Els de Wit. Slapende leeuwen. Uitzonderlijk hoogbegaafd: is dat
nu echt zo anders? ISBN 978-94-640-7299-0. Uitgeverij Talentvol,
Bornem, juni 2020. 287 p., tekeningen, literatuurlijst.
Paperback, 23 x 15 cm, € 24.
Slapende leeuwen
Dit boek gaat niet over gewoon hoogbegaafde kinderen, maar over 1 op 15 van hen: de uitzonderlijk hoogbegaafden (UHB). En het is het eerste, Nederlandstalige boek over die kleine groep jongeren met een IQ boven 145. Zij hebben andere leerbehoeften dan die 14 hoogbegaafden en zeker dan de gewone begaafden en voor hen is het een enorme uitdaging om te passen in onze bestaande systemen.
Inhoud
Slapende leeuwen: Uitzonderlijk hoogbegaafd: is dat nu echt zo anders?
In
het hoofd van zo’n kind zit blijkbaar een leeuw die jaagt op
kennis, die constant leerhonger heeft en erkenning wil krijgen
voor zijn capaciteiten. Maar hij wordt lui als de uitdagingen
niet groot genoeg zijn.
De schrijfster noemt vijf domeinen waarop UHB zich manifesteert
en ze legt die ook één voor één uit met concrete voorbeelden:
intensiteit, immersie, idealisme (of perfectionisme),
asynchroniteit (de cognitieve, sociale en emotionele
ontwikkelingen verlopen niet gelijktijdig), ervaringsgebrek (de
feiten begrijpen, maar door de jonge leeftijd de ervaring of
emotionele rijpheid missen om ermee om te gaan).
Ze legt ook uit hoe je als directie, leerkracht, begeleider moet
omgaan met UHB, welke voor de buitenwereld ongekende problemen
zij en hun ouders kunnen hebben, hoe uitzonderlijk en tegelijk
hoe normaal ze zijn, aan welke hoge verwachtingen zij ‘moeten’
beantwoorden.
Zij citeert ook uitvoerige getuigenissen van tieners en vooral
van hun ouders. Hierin lezen we o.a. dat deze kinderen telkens
nieuwe uitdagingen willen, maar dat ze die ook weer snel beu
zijn, dat velen schoolmoe zijn en thuisonderwijs nodig hebben,
dat ze vaak teleurstellingen oplopen, met onzekerheid kampen,
dat scholen en centra voor leerlingbegeleiding niet weten hoe
met hen om te gaan.
Ze legt ook uit dat er binnen UHB nog niveaus zijn (IQ van
145-159, 160-174, >175) en ze somt een aantal kenmerken ervan op
plus de visie van specialisten zoals Dabrowski en Gross. Ze
vertelt ook voor welke activiteiten deze kinderen interesse
hebben.
In het laatste hoofdstuk vertelt de auteur over haar
praktijkervaringen en geeft ze concrete adviezen aan scholen.
Beoordeling
De schrijfster heeft een mooie en krachtige synthese gemaakt van
de vele Engelstalige studies over dit onderwerp. Haar boek zit
zeer logisch in elkaar, maar de lectuur is niet altijd
gemakkelijk. Ze brengt de lezer alvast het bewustzijn bij dat we
met UHB anders moeten omgaan dan met gewone kinderen.
Soms kan ik als leraar van gewoon hoogbegaafden niet volgen; bv.
p. 75: “geen feedback geven”. Ik had altijd de neiging om te
zeggen dat ze het goed of minder goed gedaan hebben. Maar zij
vreest dat er soms onjuiste feedback wordt gegeven: ‘je hebt
goed gestudeerd’, terwijl ze misschien vergeten zijn te
studeren.
Of p. 91: “Deze kinderen zijn niemand verschuldigd om hun
potentieel te gebruiken”. Ik vind dat iedereen zijn talenten wél
moet gebruiken voor zichzelf en voor de maatschappij. UHB-ers
willen hun talenten wel gebruiken voor het goede doel, maar als
er te veel nadruk ligt op ‘moeten’, krijgt men soms het
omgekeerde effect.
In alle geval: gewoon begaafde kinderen hebben minder problemen
dan de UHB.
Nog een detail: in het voorwoord wordt gezegd dat er de laatste
twintig jaar steeds meer boeken over hoogbegaafdheid zijn
gepubliceerd in Vlaanderen en Nederland, maar die zijn blijkbaar
niet relevant voor het onderwerp UHB. Daardoor is de
literatuurlijst (p. 284-287) bijna uitsluitend Engelstalig.
Het boek is zeer aanbevolen voor al wie met UHB-kinderen in
contact komt als ouder, schooldirectie, lesgever, begeleider.
Bij een volgende uitgave mogen de drukfouten er wel uit.
© Jef Abbeel, juli 2020
www.jefabbeel.be