Dubbe, B., Huusraet. Het stedelijk woonhuis in de Bourgondische tijd, Hoorn, Uitg. PolderVondsten, 2012, 276 blz.

Huusraet

Over het wel en wee van de adel in de late middeleeuwen zijn tientallen boeken geschreven. Over het leven van de gewone burgers in de Lage Landen van die tijd al heel wat minder. Concreet:in wat voor huizen woonden zij tijdens de 15de en 16de eeuw? Hoe werden die verwarmd? Hoe gekookt, gegeten en geslapen? Welke meubels, verlichting, kleding, toiletartikelen en alledaagse gebruiksvoorwerpen gebruikten zij?

Bij het zoeken naar een ander werk botsten we toevallig op dit boek in de bibliotheek. Een aangename verrassing!

Huusraet. Het stedelijk woonhuis in de Bourgondische tijd

 

In 1998 en 1999 werkten wij in het kader van begeleid zelfstandig leren en introductie van ICT met collega’s en leerlingen aan het veelomvattend vakoverschrijdend en multimediaal internetproject rond Joos de Rijcke (de eerste Nederlander in het Incarijk) en zijn tijd (1). Dit project is in het jaar 2000 bekroond door de Vlaamse minister van Onderwijs (2).

Twee hoofdstukken behandelden analoge onderwerpen als het boek van Dubbe: Van Eyck als informatiebron en Bouwen en wonen (3). Als bron gebruikten de leerlingen deel 2 van Geschiedenis van het persoonlijk leven, het charmante De tresoor, van kaboutertekenaar Rien Poortvliet (1991) en twee boeken van Jozef Weyns, de eerste conservator van het Openluchtmuseum Bokrijk (4).


Hét standaardwerk over dit onderwerp is met meer dan 2000 bladzijden diens vierdelige levenswerk Volkshuisraad in Vlaanderen uit 1974. Leerlingen schreven: “Het was voor onze opzoekingen niet beschikbaar: zelfs een bibliotheek die de boeken bezat wilde ons geen fotokopieën laten maken omwille van de antiquarische waarde. Na het afsluiten van ons werk kwam een fotografische herdruk klaar, zodat we voor onze internetversie nog enkele aanvullingen konden aanbrengen. Wij dragen dit hoofdstuk op aan wijlen dr. Jozef Weyns (1913-1974), stichter en bezieler van het Openluchtmuseum te Bokrijk.”


Na decennia zoeken kon ik bij een vriend boekverkoper de boeken op de kop tikken voor 24.000 frank (zowat 600 euro), de duurste aankoop in mijn boekenkasten! Vlak daarop signaleerde een leerling mij de fotografische herdruk, die zij op de valreep nog nipt voor hun werk konden gebruiken.

Weyns verzamelde gedurende dertig jaar materiaal voor zijn levenswerk. Huusraet van Berend Dubbe (1920-2007) is postuum gepubliceerd. Hij schreef tijdens zijn leven een aantal bijzonder gezaghebbende boeken over tin, koperwerk en keramiek. Ongetwijfeld heeft hij al die jaren steekkaarten bijgehouden die hij voor Huusraet heeft benut. Dit is duidelijk de vrucht van decennia nauwgezet details noteren, met als resultaat eveneens een standaardwerk, evenknie van Weyns, die hij trouwens heeft gekend.
Net als Weyns gebruikt hij verschillende soorten historische bronnen: stadsrekeningen, boedelbeschrijvingen, schilderijen, archeologische vondsten tot bodemvondsten en bewaarde objecten. Regelmatig hebben beiden trouwens dezelfde schilderijen van Vlaamse Primitieven als bron geanalyseerd.

En dan houdt de gelijkenis op. Als je de twee werken naast elkaar legt, zie je duidelijk het verschil, namelijk de vooruitgang van de druktechnologie sinds 1974. Weyns had niet alleen een zeer persoonlijk decoratief handschrift, maar kon ook bijzonder goed tekenen. Hij moet kort na de oorlog begonnen zijn met zijn steekkaarten en tekeningen. Zijn boek bevat niet minder dan 654 tekeningen met verklarende teksten in Frans, Duits en Engels en slechts 24 kleurenfoto’s plus 366 in zwart-wit. Foto’s waren duur. Bij mijn laatste verhuis in 2006 heb ik na enige aarzeling een reeks op houten blokken gemonteerde clichés in de container gekieperd, die hij ooit had laten vervaardigen voor een artikel van mij over de Hasseltse brouwindustrie.

Huusraet van Berend Dubbe daarentegen is tevens een lust voor het oog, geïllustreerd met fraaie, 280 grote foto's in kleur en 62 zwart-wit, waarvan zestig paginagrote, ook van details. Een fraai, verzorgd, gedegen (op basis van intensief onderzoek), systematisch, informatief naslagwerk voor een breed, geïnteresseerd publiek. Gebonden uitgave met leeslint, 1,6 kg zwaar.

Dubbe start met (sier)kasten en eindigt met religieuze voorwerpen en … speelkaarten. Achtereenvolgens komen meubilair, hygiëne, was- en toiletgerei, verwarming, voedsel, kook- en keukengerei, eetgerei, drinkgerei, verlichting, kleding, diversen. Daarin een behandeling per type voorwerp, met aandacht voor gebruik, vervaardiging en handel

Een heel beperkte selectie

Tafel was oorspronkelijk de benaming voor het bovenblad. Hier werd de benaming van een onderdeel de aanduiding van het geheel. Uit de boedelbeschrijvingen blijkt dat de tafel meestal een mobiel meubelstuk was, veelal een bovenblad dat op schragen werd geplaatst en na gebruik weer opgeborgen tegen de muur. De schragentafel bestaat nog steeds, zoals je kunt vaststellen bij mosselfeesten van jeugdbeweging of fanfare, of huwelijksfeesten in familie. Dit laatste komt tegenwoordig steeds minder voor: meestal is het feest uitbesteed aan een restaurant.
Opvallend zijn de verschillende types opklaptafels. De schyve (schijf) bijvoorbeeld is een ronde tafel, geheel of gedeeltelijk opklapbaar - neerklapbaar zou een betere benaming zijn, want een deel of de helft van het tafelblad werd naar beneden geklapt.


Middenpaneel van de Mérode Triptiek door de Meester van Flémalle ca 1425.
De tafel steunt op twee poten met een gotisch profiel aan de voorkant en een rechte achterkant, omdat het tafelblad daartegen kon neergeklapt worden. In de hoge open haard merk je een houten vuurscherm met tochtgaatjes (ter bescherming tegen vonken) tussen twee metalen vuurbokken die dienen om een horizontale braadspit te ondersteunen (p.38).

 

De tekening rechts is afkomstig uit het boek van Rien Poortvliet De tresoor.


Ook hier bestaan nog moderne varianten. In mijn keuken staat een Ikea-tafel die je via scharnieren kunt openklappen en 90° draaien, waardoor de oppervlakte van het tafelblad verdubbelt. Dit type is misschien al eeuwen ouder; dat is echter niet duidelijk te onderscheiden op oude afbeeldingen.

Een verrassing voor mij was de vermelding in boedelbeschrijvingen van muggennetten uit laken of zijde (p. 69). Zij werden blijkbaar gebruikt zoals de huidige klamboe. Als je weet wat een plaag muggen in de zomer kunnen vormen!

Scheermessen waren uitklapbaar, met een langwerpig lemmet, zoals ze zeker al van in de Romeinse tijd bestonden en zoals mijn vader nog wette op een brede lederen riem als hij zich extra glad wilde scheren voor een feestdag.

 



Over spiegels is hij opvallend kort: uit boedelbeschrijvingen valt meestal niet op te maken of het over de ouderwetse metalen handspiegels gaat of over de recente glazen bolle spiegels zoals die je op Het huwelijk van Arnolfini (1434) van Jan van Eyck ziet verschijnen (3). Vele tientallen eeuwen namelijk, sinds de oude Egyptenaren, waren spiegels gemaakt uit gepolijst metaal: koper, brons, goud en zilver. Pas in van Eycks tijd slaagden glasblazers erin kleine, bolle spiegels te vervaardigen. Die waren duur, en dus weer eens een statussymbool.

Vuur maken was een bijzonder omslachtige activiteit: met een ijzeren vuurslag slaan tegen een vuursteen, om vonken op te wekken die op een tondel vielen, bestaande uit vodden of gedroogd mos, waarna de smeulende vonken voorzichtig dienden aangeblazen. De ordeketen van de exclusieve Orde van het Gulden Vlies (door Filips de Goede gesticht in 1430) was onder meer samengesteld uit gouden vuurslagen.
Sinds 14de eeuw bestonden er houten, in zwavel gedoopte stokjes, die aangestoken aan smeulende tondel, het vuur sneller konden overbrengen naar het aanmaakhout in de haard (p. 96). Dit zijn de voorouders van onze lucifers. Denk aan Het meisje met de zwavelstokjes, het Oudejaarsavondsprookje van de Deense sprookjesauteur Hans Christian Andersen (1805-1875).
In feite is dit nog steeds het principe van de hedendaagse aansteker, maar dan met benzine of gas in plaats van tondel.

Haarden. Voor het Joos de Rijcke-project schreven wij: ‘Opvallend is dat in onze streken de kacheloven niet voorkwam. Deze deugdelijke gesloten, meestal gemetselde verwarmingsinstallatie vind je overal in Centraal-, Noord- en Oost-Europa. In Bruegels tijd werd hij vaak bezet met fraaie tegeltjes in majolica, later in porselein.
Bij ons werd uitsluitend de open haard gebruikt, met zijn inefficiënt groot houtverbruik en even groot warmteverlies. Op de paneelschilderijen kan men zien dat de schouw ook in nederige woningen een statussymbool was: monumentaal en indrukwekkend.
Open haarden verspreidden de warmte onvoldoende door de kamer. "Van voren bak je, van achter bevries je", verzuchtte een tijdgenoot.’
Dat bleek dus niet te kloppen voor Noordoost-Nederland, maar ook voor sommige kastelen meer in het zuiden (in het bijzonder wanneer de eigenaar kennis had gemaakt met de kacheloven, via grondbezit of kennissen in het buitenland).

Kachelovens (waarover Dubbe trouwens eerder een aantal publicaties schreef) vond je onder meer in Deventer en Zwolle in grote huizen als badstoven, niet in gewone woningen.

Over de Paternoster oftewel rozenkrans (katholiek gebedssnoer) leer ik helaas niets bij wat je al niet kon lezen op deze site in Retabels: de hemel op aarde (5).

Om te besluiten, een lang niet gebruikte aansporing: hoort thuis in elke openbare bibliotheek.


Noten

1. Begeleid zelfstandig leren, zie: Dupon, W., Historische vorming. (Leer)doelgericht en onderzoekend leren. (Cahiers voor Didactiek), Leuven, Wolters Plantyn & KULeuven, 1998 & talrijke recentere bijdragen op Histoforum.

2. Joos de Rijcke-site
De Joos-site wordt nog steeds bijgewerkt. Het uitzicht doet nu, begin 2016, wat ouderwets gedateerd aan. Dat blijft zo ongewijzigd: ze wordt nog gebruikt in de klas en bij lerarenopleiding om leerlingen en jonge collega’s opmerkzaam te maken op de zeer snelle evolutie van het internet sinds 2000.

3. Van Eyck als informatiebron via zijn schilderij Het echtpaar Arnolfini en Bouwen en wonen – Interieurs.

4. Duby, G. (red.), Geschiedenis van het persoonlijk leven. Dl. 2: Van het feodale Europa tot de renaissance, Amsterdam, Agon, 1988, 558 blz.

Poortvliet, Rien, De tresoor, Kampen, Kok, 1991.

Weyns, J.,Volkshuisraad in Vlaanderen, 4 dln, Beerzel, 1974, 2024 blz. - fotografische herdruk: 1999.

Weyns, J., Bokrijk. Tuin van de Vlaamse Volkskultuur. (Vlaamse Pockets 44), Hasselt
Heideland, 1961. Ooit nog gebruikt als handboek voor lessen volkskunde in hoger onderwijs Toerisme als voorbereiding op een groepswerk ‘gidsen in Openluchtmuseum Bokrijk’.

Van Clemen, S. e.a., Achter de traditie. Op zoek naar een levend verleden. Leven en werk van Jozef Weyns, Antwerpen, Provinciebestuur, 2008.

5. Retabels: de hemel op aarde, helemaal achteraan: Gebedsnoten: in de coulissen van de kunstgeschiedenis.

Jos Martens, januari 2016