brieven schrijven voor zijn analfabete moeder. In 1946 was er weer hongersnood in het dorp. Pas in 1947 , op zijn 16°, kon Gorbatsjov naar de middelbare school in Molotovskoje, waar hij telkens een week verbleef. Daar nam hij al een leidersrol op zich. In 1950 werd hij lid van de partij en mocht hij als eerste van zijn dorp naar de Staatsuniversiteit van Moskou, de belangrijkste van het land. Tijdens het eerste jaar moesten ze in het studentenhuis één kamer delen met 22 man ! Daarna daalde dat tot 6. Gedurende zijn 5 jaar Rechten droeg hij altijd hetzelfde pak. Zijn beste vriend was Zdenek Mlynar, in 1968 met Dubcek de ideoloog van de Praagse Lente. Hij leerde er zijn Raisa Titarenko kennen. Haar ouders waren net zoals de moeder van Gorbatsjov, afkomstig uit Oekraïne. En alle vier de grootvaders waren boeren.
Moskou telde toen nog veel houten huizen en vele mensen woonden
met vijf in één kamer en leden honger.
In september 1953 trouwden Michail en Raisa, terwijl ze nog
studeerden. Door een ziekte van Raisa, eindigde de eerste
zwangerschap met een medische abortus. In 1957 lukte het wel:
toen werd Irina geboren.
In 1955 begon G. te werken in Stavropol voor de Komsomol
(communistische jeugdorganisatie). In 1966 werd hij er
partijbaas van de stad en in 1968 vice-partijbaas van de hele
regio. Raisa vond er een baan als docente, maar ze was te
verfijnd voor het achterlijke Stavropol. In 1956-57 zorgde
Chroesjtsjov voor opschudding met zijn destalinisatie, maar aan
Lenin durfde hij nog niet te raken. Er kwam een dooi in de
cultuur: literatuur, wetenschap, film floreerden. Brezjnev en
Kosygin draaiden die liberalisering weer terug: Sinjavski en
Daniël vlogen de cel in, de Praagse Lente werd ongenadig
neergeslagen, hoewel velen in het Kremlin ervoor supporterden.
In die jaren trok G. als voorzitter van de Komsomol door de
regio Stavropol zonder auto: per trein, liftend, te voet, om te
zien in welke miserabele omstandigheden de mensen woonden en om
te vertellen over de misdaden van Stalin, waarbij hij veel
tegenspraak kreeg. In 1961 herhaalde Chroesjtsjov zijn kritiek
en werd Stalin uit het mausoleum van Lenin gehaald en naar de
Kremlinmuur overgebracht, waar hij nu nog ligt. In Stavropol
werd zijn standbeeld met tractoren neergehaald. G. wou toen al
iets ondernemen tegen alcoholisme, vandalisme en criminaliteit,
maar dat mislukte. Hij stond model als een man die zijn vrouw
correct en met veel liefde behandelde en (later) overal mee
naartoe nam. Dat was vaak niet naar de zin van de andere
partijbonzen.
In 1967 kreeg G. bezoek van zijn vroegere studiemakker Zdenek
Mlynar. Deze vertelde hem dat er in Tsjecho-Slowakije grote
democratische veranderingen gingen komen. G. zei dat zoiets in
de SU nog niet mogelijk was. En in 1968 veroordeelde hij de
Praagse Lente en juichte hij de interventie toe. Aan die
interventie was één troost: Brezjnev kreeg een hartaanval.
In september 1969 mocht G. met een sovjet-delegatie een bezoek
brengen aan Tsjecho-Slowakije, maar overal werden ze bijzonder
vijandig ontvangen en hij mocht zijn vriend Mlynar niet
ontmoeten. Nu besefte G. dat de bevolking hevig anti-Russisch
was geworden .
In 1970 klom G. ,dankzij o.a. Andropov, op tot 1°
partijsecretaris of baas van Stavropol, een belangrijke functie.
Brezjnev zelf ontving hem langdurig in zijn kantoor in Moskou en
vroeg hem ook om mee te werken aan de strenge repressie tegen de
laatste restanten van de dooi van Chroesjtsjov.
Hij moest er ook de landbouwproductie opkrikken en dat kon enkel
door meer water naar deze te droge streek te laten vloeien. Dank
zij hem kwam er een groot Stavropol-kanaal. Hij kreeg ook meer
geld van Moskou om de 10 miljoen schapen meer wol te laten
produceren, maar dat mislukte. De graanoogst kreeg hij wel
omhoog en hij verscheen met zijn boeren op de voorpagina van de
Pravda. En van Brezjnev kreeg hij de medaille van de
Oktoberrevolutie. In deze jaren ’70 werd hij nog meer bevriend
met KGB-baas Andropov, die hem verder naar de top loodste. Die
had in 1956 en 1968 gepleit voor een kordate onderdrukking van
de revoluties in Boedapest en Praag. Ook Kosygin en Soeslov, de
zuiveraar van Litouwen, werden bevriend met G. Allemaal lieden
met een minder humaan gezicht dan hij.
Tussen 1970 en 1977 mocht G. 5 keer naar West-Europa, een enorme
gunst. De schoonheid van Italië (1971) maakte de meeste indruk
op hem en Raisa. In 1972 bezochten ze België en Nederland, in
1975 West-Duitsland, in 1976 en 1977 Frankrijk. Overal waren ze
verbaasd over de hoge kwaliteit van het eten en het veel betere
leven dan in hun land.
In 1978 trouwde dochter Irina(°1957) en ook in dat jaar werd G.
unaniem bevorderd tot secretaris van het Centraal Comité, wat
verhuizing naar Moskou betekende en zijn intrede in de hogere
kringen. Zowel hij als Sjevardnadze zagen dat het Politbureau en
de Kremlinelite één grote puinhoop waren. Tijdens vergaderingen
viel Brezjnev dikwijls in slaap. In 1980 werd G. volwaardig lid
van het Politbureau: hij was 49, de anderen in de 70!
Voor beide Gorbatsjovs was de aanpassing groot: de andere
Kremlindames hadden niet of weinig gestudeerd, de kleinkinderen
van de elite gedroegen zich slecht, voor de gewone mensen was er
permanent voedseltekort en buiten de grote steden was het eten
slecht plus op de bon. Wasmachines, radio’s en andere
consumptieartikelen waren schaars en van zeer slechte kwaliteit.
En toen de Russen in 1979 Afghanistan binnenvielen, wat G.
aanvankelijk niet wist, steunde (zijn latere vriend) Reagan de
opstandelingen met wapens die heel wat Sovjetsoldaten gedood
hebben.
De echte doorbraak van G. kwam tijdens Andropov(1982-84). Deze
dacht dat de VSA de SU wilden vernietigen met een nucleaire
oorlog en zei tegen Markus Wolf (hoofd van de Stasi-spionnen in
het buitenland) dat de neergang van de SU begonnen was met de
inval in Praag(229).
In 1983 mocht G. voor 7 dagen naar Canada. Hij zag daar dat er
voedsel in overvloed was en dat een boer met 3 helpers evenveel
produceerde als een hele kolchoze in de SU(234) !
In 1984 stierf Andropov. Tsjernenko volgde hem op: hij was
kortademig, hakkelde en moest gedragen worden. Berlinguer
stierf, de leider van de PCI en van het eurocommunisme. Dat had
felle kritiek op de repressie in de SU, de invasies in Praag en
Afghanistan, de staat van beleg in Polen.
G. mocht naar de begrafenis. Hij keek op : honderdduizenden
Italianen brachten eerbetoon en alle politieke partijen waren
aanwezig, niet enkel de PCI. In december 1984 nodigde Thatcher
G. uit naar Londen. Hij sprak het parlement toe en had
gesprekken met ministers en bedrijfsleiders. G. en Thatcher
werden vrienden en Raisa viel op door haar grondige kennis van
de Britse geschiedenis, literatuur en filosofie. Na afloop vloog
Thatcher naar Reagan om hem te zeggen dat er met G. gepraat kon
worden.
Op 10 maart 1985 overleed Tsjernenko. Minstens vier kandidaten
wilden hem opvolgen, maar G. werd unaniem verkozen door het
Centraal Comité(332 personen!). In mei reisde hij naar
Leningrad, waar hij luisterde naar de bevolking en hen opriep om
harder en met meer discipline te werken.
Perestrojka/hervormingen was in 1985 een vies woord en deed
denken aan Hongarije 1956 en Praag 1968. Vele leden van de
nomenclatura wilden hun macht en privileges behouden. G.
ontsloeg de meest onbekwamen. Maar hij had weinig medestanders.
Hij promoveerde Jeltsin van Sverdlov tot partijchef van Moskou,
wat hij snel zou betreuren. Velen in het Politbureau verdroegen
niet dat Raisa zich gedroeg als first lady en als adviseur van
Gorbatsjov en dat G. op straat met gewone mensen sprak, wat al
60 jaar niet meer gebeurd was en dat hij zijn portret niet liet
dragen tijdens parades. De stijl was dus nieuw, het beleid nog
niet. Dronkenschap was het grootste probleem, maar de
alcoholcampagne werd een ramp: de staat verloor 100 miljard
dollar tussen 1985 en 1990. De drinkers voelden zich vernederd,
omdat ze nu frisdrank moesten nemen op feesten en vervloekten
hun “secretaris-mineraal”. En er kwam een tekort aan suiker door
de geheime stokerijen, waardoor ook de vrouwen boos waren.
Dan zette G. in op de versnelling van de economie en van de
landbouw: de SU zou “de VSA inhalen in 2.000”(291). Beide
mislukten, o.a. omdat de centrale planning te strak bleef (en
omdat de Russen niet zo efficiënt werkten als de Amerikanen). Er
ontstond zelfs een tekort aan voedsel.
Dan kwam de daling van de olieprijs van 32 $ per vat in november
1985 naar 10 $ in het voorjaar van 1986: graan importeren werd
moeilijker. Er waren nog andere problemen: de ernstige
milieuvervuiling, regio’s zoals Koejbysjev waar 17.000 kinderen
niet naar een kleuterschool konden.
En dan kwam het ergste: de ontploffing van Tsjernobyl op 26
april 1986 ! Ambtenaren uit die streek gaven foute informatie
door, maar Oekraïners die in het Moskouse Kiev-station
aankwamen, vertelden de waarheid. Op 27 april ontdekten
ingenieurs in Zweden dat er verhoogde straling was. Pas dan gaf
het Kremlin op 28 april de ramp toe. En pas op 14 mei sprak G.
de natie toe via de tv: toen hadden velen hun kanker al
opgedaan. De ramp bewees dat heel het systeem rot was:
onbekwaamheid, doofpotten, onverantwoordelijkheid. Vele Russen
kwamen tot het besef dat hun land toch niet het beste was, zoals
ze altijd geleerd hadden.
Toen doken nog andere problemen op: in opslagplaatsen voor
groenten rotte 25 %, omdat er geen ventilatie was. En in het
leger was 1 op 2 dienstplichtigen een moslim, velen kenden geen
Russisch en/of hadden in de gevangenis gezeten, anderen waren
pacifist en wilden geen wapens dragen. Op bezoek in de
oostelijke provincies, kreeg G. de volle laag van de vrouwen:
wij hebben geen drinkwater, geen kinderkleding, geen fruit, geen
roomijs en we moeten 15 jaar wachten op een huis (298). Tijdens
de nadagen van de tsaar zaten 108.000 mensen in de gevangenis,
in 1986 het tienvoud! En G. bleef maar uitstellen i.p.v. door te
zetten.
Dan kwam zijn glasnost: meer openheid. Nu kwamen allerlei
cijfers over armoede en criminaliteit aan het licht, kritische
films mochten voortaan wel vertoond worden, o.m. de Georgische
film “De Biecht”, met veel kritiek op Stalin. Ook kritische
romans mochten nu verschijnen, zoals “Kinderen van de Arbat” van
Rybakov over de Stalinistische terreur, waarin hij Stalin
neerzette als opdrachtgever van de moord op Kirov(1934). Die
moord werd de aanleiding tot de Grote Terreur. Toen G. het boek
liet publiceren, was dat zeer tegen de zin van het
Politbureau(305-306). G. liet ook Andrej Sacharov en zijn vrouw
Jelena Bonner vrij.
De glasnost had ook nadelen: critici mochten nu vrijuit de
mislukkingen van G. bekend maken.
Op het wereldtoneel had G. gelukkig altijd meer geluk dan in
eigen land: Reagan, Thatcher, Mitterrand, Kohl accepteerden hem
als hun gelijke. Hij zag snel in dat het Westen niet van plan
was de SU binnen te vallen en dat de SU zich geen SDI of Star
Wars kon veroorloven. Hij vond ook dat elk volk zijn eigen lot
moest kunnen bepalen, wat later tot het einde van de USSR zou
leiden.
Hij verkondigde deze standpunten op het 27° partijcongres van
februari 1986: dit was een keerpunt in de Sovjetgeschiedenis. G.
verwierp de Brezjnev-doctrine, die militaire interventies
toeliet in Oost-Europa. De SU had genoeg zorgen met Afghanistan,
waar G. snel weg wou en waar 13.000 van de 120.000 Russische
soldaten gesneuveld waren en 43.000 levenslang gehandicapt(330).
In 1985-86 ontmoette G. Mitterrand in Parijs en Reagan in
Genève, Moskou en Reykjavik. Ze kwamen overeen om het aantal
raketten en nucleaire wapens drastisch te verminderen, maar
nadien bedacht Reagan zich. In 1987-88 gingen deze
onderhandelingen verder met Reagan en vice-president Bush.
In 1987 hamerde G. verder op meer democratie, economische
hervormingen en stelde hij n.a.v. 70 jaar revolutie de misdaden
van Stalin nog eens openbaar aan de kaak. Maar het bleef weer
bij halve maatregelen. 1987 was helaas een slecht jaar voor de
economie. En G. beging de dwaasheid om zijn criticus Jeltsin te
benoemen tot partijbaas van Moskou en hem in het Politbureau
binnen te halen. Deze zou in 1988-1991 voor zijn ondergang
zorgen.
De glasnost was wel verwezenlijkt: de pers schreef wat ze dacht.
Alle mislukkingen verschenen in de kranten. En er verschenen
ineens ook boeken waarin gezegd werd dat de ongenadige
collectivisatie van Stalin aan meer dan 10 miljoen mensen het
leven had gekost en over zijn zuiveringen en deportaties. De
pers schreef ook dat 20 % van het bbp naar defensie ging
tegenover 6 % in de VSA, dat 30 % van de ziekenhuizen geen
riolering hadden en dat het verdrag van Brest-Litovsk van 1918
er nooit had mogen komen. Films uit de SU en uit het Westen, die
voordien verboden waren, werden nu weer getoond met veel succes.
De religie vierde een comeback met de viering van 1.000 jaar
orthodoxie in Rusland, de Paasviering kwam voor het eerst op tv,
G. ontmoette de patriarch en andere kerkleiders.
Het Politbureau betreurde deze openheid en verweet G. dat hij
het verleden zwart maakte. Een open brief van “Nina Andrejeva”
verscheen in 936 kranten en veroordeelde elke aanval op Stalin
en beweerde dat de Joden hier achter zaten. G. beschouwde het
artikel als een aanval op hem.
Zelf schreef hij dat jaar ook een boek: “Perestrojka, een nieuwe
visie voor mijn land en de wereld”.
Jeltsin werd snel populair in Moskou: hij nam het openbaar
vervoer, bezocht winkels en cafés, maakte de privileges van de
top bekend: speciale winkels, restaurants etc. Jeltsin en G.
gingen elkaar haten en Jeltsin haatte ook Raisa (die op het
Novodevitsjikerkhof gelukkig ver van hem ligt). Volgens Jeltsin
ging G. te traag, volgens de partij ging hij te snel en te ver.
Toch ging hij verder : hij perkte de rol van de CPSU drastisch
in en beloofde vrije parlementsverkiezingen voor 1989.
In mei 1987 landde de 19-jarige Duitse amateurpiloot Mathias
Rust met zijn vliegtuigje op het Rode Plein. Hij had 650 km
ongehinderd over Rusland kunnen vliegen. G. was boos, maarschalk
Sokolov trad af.
G. zag het nationalisme van niet-Russen niet opduiken. Het begon
al einde 1986 met rellen in Kazachstan: er vielen twee doden en
1.000 gewonden. In 1987 eisten de Krim-Tataren hun terugkeer
naar de Krim, in 1988 vlamde het conflict om Nagorno-Karabach,
een enclave in Azerbeidzjan, weer op tussen christelijke
Armeniërs en islamitische Azeri’s: de 75 % Armeniërs vroegen
aansluiting bij Armenië i.p.v. bij Azerbeidzjan. G. zei tegen de
Armeniërs dat er in Oekraïne 14 miljoen Russen woonden en dat
elke grenswijziging voor een lawine van aanvragen zou zorgen. In
februari 1988 brak er geweld uit in Soemgait: 32 à 100 Armeniërs
werden afgeslacht, ook vrouwen die eerst naakt over straat
werden gejaagd en bij wie eerst de borsten werden afgesneden. In
1991 verklaarde de kleine enclave zich onafhankelijk, maar
niemand erkent ze.
Ook in Oost-Europa was er onrust: oude leiders zoals Kadar,
Husak, Ceaucescu en Honecker moesten vervangen worden.
Het grootste probleem was dat het hele land in de rij stond voor
voedsel. De situatie van G. werd met de dag slechter.
In oktober 1988 kwam Kohl naar Moskou, Thatcher in maart ‘89.
Deze ontmoetingen waren zeer hartelijk. Zo ook met Ronald en
Nancy Reagan. Er kwam een INF-akkoord, met wederzijdse
inspectie. Russische militairen vreesden dat de VSA nu zou zien
hoe slecht het Russische leger eraan toe was.
1989 werd een kernjaar in de geschiedenis van het communisme en
van de 20° eeuw. Voor het eerst in 72 jaar waren er vrije
verkiezingen in de SU en kwam er een echt parlement. Tegelijk
eindigde de perestrojka : de uitgaven waren 133 miljard roebel
hoger dan de inkomsten, doordat de olie 44 miljard minder
opbracht en de wodkaverkoop 34 miljard minder. De landbouw had
15 miljard verlies geleden. Er waren tekorten aan voedsel,
kleren en schoenen. En het volk zag voortaan op tv dat de
winkels in het Westen vol lagen.
De Baltische landen vervingen het Russisch door hun eigen talen
en legden immigratiebeperkingen op aan niet-Balten. In Georgië
braken etnische onlusten uit met 20 doden en honderden gewonden
door gifgas van het leger.
In februari 1989 nodigde G. arbeiders uit heel het land uit in
het Kremlin. Zij klaagden over alles: lege winkels, slechte
woningen, bestuurders van coöperaties die hun werk niet deden en
zich rijk smeerden(515). Op het Congres van volksafgevaardigden
in mei zei Sacharov, medestander van G., dat hij te traag ging
in zijn privatiseringen en in het ontmantelen van de dictatuur
van de partij en van hemzelf, dat een economische catastrofe en
etnische spanningen onvermijdelijk waren. G. zette de micro uit.
In 1989 wees een onderzoek uit dat nog slechts 11 % van de 989
noodzakelijke consumptiegoederen beschikbaar waren: geen
koelkasten, wasmachines, schoonmaakproducten, pennen etc.
In mei bracht G. een bezoek aan Deng. In zijn binnenste gaf hij
de demonstranten gelijk. Maar Deng ontruimde het Plein van de
Hemelse Vrede op 3-4 juni, met een paar honderd doden en
duizenden gewonden als gevolg.
G. besloot daaruit om zelf geen geweld te gebruiken. Deng vond,
aldus zijn zoon, dat G. een idioot was en het Sovjetcommunisme
ten gronde bracht door zijn politieke hervormingen.
Ondertussen verergerden de etnische spanningen: Azerbeidzjan
blokkeerde de treinen naar Armenië; op 23 augustus 1989, de 50°
verjaardag van het Molotov-von Ribbentroppact, vormden 2 miljoen
Balten of 40 % van de bevolking, een menselijke ketting tussen
de drie hoofdsteden. Het Politbureau ruziede over wie schuldig
was voor de onlusten. G. dacht aan aftreden, Raisa werd ziek van
stress.
Taubman beschrijft grandioos het bezoek van G. in oktober 1989
aan de 40-jarige DDR, waar hij massaal toegejuicht werd door de
bevolking, tot nijd van Honecker, die twee weken later moest
aftreden. G. hoopte dat Krenz de DDR zou hervormen. Hij besefte
dat het Russische volk hem een verlies van de DDR niet zou
vergeven.
Op 9 november ging de Berlijnse Muur open, meer door de
onhandigheid van Günter Schabowski dan door Reagan of
Gorbatsjov, die toen sliep. ’s Anderendaags zei hij wel: dit was
de juiste beslissing. In de week na de val van de Muur bezochten
9 van de 16 miljoen Oost-Duitsers het westen ! Tot twee maanden
na de val van de Muur, zag G. niet in dat de Duitse eenwording
op komst was(570). Thatcher, Mitterrand, Lubbers waren er tegen.
Bush was voor, Kissinger en Brzezinski tegen ! Kohl dacht in
termen van 5 à 10 jaar in zijn 10-puntenplan van 28 november
1989.
Een grotere zorg was de rest van het Oostblok: in Polen had
Solidarnosc 92 % van de senaat en bijna 100 % van de
Semj(landdag, Kamer) veroverd en een niet-communist was premier
geworden: Tadeusz Mazowiecki, die in ’81-’82 nog in de
gevangenis had gezeten tijdens de staat van beleg.
De andere Oostblokstaten volgden dat voorbeeld. G. hoopte dat de
hervormers het communisme zouden behouden en in het Warschaupact
en in de Comecon zouden blijven. En hij droomde nog altijd van
één Europees huis, met West-Europa erbij, o.l.v. … de SU !
Maar de nieuwe Amerikaanse president Bush wou hem niet helpen
met dollars, omdat hij twijfelde of G. zou overleven. In Bonn
juichte de massa hem wel toe: “Hou vol, Gorbatsjov” ! En Kohl
wou hem wel helpen.
Op 1 december werd G. in Milaan en Rome enthousiast ontvangen,
zelfs door de paus, die bad voor zijn succes. Daarna vloog hij
naar Malta, waar hij goed bevriend werd met Bush, die zich
zorgen maakte over de snelle veranderingen in Oost-Europa. De
Koude Oorlog was nu echt voorbij.
In januari 1990 bezocht G. Vilnius (Litouwen), maar hij kon de
onafhankelijkheid niet tegenhouden. Het Politbureau wou het
leger sturen, maar G. hield dat tegen. Dat leger werd wel naar
Azerbeidzjan gestuurd, waar Azeri’s Armeniërs afslachtten. Er
vielen 200 dode betogers en 30 dode soldaten.
In februari 1990 eisten 250.000 betogers dat G. orde op zaken
stelde.
Op 14 maart 1990 werd G. gekozen tot president met bijna 60 %
van de afgevaardigden van het Congres. Hij liet meteen artikel 6
uit de Grondwet van 1977 schrappen: de CPSU was niet langer de
regerende partij. Maar Jeltsin was sinds 1989 voorzitter van het
nieuwe parlement, hij mocht drinken als een Tempelier, maar toch
zei het volk: “Hij is onze man”(600). G. had het parlement niet
meer onder controle. Bij de 1 mei-optocht stapten Litouwers en
Esten op met slogans zoals “Weg met de CPSU, weg met het
fascistische Rode Rijk”. G. was daar heel ongelukkig mee. Hij
werd in juli wel herkozen als partijleider. Voor de rest was
1990 een jaar van ruzies en spanningen tussen G. en Jeltsin. Ook
de intellectuelen lieten hem vallen en in november eiste de pers
zijn aftreden. Op 31 december 1990 hield hij zijn laatste
toespraak voor het volk. Zijn medewerkers hadden medelijden met
hem.
Hij keurde de Duitse eenwording goed en ook de inval van Bush in
Irak, nadat Saddam Hoessein in Koeweit was binnengevallen.
Er was veel kritiek op G. : “Ons leger verlaat de landen die door ons bevrijd zijn van het fascisme”, zei generaal Makasjov en we laten Irak, een oude bondgenoot, in de steek. G. liet de 350.000 Sovjetsoldaten terugkeren uit de DDR, maar hoopte dat het land geen lid zou worden van de NAVO. Hier staat ook de belofte van James Baker dat “geen centimeter van de militaire jurisdictie van de NAVO zich oostwaarts zou uitbreiden” (635). Ik meen dat hij zei : “not any inch”. Kohl en Genscher bevestigden dat de NAVO zich niet zou uitbreiden naar de DDR (635).
Hoe kon het dan dat de NAVO toch oprukte tot aan de grens van
Rusland ? De schuld lag bij Bush. Die zei: “Wij hebben gewonnen,
zij niet. We kunnen de NAVO niet inperken tot één helft van
Duitsland(636). Kohl moest geld geven aan G. in ruil voor de
DDR. En G. vroeg helaas geen schriftelijke garanties. Deze
besprekingen vonden plaats op 9-10 februari 1990, in het
Kremlin, tussen G., Sjevardnadze, Kohl, Genscher en Baker. Op 28
februari 1990 herhaalde G. tegen Modrow(DDR) : “Nee tegen het
NAVO-lidmaatschap” en op 14 april herhaalde hij dat tegen de
paus. Op 18 maart 1990 stemden de Oost-Duitsers in hun eerste
vrije verkiezingen massaal voor de CDU en voor de snelle
eenwording. Op 18 mei 1990 kwam Baker weer naar G., met “ 9
garanties” dat de NAVO met heel Duitsland veilig zou zijn voor
de SU. G. trapte erin en op 30 mei kwam hij naar Washington, met
18 vliegtuigen en 80 ton eten voor de receptie die hij de
Amerikanen zou aanbieden.
Daar werd beslist dat het herenigd Duitsland zelf mocht
beslissen of het lid werd van de NAVO. De medewerkers van G.
waren boos. Sjevardnadze vroeg aan Baker: “Hoe kunnen we zo’n
mislukking uitleggen aan Moskou”? (644).
G. kreeg een gunstig handelsakkoord, maar Bush stelde als
voorwaarde: emigratierecht voor Sovjetburgers en opheffing van
de economische blokkade van Litouwen. Dit leidde tot de exodus
van 1 miljoen Russische Joden naar Israël. G. werd overal weer
enthousiast ontvangen en overladen met 5 prijzen(650). In eigen
land daarentegen werd de weerstand steeds groter.
In juli 1990 kwam Kohl naar Mitterrand en werd de Duitse kwestie
geregeld. Duitsland mocht lid worden van de NAVO, onder bepaalde
voorwaarden en als Kohl 3 miljard $ aan de SU gaf.
Op 2 augustus 1990 viel Irak binnen in Koeweit. Sjevardnadze en
G. waren woedend: Irak was hun trouwe bondgenoot in de Perzische
golf, er waren veel KGB-adviseurs in het land en er woonden
9.000 Sovjetburgers, die door Saddam gegijzeld konden worden als
Moskou de kant van de VSA koos.
G. en Sjevardnadze veroordeelden de agressie, maar dat was tegen
de zin van velen in het Politbureau.
Op 15 oktober 1990 kreeg G. terecht de Nobelprijs voor de Vrede,
tot ergernis van vele Russen die de Nobelprijzen beschouwden als
anti-Sovjetprovocaties. G. kreeg venijnige brieven: “Proficiat
met de prijs van de imperialisten voor het ruïneren van de SU en
de uitverkoop van Oost-Europa”. KGB-chef Krjoetskoj, de latere
leider van de staatsgreep, toonde aan G. met veel plezier al die
brieven en peilingen, waarin 90 % van de bevolking de prijs
afkeurde. Gevolg: G. durfde hem zelf niet af te halen en pas op
5 juni 1991 hield hij de verplichte toespraak.
In januari 1991 leek G. uitgeput. Op 13 januari liet hij het
opstandige Vilnius bezetten, waarbij 15 Litouwers gedood werden
en velen verwond. Jeltsin vloog naar Vilnius, waar hij de aanval
veroordeelde, samen met de presidenten van Estland, Letland en
Litouwen. In Moskou werd betoogd met de tekst: “G. is de Saddam
Hoessein van de Oostzee”. 30 intellectuelen veroordeelden hem
wegens zijn “Bloedige Zondag”, verwijzend naar 1905.
Op 19 februari eiste Jeltsin het ontslag van G. op tv. Op 17
maart bepaalde een referendum dat er een Unie van Soevereine
Staten mocht komen. De Baltische landen, Moldavië, Georgië en
Armenië deden niet mee. Op 12 juni werd Jeltsin gekozen tot
president van Rusland. Op 20 augustus 1991 zou het unieverdrag
in Moskou ondertekend worden.
Krjoetskov en andere conservatieven beschouwden dit verdrag als
een bedreiging voor de USSR.
G. werd verschillende keren gewaarschuwd dat een staatsgreep op
komst was, o.a. in juni 1991 door de Amerikaanse ambassadeur
Matlock, nadat de C.I.A. al in april gezegd had: het tijdperk G.
is voorbij. G. lachte er telkens mee. Ook twee andere
alarmsignalen op 23 en 25 juli wuifde hij weg (680).
Op 30 juli kwam Bush naar Moskou. G. vroeg hem veel economische
hulp, maar hij kreeg ze niet.
Op 4 augustus vertrok G. met zijn (uitgeputte) Raisa, dochter
Irina, schoonzoon en 2 kleinkinderen op vakantie in Foros, op de
Krim, 40 km ten westen van Jalta.
KGB-chef Krjoetsjkov, minister van defensie Jazov, stafchef
Boldin, vertrouweling van het gezin G., bereidden hun
staatsgreep voor.
Op zondag 18 augustus 1991 werd de telefoon van G. afgesneden.
Ongewenste bezoekers, mensen die hij zelf nog benoemd had,
belden aan en sprongen onbeschaamd in zijn kantoor binnen.
Zij eisten dat hij de noodtoestand ondertekende(704). Hij
weigerde. De volgende dag riepen de coupplegers zelf de
noodtoestand uit. Tanks rolden Moskou binnen.
Jeltsin reed naar het Witte Huis, het parlement. Daar
organiseerde hij het verzet.
De Gorbatsjovs verkeerden in doodsangsten en zagen dat er overal
afluisterapparatuur geplaatst was. Op 21 augustus trokken
tienduizenden burgers naar het Witte Huis.
Krjoetskov en Jazov kregen spijt en vlogen naar de Krim. Raisa
kreeg een beroerte en kon niet meer praten. De telefoon werd
hersteld en G. belde met Jeltsin, Nazarbajev, Kravtsjoek en
Bush.
Op 21-22 augustus vlogen de Gorbatsjovs terug naar Moskou.
Duizenden blije Moskovieten wachtten hem op, maar hij beging de
vergissing van niet naar hen te gaan, omdat Raisa zeer ziek was.
Er blijven vragen over de coup: stond G. hem toe? Waarom boden
zijn 32 lijfwachten geen weerstand? De auteur geeft er geen
antwoord op.
Na de staatsgreep werd Raisa nooit meer gezond en in 1999 kreeg
ze leukemie.
Drie tegenstanders van G. pleegden zelfmoord, anderen werden
ontslagen.
Op 23 augustus vernederde Jeltsin G. twee keer voor de Opperste
Sovjet door de lijst te tonen van de ministers die de
staatsgreep hadden goedgekeurd en door de Communistische Partij
in Rusland te verbieden. De ruzie verergerde elke maand. In
november waren er twee kampen: G. met Kazachstan en Kirgizië,
Jeltsin met alle andere republieken.
Op 1 december stemden 90 % van de Oekraïners voor
onafhankelijkheid. Ook in Loegansk(83 %), Donetsk(77),Krim(54)
en Sebastopol (57) was er een duidelijke meerderheid.
Op 8 december schaften Jeltsin, Kravtsjoek (Oekraïne) en
Sjoesjkevitsj (Wit-Rusland) de USSR af en vervingen die door het
G.O.S., waarbij G. buiten spel werd gezet.
Op 9 december zei Jeltsin tegen G. dat hij zijn plaats ging
innemen. Vanaf 13 december vroegen Tsjernjajev en Gratsjov
enkele keren aan G. om af te treden en Jeltsin herhaalde elke
dag dat hij het Kremlin moest verlaten. Op 18 december sloten 8
andere republieken zich aan bij het G.O.S. Alleen Georgië en de
drie Baltische landen deden niet mee.
Op 21 december schreef G. zijn afscheidsrede, samen met zijn
adviseurs. Op Kerstdag nam hij ontslag.
Daarna kwam ineens de waarheid aan het licht over Katyn (25.000
Poolse doden) en over het pact van 1939 met nazi-Duitsland. G.
had zich verzet tegen deze bekendmaking om niet meer
tegenstanders te krijgen dan hij al had.
Raisa, volledig over stuur, kreeg te horen dat ze 24 uur tijd
had om hun persoonlijke bezittingen weg te halen uit hun datsja.
Tussen 21 en 25 december belden Mitterrand, Kohl, Bush, Major,
Mulroney (Canada) en Genscher met G. om hem te troosten. Van
Kohl mocht hij in Duitsland komen wonen.
Dat deed hij niet, zijn familie later wel.
Vanaf 1992 was G. dus ambteloos burger, met beperkt salaris, maar met genoeg personeel. Hij richtte een stichting op die zich bezig hield met goede doelen zoals kinderen met leukemie in Rusland en in het buitenland. De financies kwamen van zijn dure voordrachten over heel de wereld. Jeltsin was er niet blij mee en pakte ¾° van zijn gebouw af.
In januari 1992 liet Jeltsin de prijzen los: in december was
alles 30 keer zo duur! Gewone mensen moesten hun bezit op straat
verkopen. 70 % kwam aan de rand van de armoede. Vele Russen
dachten dat het de schuld van G. was!
In 1996 stelde G. zich kandidaat bij de presidentsverkiezingen.
Het werd een zeer pijnlijke nederlaag : hij kreeg slechts
386.000 stemmen of 0,5% , veruit het minste van de 7 kandidaten.
Jeltsin won in de 2° ronde met 54 % (door Lebed om te kopen).
Raisa leed zeer onder de vernederingen die G. moest ondergaan
vanaf de staatsgreep. En ook onder de scheiding van haar enige
dochter Irina in 1994. In 1999 werden G. en Raisa uitgenodigd in
Australië, waar G. uitgeroepen werd tot “man van de 20° eeuw”.
Na de vermoeiende reis bleek dat Raisa leukemie had. Schröder
zorgde ervoor dat ze naar het beste Duitse kankercentrum mocht
in Münster. Er kwamen steuntelegrammen van vele wereldleiders.
Maar op 20 september 1999 overleed ze helaas. G. was er een jaar
depressief van.
In 2.000 begon hij weer te werken, op vraag van Poetin, die in
augustus 1999 door Jeltsin was aangeduid als premier en in maart
2.000 door het Russische volk tot president werd gekozen.
Op 7 mei 2.000 was G. uitgenodigd op de inauguratie in het
Kremlin, de 1° keer sinds 1991 !
Nadien had hij geregeld kritiek op het optreden van Poetin, b.v.
bij de arrestatie van Chodorkovski in 2003 en op zijn
frauduleuze verkiezing in 2004. G. voelde meer voor Medvedev,
die hem in 2008 de hoogste onderscheiding van Rusland toekende.
Zijn gezondheid ging achteruit: tussen 2002 en 2014 onderging
hij 4 zware operaties en in 2015 stopte hij op zijn 84° met
reizen.
Hoewel de relatie met de autoritaire en antiwesterse Poetin
verzuurde, plaatste G. hem in 2014 op hetzelfde niveau als
Reagan en Thatcher: Poetin had Rusland gered toen het door
toedoen van Jeltsin uit elkaar dreigde te vallen.
Beiden hadden kritiek op het Westen, dat zich niet gehouden had
aan de afspraken van 1990 en de NAVO uitgebreid had tot aan de
Russische grenzen. G. keurde ook de inname van de Krim goed.
De dochter van G., haar 2° man en hun 2 dochters verhuisden naar
Duitsland, omdat ze de aanvallen op hun vader beu waren.
In zijn slotwoord zegt Taubman: “G. was een visionair, die zijn
land en de wereld veranderde. Hij vernietigde het 70 jaar oude
totalitaire regime van de SU, zorgde voor vrije verkiezingen en
parlementen, maakte een einde aan de gevaarlijke wapenwedloop en
stond de Oost-Europeanen toe om na 40 jaar bezetting hun lot
zelf te bepalen, zonder bloedvergieten of geweld. Hij liet de
hereniging van Duitsland toe. Hij wou het communisme een
menselijk gezicht geven, zoals zijn vriend Zdenek Mlynar in
Praag in 1968 had geprobeerd. Als briljant tacticus slaagde hij
erin het monopolie van de CPSU op te heffen, ondanks grote
weerstand. Als Bush senior en junior naar G. hadden geluisterd,
dan was Irak zonder geweld uit Koeweit weggetrokken en dan was
de 2° nutteloze oorlog (om “massavernietigingswapens” die er
niet waren) er niet gekomen. Vele Russen rouw(d)en om het
verlies van het Sovjetrijk en de middenklasse(20 %) erkent maar
schoorvoetend dat G. hun weldoener was. Hij was een tragische
held, die ons begrip en onze bewondering verdient”.
Hierna volgen een lijst met begrippen (zoals Centraal Comité,
Politbureau), afkortingen, een bibliografie met zowel Russische
als Engelse titels, een lange lijst met interviews en een woord
van dank. Daarin staat dat de biografie niet door G. zelf
geautoriseerd is, maar dat er wel medewerking is geweest van
Tsjernjajev, toegang tot het rijke archief van de stichting van
G., een interview met zijn dochter, hulp van Gratsjov,
perswoordvoerder en biograaf van G.
Dan volgen nog 100 pagina’s noten en een uitgebreid register.
Beoordeling:
Taubman heeft indrukwekkend werk geleverd. Hij heeft heel veel
gelezen, gesproken met vele medewerkers en tegenstanders van
Gorbatsjov en veel van zijn info komt uit eerste hand.
De biografie is voldoende kritisch en zeker geen hagiografie.
Bij de zwakke kanten noemt hij geregeld het feit dat G. teveel
zelfvertrouwen had, zijn te grote dadendrang, tegelijk zijn
besluiteloosheid, niet luisterde naar zijn medewerkers, ook niet
toen ze hem wezen op een staatsgreep. De aanmerkingen die nu
volgen zijn dus eerder details.
De chronologie is vaak rommelig, de auteur spreekt over
1990(593-596) en dan weer over 1989 (597 e.v.), de val van de
Muur(nov.’89) komt vóór het bezoek van Gorbatsjov aan Beijing
(mei ’89), heel vaak staan er data zonder jaartal, een kaart van
Rusland met de minder bekende plaatsnamen ontbreekt, ook een
stamboom van de familie Gorbatsjov. Het boek bevat ook veel te
veel onbeduidende details: soms worden vergaderingen van zin tot
zin weergegeven.
Er staan ook drukfouten in : op p. 24 ontbreekt het Rode Plein
bij Mathias Rust, G. kwam aan de macht in 1985 i.p.v. “1995” (p.
33), op p. 37 ontbreekt het woordje ‘die” achter degene,
“Roros” (532) moet Foros zijn, “90° verjaardag” in 2014 moet 83°
zijn (785).
Het register is zeer uitgebreid, maar soms ontbreekt een pagina
bij een begrip: bij Mlynar is dat 89-95 en 158-161; bij
Brezjnevdoctrine p. 328. En Raisa Titarenko moet je zoeken bij
Gorbatsjova.
Taubman beweert op p. 751 dat de medewerkers van Stalin in maart
1953 bewust wachtten met het opbellen van de artsen, terwijl de
eigenlijke reden was dat ze bang waren om de door Stalin
ontslagen Joodse artsen uit de gevangenis te halen. Zie o.a.
Oleg Chlevnjoek, Stalin, de biografie(2015). Voor de rest zijn
we het eens met de auteur.
Ik hoop dat G. de verschijning van dit boek in Rusland nog zal
meemaken. Nu kunnen de Russen het enkel kopen via Amazon.
Jef Abbeel, november/december 2017