Community Geschiedenis Histoforum |
||||
recensies | deel 1 deel 2 deel 3 deel 4 deel 5 deel 6 | |||
|
De heidenen. Riten, culten en religie in de Lage Landen. Van de oertijd tot het christendom Janssens, U.
Het
geloof in bovennatuurlijke krachten is de mensheid blijkbaar ingebakken,
reeds sinds lang voor onze eigen ‘soort’, de ‘moderne mens’ op de
aardbol verscheen. Dat de Neanderthaler zijn doden begroef met riten en
grafgiften, is wetenschappelijk bewezen. Over de betekenis van de meeste
rituele handelingen tasten we echter in het duister, en dat zal zo voor
meer dan 100.000 jaar blijven tot in de ijzertijd. Alleszins wijst alles
erop dat mensen al die tijd geloofden in een voortleven na de dood.
Vermoedelijk is dit verbonden met een vooroudercultus, volgens
antropologen de oudste vorm van religie (Vermeersch
2008).
Met de moderne mens doet ook de kunst haar intrede,
met de algemeen verspreide ‘Venusbeeldjes’ en de grottenkunst
(schilderingen én afbeeldingen in reliëf). Over de betekenis van de
schitterende dierenschilderingen is veel gespeculeerd. De jongste
evolutie leidt naar het sjamanisme. De afbeeldingen zouden niet alleen
bestemd zijn voor initiatieriten en geluk bij de jacht, maar ook de
ervaringen van de sjamaan weergeven. Via een sjamaan in trance wilden de
mensen in contact treden met de geestenwereld, zoals dat ook heden nog
gebeurt bij natuurvolkeren. Ook na het einde van de ijstijd bleef de
cultus van de godin, de Grote Moeder overheersen.
Omstreeks 4000 v. Chr. bereiken de eerste
landbouwers onze streken. De invloed van de religie op de neolithische
boerengemeenschappen moet overweldigend geweest zijn. Leiders van de
gemeenschap gebruikten die religie om hun macht over de massa te
vestigen. In Beieren ontdekten archeologen de stoffelijke resten van
tientallen jonge vrouwen die aan de moedergodin werden geofferd. Met de landbouw zouden tevens oorlog om grond en de
wet van de sterkste hun intrede doen. Hiervoor baseren de archeologen
zich op brandsporen en ingeslagen schedels als getuigen van
steentijdgeweld op grote schaal. Niet alle geleerden delen die optimistische visie
op het verre verleden. Heel wat paleo-antropologen menen dat oorlog en
geweld veel ouder zijn dan de introductie van de landbouw en dat de
jagers-verzamelaars minder vredelievend zijn dan hier wordt aangenomen (Vermeersch
2008). Mannelijke oppergoden gingen geleidelijk de cultus
van de godin vervangen. De volgende millennia volgen grafvelden en
urnenvelden met de resten van de gecremeerde overledenen elkaar op,
zonder dat men echt weet wat die veranderingen veroorzaakte.
Ook over de stenen ‘henges’, dolmens, menhirs, en
andere monumenten, die op het einde van het Neolithicum werden
opgericht, blijven de grootste twijfels bestaan. De auteur maakt er een
erezaak van om alle mogelijke hypothesen mooi op een rijtje te zetten. Zonnesymbolen verschenen op de rotswanden,
grafheuvels werden opgericht als magisch en religieus cultusoord (er
zijn er honderden van bekend in België en Nederland). Uit de bronstijd en zelfs het begin van onze
jaartelling dateren de veenlijken: mensen die ritueel gedood en in het
veen geworpen werden, waar hun lichaam soms verbazend goed is bewaard
gebleven. In Nederland zijn niet minder dan 46 veenlijken ontdekt, maar
ook elders in Noord-Europa waren dergelijke mensenoffers gebruikelijk. In onze contreien doken de eerste Keltische
migranten wellicht op tussen 1.400 en 1.100 v. Chr. Vermoedelijk vormden
zij eerder een elite dan een volk. De Keltische cultuur was het
resultaat van een economisch en militair overwicht. In de eerste periode, de Hallstattcultuur (800-450
v.Chr.), genoemd naar een belangrijk centrum in Oostenrijk, vinden we
rijke zogenoemde prinsengraven in Frankrijk, Duitsland, België en
Nederland. Zeer bekend is het Graf van de Prinses van Vix (ca. 500 v.
Chr.). De zeer rijke grafgiften getuigen van handelsrelaties met de
mediterrane wereld: Etruskische vazen, een Attische schaal en de
grootste bronzen Griekse krater
(mengvat voor wijn) die ooit werd gevonden: Omstreeks 450 v. Chr. begint de tweede Keltische
cultuurfase, de La Tène-periode (genoemd naar een belangrijke vindplaats
in Zwitserland), die zal duren tot na de Romeinse verovering. Hier
vinden we de graven van een nieuwe elite: de krijgsheren. De dode wordt
nu begraven op een (al dan niet uit elkaar gehaalde) tweewielige
strijdwagen. Een van de rijkste graven is dat van Eigenbilzen (Belgisch
Limburg) met grafgiften afkomstig uit Etruskisch Italië en Zwitserland.
Typisch voor de Kelten zijn hun openluchttempels, soms afgezet met
menselijke schedels in de muren. Zij beeldden hun goden niet af,
vooraleer ze in de laatste eeuw v.Chr. in contact kwamen met de Romeinse
beschaving. Eveneens typisch zijn de vele mensenoffers voor diverse
goden, een macaber gebruik dat Caesar nog beschrijft in zijn
De Bello Gallico. Janssens
besteedt hier heel wat ruimte aan het onderscheid tussen de Germaanse en
Keltische cultische gebruiken en aan de druïden. (Nooit geweten dat
hierover zoveel verschillende hypothesen de ronde doen onder
specialisten!) Bijzonder relevant is zijn hoofdstuk over sacrale
plaatsen. Sacrale plaatsen overleven, tempels en culturen niet. Eén
sprekend voorbeeld uit een hele indrukwekkende lijst: de kathedraal van
Chartres is gebouwd op een Gallo-Romeinse tempel, die gebouwd was op een
uiterst belangrijk Keltisch heiligdom, dat op zijn beurt op een
megalithisch bouwwerk rustte (p. 254). Chartres lag in het heilige woud
van de Carnuten, waar alle druïden van heel Gallië regelmatig in
concilie samenkwamen, zoals Caesar vermeldt. Volgens velen zijn
dergelijke oeroude heilige plaatsen gesitueerd op de kruising van zeer
sterke aardstralen. (Dit laatste vind je niet bij Janssens, maar is een
persoonlijke aanvulling). In Vlaanderen zijn vele Keltische tempels
gevonden, de grootste daar De grootste Gallo-Romeinse tempel tussen de
Noordzee en de Maas stond dan waarschijnlijk weer in het huidige
Tongeren. Hier bleven na de romanisering Keltische godheden als Epona of
Nehalennia vereerd, samen of gemengd met Romeinse goden. De inheemse
goden verdwenen dus niet. Integendeel. In het zog van de Romeinse
verovering kende hun cultus soms een ruime territoriale expansie. Dat
was met name het geval voor de boven genoemde godinnen. De ‘paardengodin’
Epona, een Trevierse
vruchtbaarheidsgodin veroverde zowel onze streken als Zuid-Gallië, het
Donaubekken en delen van het Romeinse rijk, met inbegrip van de ‘eeuwige
stad’. Zij was de beschermheilige van paarden en ruiters. Vermoedelijk
is haar populariteit verspreid door de Trevierse ruiterij, die bekend
stond als de beste van Gallië en dikwijls als bondgenoot van de Romeinen
mee optrok tegen hun vijanden. Waarschijnlijk werd zij overgenomen door
de Bataafse Garde, ruiters die de lijfwacht van de keizers vormden in de
eerste eeuw, en door de andere Gallische en Germaanse ruiters die als
hulptroepen in grote delen van het rijk optraden (Swinkels 1995). Nehalennia,
de riviergodin, was in de eerste eeuwen van onze jaartelling een van de
bekendste godinnen. Zij werd vooral in Zeeland, Zuid-Engeland en in de
omgeving van Keulen vereerd als beschermgodin van de zeelui en de
handel. Zij werd onder meer door de Romeinse zouthandelaren aanbeden. Er
zijn uit de Schelde aan haar gewijde altaren en votiefbeelden in
Gallo-Romeinse stijl opgebaggerd, die daar door een zeetransgressie
waren terechtgekomen (p. 243). Tenslotte is er een lezenswaardig hoofdstuk over de
Oosterse goden in onze gewesten. Met komst van de Romeinse legioenen
kwamen ook allerlei nieuwe goden naar Vlaanderen en Nederland: Isis en
Serapis, Cybele, en Mithras. Zij werden vereerd in mysteriën, bestemd
voor ingewijden. Zij hebben gemeen dat zij troostende en helpende goden
zijn, die aan hun volgelingen het eeuwige leven beloofden. De
mysteriegodsdiensten kwamen tegemoet aan het verlangen naar zingeving en
spiritualiteit die in de traditionele Romeinse godsdienst ontbraken. Zij
zouden belangrijk blijven totdat het christendom als staatsgodsdienst
werd opgelegd omstreeks het jaar 400. De twee eersten zijn afkomstig uit Egypte.
Serapis is een composiet- of
compilatiegodheid: vermoedelijk was de generaal van Alexander de Grote,
Ptolemaios I (367-283 v.Chr.) de ‘samensteller’ van de god. Om de
integratie van de Griekse immigranten in Egypte te bevorderen zou de
farao van diverse goden elementen verzameld hebben om een nieuwe godheid
te creëren. Serapis drong door in het Romeinse rijk tijdens de regering
van Vespasianus (69-79 n.Chr.) en diens zoon en opvolger Titus (79-81).
Cybele
was oorspronkelijk een natuurgodin uit Phrygië in Anatolië (huidige
Turkije). Ook zij verzamelde op haar tocht naar het Westen eigenschappen
van diverse godinnen als de godin van de jacht, Artemis (Diana voor de
Romeinen) en de godin van de landbouw, Demeter (Ceres). Over de soldatengod bij uitstek,
Mithras zijn we het best
ingelicht, of beter: het minst slecht, omdat een aantal heiligdommen
zijn teruggevonden. (Door het feit dat de mysteriën van al deze goden
uiterst geheim waren, weten we weinig over de eredienst zelf.) Mithras
was een zeer oude Arische lichtgod, die via de religie van de Perzische
Zarathoestra in het Romeinse rijk belandde. Hij zou zelfs een geduchte
concurrent blijken voor het opkomende christendom.
Men zegt dat Christus de plaats
van Mithras als lichtgod heeft ingenomen en dat Kerstmis, het feest van
de winterzonnewende, daarom op 25 december wordt gevierd, eertijds de
dag gewijd aan Mithras. (J.M.) De meest verspreide mysteriegodsdienst was echter die
van Isis. In de
belangrijkste Egyptische scheppingsmythe is zij de gemalin van Osiris.
Nadat Osiris door zijn broer Seth was vermoord en in stukken gehakt,
zocht zij in heel Egypte de stukjes van zijn lichaam bij elkaar. Zij
slaagde erin op wonderbare wijze zwanger te worden en baarde Horus, de
zonnegod. Tijdens het Nieuwe Rijk (1550-1070 v.Chr.) was zij de
belangrijkste godin van Egypte. Doorheen de eeuwen had zij kenmerken en
eigenschappen van andere goden in zich verzameld. Zo werd zij
vereenzelvigd met Hathor, de godin van de liefde en afgebeeld met
Hathors hoofdtooi van koehorens, waartussen een zonneschijf. Na de
verovering van Egypte door Alexander de Grote in 332 v.Chr. verspreidde
de Isiscultus zich over de hele Helleense wereld. Ook bij haar moesten
acolieten een inwijdingritueel ondergaan na een gelofte van
geheimhouding en werden uitsluitend ingewijden tot de eredienst
toegelaten.
En dan mist de auteur een buitengewone kans. Hij geeft
de aanzet tot een fenomeen, dat hij echter niet verder uitwerkt. Uit
schroom tegenover het Christendom? Isis wordt vaak afgebeeld met de
jonge Horus op de schoot. In het Middellandse Zeegebied is zij de
beschermvrouwe van de handel en de zeevaart en wordt ze aanroepen als
Stella Maris, Sterre der Zee:
een der “Honderd Namen” van Maria! Gaat het u dagen? De oudste
afbeelding die ik ken is een prachtig albasten beeldengroepje uit het
Oude Rijk, dat de jonge farao Pepi II (2279-2219), de langst regerende
vorst van de 6de dynastie, toont op de schoot van zijn
goddelijke moeder Isis. (De levende farao werd vereenzelvigd met Horus,
de overleden vorst met Osiris). Dit is exact dezelfde voorstelling als
later, tot in de romaanse periode, van Maria met het kind Jezus! Denk
aan de Sedes Sapientiae
(Zetel van Wijsheid), tegenwoordig een beeld in laat-romaanse stijl,
maar ook nog steeds het zegel van de katholieke universiteit Leuven en
een der eretitels van Isis! Via een omweg langs de Egyptische Koptische
kerk is Isis in Byzantium Maria geworden. Er is eveneens een hymne ter
ere van Isis bewaard. Grote delen komen overeen met de litanie van
O.-L.-Vrouw. Zelfs de melodie waarop gereciteerd wordt zou teruggaan op
het Oude Egypte! Dat is dus een iconografische (en muzikale?) traditie
van minstens 4200 jaar. Ik ken persoonlijk uit de hele
wereldgeschiedenis slechts drie andere voorbeelden waar iets analoog
heeft plaatsgevonden: Gilgamesj de cultuurheld uit Mesopotamië, die twee
leeuwen wurgt, wordt enkele millennia later in het vroege christendom
Daniël in de leeuwenkuil; de ‘kalfsdrager’ uit de Egyptische grafreliëfs
van het Oude Rijk, wordt via allerlei omzwervingen in het vroege
christendom de (baardeloze) Goede Herder, Jezus en versmelt dan
iconografisch nog eens met een voormalige ‘heidense’ voorstelling van
Orpheus, de goddelijke zanger die zijn geliefde uit de onderwereld
terughaalde! Mochten lezers nog andere voorbeelden kennen van dit
uitzonderlijk fenomeen, meld het mij a.u.b. Na zijn succesrijke
De Oude Belgen (2007)
duikt Ugo Janssens andermaal in het verre en zeer verre verleden van
de Lage Landen. Voor niet-specialisten is dit boek ongetwijfeld een
interessante benadering van een vrijwel onbekende geschiedenis. De titel is eigenlijk misleidend. Wat is heidendom? De
auteur behandelt riten, culten en religie van de oertijd tot bij de
komst van het christendom in het Romeinse rijk (zoals de ondertitel
correcter aangeeft). Daarbij trapt hij niet in de val zich te laten
inperken door de huidige landsgrenzen: die bestonden immers het grootste
deel van Net als in het vorige boek krijgen we een lijst van
relevante musea in Nederland en België en een beknopte literatuurlijst.
Net als in dat werk missen we zeer node een behoorlijke index, wat het
opzoeken niet bepaald vergemakkelijkt. Stelling: in dit soort boeken zou
een index verplicht moeten zijn, zoals dat in Engeland al enige eeuwen
het geval is!
Vermelde werken Janssens, U.,
De Oude Belgen (2007). Swinkels, L.,
Een leven te paard. Ruiters uit de Lage Landen in het Romeinse leger,
(tentoonstellingscatalogus), Nijmegen, 1995, 49 blz. Marc Vermeersch.
Geschiedenis van de mens. Deel I.
jagers en verzamelaars Boek 1. van
Pan tot Homo sapiens Boek 2. De maatschappij van jagers en verzamelaars (2008).
| |||
Met onderstaande zoekmachine kunt u zowel zoeken op het www als binnen deze site en Histoforum
|