Douglas Smith (2019). De Russische Klus. De geheime Amerikaanse
reddingsoperatie bij de Russische hongersnood.ISBN 978 90 003
6040 6. Paperback, 328 pagina’s, 23 x 15 cm, € 27,99. Uitgeverij
Spectrum, Lannoo, 7 november 2019. Vertaling van ‘The Russian
Job’ door Jan Sietsma
De Russische Klus. De geheime Amerikaanse reddingsoperatie bij de Russische hongersnood
Van 1921 tot 1923 heerste er in de Sovjet-Unie een massale hongersnood, die aan 6 miljoen mensen het leven kostte. Lenin droeg een groot deel van de schuld door zijn ideologisch geïnspireerde onderdrukking van de boerenbevolking. De droogte maakte de situatie nog hopelozer.
Inhoud
De Russische Klus. De geheime Amerikaanse reddingsoperatie bij de Russische hongersnood
Het boek begint met aangrijpende verhalen over kannibalisme door
uitgehongerde mensen, die zelfs hun eigen kinderen opaten. Zulke
verhalen komen verder in het boek nog geregeld terug. Om zijn
regime te laten overleven, deed Lenin een beroep op de
kapitalistische vijand, Amerika. Herbert Hoover, die tijdens de
oorlog ook al een hulpactie voor België en Noord-Frankrijk had
opgezet, mocht ook nu de operatie leiden. Daarvoor werd de ARA
opgericht: de American Relief Administration, die twee jaar lang
meer dan tien miljoen mensen voedde, verspreid over 1 miljoen
km² in het huidige Wit-Rusland, Oekraïne en Rusland, vooral in
de regio van de Wolga en de Oeral.
Rusland had al sinds 1880 de traditie om de boeren uit te
buiten. Om de industrialisering te betalen, moesten ze steeds
meer graan afstaan voor de export. In 1891 was er ook al een
mislukte oogst en Amerikaanse hulp om de hongersnood te lenigen.
Lenin juichte de honger toen toe: zo zou de bevolking het geloof
in God en in de tsaar verliezen. Revolutie was de oplossing,
niet liefdadigheid (p. 20-21).
In februari 1917 leidde een nieuwe voedselcrisis tot revolutie
en het einde van de 300 jaar oude Romanov-dynastie. In november
1917 grepen de bolsjewieken de macht. Vanaf april 1918 gingen ze
over tot gewelddadige confiscatie van graan en een kruistocht
tegen de ‘achterlijke boeren’. Lenin beval de koelakken in het
openbaar op te hangen, zodat de mensen het kilometers ver konden
zien en zouden beven. Hij liet hun namen publiceren en al hun
graan afpakken. Boeren moesten zich uitkleden en naakt laten
geselen (p. 23). Het graanquotum werd steeds verhoogd: van 288
miljoen kilo in 1918 naar 443 miljoen in 1920 (p. 24). De boeren
kwamen in 1921 in opstand, net zoals de matrozen in Kronstadt,
maar beide opstanden werden bloedig neergeslagen, die van de
boeren door Toechatsjevski met gifgas en concentratiekampen (p.
26). De hongersnood van 1921 dreigde 36 miljoen Russen te doden.
Patriarch Tifon en schrijver Gorki informeerden het Westen.
Hoover was tegen de ‘moorddadige tirannie van Lenin’, maar had
medelijden met de hongerlijders.
Op 20 augustus 1921 werd in Riga een verdrag ondertekend tussen
de ARA en de zeer wantrouwige Sovjetleiders, die vreesden dat de
Amerikanen hun regime omver wilden werpen. Maar de ARA hield
zich buiten de politiek en de Sovjets hielden zich vaak niet aan
het verdrag.
Moskou zag er in 1921 vreselijk uit: bomkraters, vuilnis van
meerdere jaren, dichtgetimmerde winkels vol spinnen, angst voor
de dood op de wanhopige gezichten (p. 61). In de Wolga-regio was
het nog veel erger: daar aten ze eikels en gras, tierden tbc,
scheurbuik, tyfus, cholera, dysenterie. Foto’s van kinderen doen
aan Auschwitz denken (p. 67 en 70). Vrouwen beweerden dat ze het
veel beter hadden tijdens de tsaren.
Ongeveer 380 Amerikaanse blanke mannen werkten in Rusland. Ze
vonden het werk te gevaarlijk voor vrouwen en joden. Eén zwarte
vrouw werkte er als wasvrouw.
De geografische uitgestrektheid van de hongersnood was enorm:
1.300 km van noord naar zuid, 550 van west naar oost. De treinen
die het voedsel vervoerden, haalden maximum 15 km per uur, als
ze al konden rijden, want soms waren ze geblokkeerd door de
sneeuw of waren de sporen zwaar beschadigd. Een telegram van de
Oeral naar Moskou deed er twee weken over. Een paar Amerikanen
leidden soms gebieden die 7 keer zo groot als België of 6 keer
zo groot als Nederland waren.
De emotionele spanning was hoog, want ze zagen veel lijken,
uitgehongerde kinderen en stervende moeders die hun kinderen
verstikten om hun lijden te beëindigen. In een district van de
provincie Samara was de bevolking in twee jaar tijd gedaald van
491.000 naar 179.000 (p. 176).
De Amerikanen deden ook onderzoek naar kannibalisme en ze
maakten in Samara foto’s van kannibalen en van hun lichamen of
lijken. Een arts gaf als oorzaak de gruwelijke honger en de
ontmenselijking door de jarenlange ellende (p.172-173). De
uitgehongerden beschouwden het opeten van lijken ook niet als
een misdaad. Sommige Amerikanen werden depressief en moesten
terug naar huis om te genezen.
Lenin was voorstander van Amerikaanse hulp, maar er was hevig
verzet van Stalin, Zinovjev en Boecharin. En vooral veel
tegenwerking van de geheime dienst (Tsjeka, daarna GPOe), die
zowel de Amerikanen als hun duizenden Russische medewerkers het
leven zuur maakte, de graanbelasting op de boeren bleef verhogen
en hen zwaar mishandelde (p. 147-148).
Op 23 februari 1922 onteigende Lenin het bezit van de orthodoxe
kerk. Hij liet vuurpelotons los op de mensen die de kerk
verdedigden. 8.000 mensen kwamen hierbij om en 1.200
geestelijken werden terechtgesteld na een showproces, het eerste
in de Russische geschiedenis. Deze roofcampagne leverde twaalf
ton goud, zilver, diamanten en andere edelstenen op (p.149).
Op de conferentie van Genua/Rapallo in april 1922 vroeg Lenin
via minister van buitenlandse zaken Georgi Tsjitsjerin
tevergeefs naar Westerse investeringen en technische hulp. De
Sovjet-Unie (Tsjitsjerin) en Duitsland (Walther Rathenau) sloten
wel een geheim akkoord: Duitsland mocht zich ten oosten van
Moskou herbewapenen in ruil voor technische hulp.
De ARA zorgde, behalve voor maïs en andere levensmiddelen, ook
kleding en schoenen, voor abonnementen op wetenschappelijke en
medische tijdschriften, voor massale vaccinaties tegen cholera,
tyfus, pokken, malaria, difterie en tetanus, voor de aanleg van
moestuinen en filtersystemen voor drinkwater (p. 213-217). De
auteur beschrijft ook hoe honger het lichaam en de geest stap
voor stap afmaakt en hoe de staat van de rieten daken die fases
aangaf (p. 192-193).
De Russische roebel was in 1922 heel weinig waard: voor 1 dollar
had men … 3,6 miljoen roebel! Dat was ook de prijs van een
geroosterde kip (p. 229-234). Bijna 1 op 10 van de Amerikanen
werd verliefd op een Russin en trouwde ook met haar.
In november 1922 besefte Lenin hoe slecht zijn land ervoor stond
en vroeg aan Hoover om naar Rusland te komen en de wederopbouw
te leiden, maar deze reageerde er niet op. De ARA wou enkel de
hongersnood wegwerken (p. 260-261).
In mei en december 1922 kreeg Lenin een beroerte, in het
voorjaar van 1923 opnieuw. Hij kon niet meer spreken en was
deels verlamd. Op 21 januari 1924 overleed hij, wellicht door
aderverkalking in de hersenen, maar er waren ook geruchten dat
syfilis de doodsoorzaak was (p. 274). Daarvoor werd hij
behandeld met arsenicum.
In februari 1923 exporteerde de Sovjet-Unie minstens 400.000 ton
graan naar Europa, terwijl nog 8 miljoen mensen honger leden. In
maart 1923 werd dan ook nog een katholieke bisschop ter dood
veroordeeld wegens zijn protest tegen het afpakken van kerkelijk
bezit. Gevolg: de Sovjets werden internationaal afgekeurd, ook
door Hoover (p. 282-283).
Op 13 juni 1923 kwam in Riga het laatste schip met Amerikaans
voedsel aan: de opdracht liep ten einde. Op 20 juli 1923
vertrokken de laatste Amerikanen. De hongersnood had aan 6
miljoen mensen het leven gekost, maar zonder Amerikaanse hulp
zouden het er minstens 10 miljoen zijn geweest (p. 293). De
Amerikaanse hulp had ook het regime van Lenin gered van de
ondergang (p. 294).
De ex-ARA-medewerkers hadden nog jaren heimwee naar Rusland en
naar Russische vrouwen. Elk jaar hielden ze een reünie in
New-York, minstens tot 1965. In Rusland voelden ze zich
belangrijk, in Amerika waren ze niets bijzonders (p. 297-298).
Kort na hun vertrek werden in Rusland mensen gearresteerd, die
voor de ARA hadden gewerkt. Dat ging door tijdens de Grote
Terreur(met als slachtoffers o.a. Kamenev, Radek, Eiduk,
Kameneva) en tot in de Koude Oorlog (p. 307). In de Grote Sovjet
Encyclopedie van 1950 en in een handboek geschiedenis van 1962
werd de ARA voorgesteld als een apparaat voor spionage en
contrarevolutie. Chroesjtsjov beweerde in 1959 in Amerika dat de
burgeroorlog en de hongersnood een gevolg waren geweest van de
Amerikaanse interventie (p. 307-308).
Tussen 1923 en 1933 (diplomatieke betrekkingen) werd de handel
van Amerikaanse bedrijven met de Sovjet-Unie ruim 20 keer zo
groot (p. 302-303). De hulpactie had dan toch iets opgeleverd.
Het is vreemd dat Armand Hammer, de belangrijkste tussenpersoon,
hier niet vernoemd wordt. Stalin kon met Amerikaans kapitaal
razendsnel industrialiseren en de landbouw verder
collectiviseren, d.w.z. de boeren uitroeien of naar Siberië
deporteren (p. 303-304). Dit leidde tot een tweede grote
hongersnood, waarbij tussen 1931 en 1934 opnieuw meer dan 5
miljoen mensen stierven, vooral in Oekraïne. Stalin was hiervan
perfect op de hoogte en vroeg geen buitenlandse hulp.
Hoover werd in 1927 wel aangeduid als verantwoordelijke voor een
groot hulpprogramma toen de Mississippi overstroomde. De zwarte
Amerikanen kwamen helaas niet in aanmerking voor deze hulp (p.
305)!
In 1928 werd Hoover president, maar hij faalde compleet bij de
aanpak van de economische crisis van 1929 e.v. In 1932 werd hij
niet herkozen. Hij overleed in 1964.
Tijdens WO II bezorgde Roosevelt met zijn Lend-Lease-act
(1941-1945) voor 12 miljard $ materiaal en voedsel aan de
Sovjet-Unie, waardoor volgens maarschalk Zjoekov de Russen de
oorlog tegen de Duitsers konden winnen (p. 309). Tussen 1992 en
2007 kreeg Rusland nog eens 28 miljard $, deels in de vorm van
Amerikaanse en ook wat Europese voedselhulp. Daar was een
oorzaak voor: in 1993 leed 70% honger, in 1999 leefde 50% onder
de armoedegrens (p. 309). Toen Jeltsin aftrad op 31 december
1999, had hij dus redenen om zich te verontschuldigen.
Het boek eindigt met een verwijzing naar de voornaamste bronnen
in Amerika en in Rusland, een lange literatuurlijst en een
fotoverantwoording. Het geeft een duidelijk beeld van de
Russische hongersnood in 1921-1923, de Amerikaanse hulp, de
dankbaarheid van de gewone mensen, het verzwijgen en zelfs
actief uitwissen door de onverschillige overheden.
De lezer krijgt afwisselend gruwelijke feiten en mooie
belevenissen van ARA-mannen, die bevriend werden met Russen,
verliefd op Russinnen en met heimwee naar de Russische cultuur
en samenleving terugkeerden naar Amerika.
Enkele opmerkingen: op p. 11 staat een kaart, maar een hoop
plaatsnamen staan er niet op; je moet dus een atlas bij de hand
houden om Tambov, Syzran etc. terug te vinden.
Er staan ook spel- en drukfouten in: p. 37: riekte moet rook
zijn; p. 50: joellie i.p.v. jullie; p. 79: Arabat i.p.v. Arbat;
p. 95: linsjerie i.p.v. lingerie; p. 146: tijd i.p.v. een tijd;
p. 292: beiden landen i.p.v. beide; p. 297: een pijnlijk dood
i.p.v. pijnlijke; p. 306: stief i.p.v. stierf.
Lenin weigerde niet enkel de Amerikaanse schulden terug te
betalen (p. 38): ook die van Engeland, Nederland, België,
Frankrijk,… werden nooit terugbetaald. Het aantal inwoners van
Hongarije, Jordanië, Zweden bedroeg in 1922 geen 10 (p. 219)
maar 3 miljoen.
De auteur veronderstelt dat de lezer de volgende begrippen kent:
samowardiplomatie (p. 263, theepot-diplomatie?), tooloop (p.
277, een dikke winterjas), 1-op-25 rijden (p. 277, zeer zuinig
rijden, maar dat lijkt me onmogelijk met de Cadillacs van 1921
op de slechte Russische wegen), lebeda (p. 278, melde, een
plant), spam (p. 309, hier in de betekenis van varkensvlees in
blik).
Los van deze details is het een boeiend boek over een onderwerp
dat weinig bekend is. Hopelijk volgt er een vertaling in het
Russisch.
© Jef Abbeel, februari 2019,
www.jefabbeel.be