Community Geschiedenis                                                                Histoforum

    recensies deel 1   deel 2   deel 3   deel 4   deel 5   deel 6  

De heidenen. Riten, culten en religie in de Lage Landen. Van de oertijd tot het christendom

Janssens, U. Tielt, Lannoo, 2009, 303 blz.

Het geloof in bovennatuurlijke krachten is de mensheid blijkbaar ingebakken, reeds sinds lang voor onze eigen ‘soort’, de ‘moderne mens’ op de aardbol verscheen. Dat de Neanderthaler zijn doden begroef met riten en grafgiften, is wetenschappelijk bewezen. Over de betekenis van de meeste rituele handelingen tasten we echter in het duister, en dat zal zo voor meer dan 100.000 jaar blijven tot in de ijzertijd. Alleszins wijst alles erop dat mensen al die tijd geloofden in een voortleven na de dood. Vermoedelijk is dit verbonden met een vooroudercultus, volgens antropologen de oudste vorm van religie (Vermeersch 2008).  

Met de moderne mens doet ook de kunst haar intrede, met de algemeen verspreide ‘Venusbeeldjes’ en de grottenkunst (schilderingen én afbeeldingen in reliëf). Over de betekenis van de schitterende dierenschilderingen is veel gespeculeerd. De jongste evolutie leidt naar het sjamanisme. De afbeeldingen zouden niet alleen bestemd zijn voor initiatieriten en geluk bij de jacht, maar ook de ervaringen van de sjamaan weergeven. Via een sjamaan in trance wilden de mensen in contact treden met de geestenwereld, zoals dat ook heden nog gebeurt bij natuurvolkeren. Ook na het einde van de ijstijd bleef de cultus van de godin, de Grote Moeder overheersen.  

Omstreeks 4000 v. Chr. bereiken de eerste landbouwers onze streken. De invloed van de religie op de neolithische boerengemeenschappen moet overweldigend geweest zijn. Leiders van de gemeenschap gebruikten die religie om hun macht over de massa te vestigen. In Beieren ontdekten archeologen de stoffelijke resten van tientallen jonge vrouwen die aan de moedergodin werden geofferd.

Met de landbouw zouden tevens oorlog om grond en de wet van de sterkste hun intrede doen. Hiervoor baseren de archeologen zich op brandsporen en ingeslagen schedels als getuigen van steentijdgeweld op grote schaal.

Niet alle geleerden delen die optimistische visie op het verre verleden. Heel wat paleo-antropologen menen dat oorlog en geweld veel ouder zijn dan de introductie van de landbouw en dat de jagers-verzamelaars minder vredelievend zijn dan hier wordt aangenomen (Vermeersch 2008).   

Mannelijke oppergoden gingen geleidelijk de cultus van de godin vervangen. De volgende millennia volgen grafvelden en urnenvelden met de resten van de gecremeerde overledenen elkaar op, zonder dat men echt weet wat die veranderingen veroorzaakte.  

Ook over de stenen ‘henges’, dolmens, menhirs, en andere monumenten, die op het einde van het Neolithicum werden opgericht, blijven de grootste twijfels bestaan. De auteur maakt er een erezaak van om alle mogelijke hypothesen mooi op een rijtje te zetten.

Zonnesymbolen verschenen op de rotswanden, grafheuvels werden opgericht als magisch en religieus cultusoord (er zijn er honderden van bekend in België en Nederland). 

Uit de bronstijd en zelfs het begin van onze jaartelling dateren de veenlijken: mensen die ritueel gedood en in het veen geworpen werden, waar hun lichaam soms verbazend goed is bewaard gebleven. In Nederland zijn niet minder dan 46 veenlijken ontdekt, maar ook elders in Noord-Europa waren dergelijke mensenoffers gebruikelijk. Op Histoforum staat lesmateriaal voor de onderbouw en de tweede fase over veenlijken.

In onze contreien doken de eerste Keltische migranten wellicht op tussen 1.400 en 1.100 v. Chr. Vermoedelijk vormden zij eerder een elite dan een volk. De Keltische cultuur was het resultaat van een economisch en militair overwicht. 

In de eerste periode, de Hallstattcultuur (800-450 v.Chr.), genoemd naar een belangrijk centrum in Oostenrijk, vinden we rijke zogenoemde prinsengraven in Frankrijk, Duitsland, België en Nederland. Zeer bekend is het Graf van de Prinses van Vix (ca. 500 v. Chr.). De zeer rijke grafgiften getuigen van handelsrelaties met de mediterrane wereld: Etruskische vazen, een Attische schaal en de grootste bronzen Griekse krater (mengvat voor wijn) die ooit werd gevonden: 164 cm hoog, gewicht: 208 kg, rijkelijk versierd met strijdwagens en krijgers in archaïsche stijl. Nu te bezichtigen in het museum van Châtillon-sur-Seine (Bourgondië). 

Omstreeks 450 v. Chr. begint de tweede Keltische cultuurfase, de La Tène-periode (genoemd naar een belangrijke vindplaats in Zwitserland), die zal duren tot na de Romeinse verovering. Hier vinden we de graven van een nieuwe elite: de krijgsheren. De dode wordt nu begraven op een (al dan niet uit elkaar gehaalde) tweewielige strijdwagen. Een van de rijkste graven is dat van Eigenbilzen (Belgisch Limburg) met grafgiften afkomstig uit Etruskisch Italië en Zwitserland. Typisch voor de Kelten zijn hun openluchttempels, soms afgezet met menselijke schedels in de muren. Zij beeldden hun goden niet af, vooraleer ze in de laatste eeuw v.Chr. in contact kwamen met de Romeinse beschaving. Eveneens typisch zijn de vele mensenoffers voor diverse goden, een macaber gebruik dat Caesar nog beschrijft in zijn De Bello Gallico. Janssens besteedt hier heel wat ruimte aan het onderscheid tussen de Germaanse en Keltische cultische gebruiken en aan de druïden. (Nooit geweten dat hierover zoveel verschillende hypothesen de ronde doen onder specialisten!). 

Bijzonder relevant is zijn hoofdstuk over sacrale plaatsen. Sacrale plaatsen overleven, tempels en culturen niet. Eén sprekend voorbeeld uit een hele indrukwekkende lijst: de kathedraal van Chartres is gebouwd op een Gallo-Romeinse tempel, die gebouwd was op een uiterst belangrijk Keltisch heiligdom, dat op zijn beurt op een megalithisch bouwwerk rustte (p. 254). Chartres lag in het heilige woud van de Carnuten, waar alle druïden van heel Gallië regelmatig in concilie samenkwamen, zoals Caesar vermeldt. Volgens velen zijn dergelijke oeroude heilige plaatsen gesitueerd op de kruising van zeer sterke aardstralen. (Dit laatste vind je niet bij Janssens, maar is een persoonlijke aanvulling). In Vlaanderen zijn vele Keltische tempels gevonden, de grootste daarvan in Kontich.

De grootste Gallo-Romeinse tempel tussen de Noordzee en de Maas stond dan waarschijnlijk weer in het huidige Tongeren. Hier bleven na de romanisering Keltische godheden als Epona of Nehalennia vereerd, samen of gemengd met Romeinse goden. De inheemse goden verdwenen dus niet. Integendeel. In het zog van de Romeinse verovering kende hun cultus soms een ruime territoriale expansie. Dat was met name het geval voor de boven genoemde godinnen. 

De ‘paardengodin’ Epona, een Trevierse vruchtbaarheidsgodin veroverde zowel onze streken als Zuid-Gallië, het Donaubekken en delen van het Romeinse rijk, met inbegrip van de ‘eeuwige stad’. Zij was de beschermheilige van paarden en ruiters. Vermoedelijk is haar populariteit verspreid door de Trevierse ruiterij, die bekend stond als de beste van Gallië en dikwijls als bondgenoot van de Romeinen mee optrok tegen hun vijanden. Waarschijnlijk werd zij overgenomen door de Bataafse Garde, ruiters die de lijfwacht van de keizers vormden in de eerste eeuw, en door de andere Gallische en Germaanse ruiters die als hulptroepen in grote delen van het rijk optraden (Swinkels 1995). 

Nehalennia, de riviergodin, was in de eerste eeuwen van onze jaartelling een van de bekendste godinnen. Zij werd vooral in Zeeland, Zuid-Engeland en in de omgeving van Keulen vereerd als beschermgodin van de zeelui en de handel. Zij werd onder meer door de Romeinse zouthandelaren aanbeden. Er zijn uit de Schelde aan haar gewijde altaren en votiefbeelden in Gallo-Romeinse stijl opgebaggerd, die daar door een zeetransgressie waren terechtgekomen (p. 243).

Tenslotte is er een lezenswaardig hoofdstuk over de Oosterse goden in onze gewesten. Met komst van de Romeinse legioenen kwamen ook allerlei nieuwe goden naar Vlaanderen en Nederland: Isis en Serapis, Cybele, en Mithras. Zij werden vereerd in mysteriën, bestemd voor ingewijden. Zij hebben gemeen dat zij troostende en helpende goden zijn, die aan hun volgelingen het eeuwige leven beloofden. De mysteriegodsdiensten kwamen tegemoet aan het verlangen naar zingeving en spiritualiteit die in de traditionele Romeinse godsdienst ontbraken. Zij zouden belangrijk blijven totdat het christendom als staatsgodsdienst werd opgelegd omstreeks het jaar 400. 

De twee eersten zijn afkomstig uit Egypte. Serapis is een composiet- of compilatiegodheid: vermoedelijk was de generaal van Alexander de Grote, Ptolemaios I (367-283 v.Chr.) de ‘samensteller’ van de god. Om de integratie van de Griekse immigranten in Egypte te bevorderen zou de farao van diverse goden elementen verzameld hebben om een nieuwe godheid te creëren. Serapis drong door in het Romeinse rijk tijdens de regering van Vespasianus (69-79 n.Chr.) en diens zoon en opvolger Titus (79-81).  

Cybele was oorspronkelijk een natuurgodin uit Phrygië in Anatolië (huidige Turkije). Ook zij verzamelde op haar tocht naar het Westen eigenschappen van diverse godinnen als de godin van de jacht, Artemis (Diana voor de Romeinen) en de godin van de landbouw, Demeter (Ceres). 

Over de soldatengod bij uitstek, Mithras zijn we het best ingelicht, of beter: het minst slecht, omdat een aantal heiligdommen zijn teruggevonden. (Door het feit dat de mysteriën van al deze goden uiterst geheim waren, weten we weinig over de eredienst zelf.) Mithras was een zeer oude Arische lichtgod, die via de religie van de Perzische Zarathoestra in het Romeinse rijk belandde. Hij zou zelfs een geduchte concurrent blijken voor het opkomende christendom. Men zegt dat Christus de plaats van Mithras als lichtgod heeft ingenomen en dat Kerstmis, het feest van de winterzonnewende, daarom op 25 december wordt gevierd, eertijds de dag gewijd aan Mithras. (J.M.) 

De meest verspreide mysteriegodsdienst was echter die van Isis. In de belangrijkste Egyptische scheppingsmythe is zij de gemalin van Osiris. Nadat Osiris door zijn broer Seth was vermoord en in stukken gehakt, zocht zij in heel Egypte de stukjes van zijn lichaam bij elkaar. Zij slaagde erin op wonderbare wijze zwanger te worden en baarde Horus, de zonnegod. Tijdens het Nieuwe Rijk (1550-1070 v.Chr.) was zij de belangrijkste godin van Egypte. Doorheen de eeuwen had zij kenmerken en eigenschappen van andere goden in zich verzameld. Zo werd zij vereenzelvigd met Hathor, de godin van de liefde en afgebeeld met Hathors hoofdtooi van koehorens, waartussen een zonneschijf. Na de verovering van Egypte door Alexander de Grote in 332 v.Chr. verspreidde de Isiscultus zich over de hele Helleense wereld. Ook bij haar moesten acolieten een inwijdingritueel ondergaan na een gelofte van geheimhouding en werden uitsluitend ingewijden tot de eredienst toegelaten.  

En dan mist de auteur een buitengewone kans. Hij geeft de aanzet tot een fenomeen, dat hij echter niet verder uitwerkt. Uit schroom tegenover het Christendom? Isis wordt vaak afgebeeld met de jonge Horus op de schoot. In het Middellandse Zeegebied is zij de beschermvrouwe van de handel en de zeevaart en wordt ze aanroepen als Stella Maris, Sterre der Zee: een der “Honderd Namen” van Maria! Gaat het u dagen? De oudste afbeelding die ik ken is een prachtig albasten beeldengroepje uit het Oude Rijk, dat de jonge farao Pepi II (2279-2219), de langst regerende vorst van de 6de dynastie, toont op de schoot van zijn goddelijke moeder Isis. (De levende farao werd vereenzelvigd met Horus, de overleden vorst met Osiris). Dit is exact dezelfde voorstelling als later, tot in de romaanse periode, van Maria met het kind Jezus! Denk aan de Sedes Sapientiae (Zetel van Wijsheid), tegenwoordig een beeld in laat-romaanse stijl, maar ook nog steeds het zegel van de katholieke universiteit Leuven en een der eretitels van Isis! Via een omweg langs de Egyptische Koptische kerk is Isis in Byzantium Maria geworden. Er is eveneens een hymne ter ere van Isis bewaard. Grote delen komen overeen met de litanie van O.-L.-Vrouw. Zelfs de melodie waarop gereciteerd wordt zou teruggaan op het Oude Egypte! Dat is dus een iconografische (en muzikale?) traditie van minstens 4200 jaar. Ik ken persoonlijk uit de hele wereldgeschiedenis slechts drie andere voorbeelden waar iets analoog heeft plaatsgevonden: Gilgamesj de cultuurheld uit Mesopotamië, die twee leeuwen wurgt, wordt enkele millennia later in het vroege christendom Daniël in de leeuwenkuil; de ‘kalfsdrager’ uit de Egyptische grafreliëfs van het Oude Rijk, wordt via allerlei omzwervingen in het vroege christendom de (baardeloze) Goede Herder, Jezus en versmelt dan iconografisch nog eens met een voormalige ‘heidense’ voorstelling van Orpheus, de goddelijke zanger die zijn geliefde uit de onderwereld terughaalde! Mochten lezers nog andere voorbeelden kennen van dit uitzonderlijk fenomeen, meld het mij a.u.b. 

Na zijn succesrijke De Oude Belgen (2007) duikt Ugo Janssens andermaal in het verre en zeer verre verleden van de Lage Landen. Voor niet-specialisten is dit boek ongetwijfeld een interessante benadering van een vrijwel onbekende geschiedenis.

De titel is eigenlijk misleidend. Wat is heidendom? De auteur behandelt riten, culten en religie van de oertijd tot bij de komst van het christendom in het Romeinse rijk (zoals de ondertitel correcter aangeeft). Daarbij trapt hij niet in de val zich te laten inperken door de huidige landsgrenzen: die bestonden immers het grootste deel van de menselijke geschiedenis niet. De meeste culturen en hun gebruiken waren veel ruimer verspreid. Waar nodig legt hij dan nog verbanden met verafgelegen gebieden als Noord-Amerika, de Azteken in Mexico en de Inca’s in het Andesgebied. 

Net als in het vorige boek krijgen we een lijst van relevante musea in Nederland en België en een beknopte literatuurlijst. Net als in dat werk missen we zeer node een behoorlijke index, wat het opzoeken niet bepaald vergemakkelijkt. Stelling: in dit soort boeken zou een index verplicht moeten zijn, zoals dat in Engeland al enige eeuwen het geval is! 

Vermelde werken 

Janssens, U., De Oude Belgen (2007). 

Swinkels, L., Een leven te paard. Ruiters uit de Lage Landen in het Romeinse leger, (tentoonstellingscatalogus), Nijmegen, 1995, 49 blz.

Marc Vermeersch. Geschiedenis van de mens.

Deel I. jagers en verzamelaars

Boek 1. van Pan tot Homo sapiens

Boek 2. De maatschappij van jagers en verzamelaars (2008).

Jos Martens 

 

   
 

Met onderstaande zoekmachine kunt u zowel zoeken op het www als binnen deze site en Histoforum

Google
Search WWW Search histoforum.digischool.nl