Vladimir Fedorovski. Le roman vrai de la Manipulation.Ivan le
Terrible, KGB, CIA … tous les secrets de la manipulation. ISBN
978-2-0814-0571-4 / Paperback / 255 pagina’s / Uitgeverij
Flammarion, Parijs / nov. 2018. 20,90 €
Ivan de Verschrikkelijke
De schrijver werkte gedurende 20 jaar in het Kremlin voor verschillende Russische leiders, van Brezjnev tot Gorbatsjov. Elk jaar schrijft hij minstens één boek waarin Rusland een grote rol speelt.
Inhoud
Ivan de Verschrikkelijke
Hij
begint met uit te leggen wat manipulatie is en trekt daarvoor
naar de 6de eeuw v.C.: Soen Tsoe/Sun Tzus (544-496), die in zijn
“Kunst van het oorlogvoeren” al stelde: “Verdeel en heers”. Dat
principe is dus niet bedacht door Philippus van Macedonië en ook
niet door de Romeinen.
Tijdens de Koude Oorlog bereikten manipulatie en desinformatie
hun hoogtepunt, met het Kremlin als onbetwiste meester en de
Amerikanen als nummer twee: zij lanceerden in 1964 de
Vietnamoorlog na de zogenaamde Noord-Vietnamese aanval op
Amerikaanse oorlogsschepen in de baai van Tonkin. Toch verscheen
het woord ‘desinformatie’ pas rond 1980 in de woordenboeken.
Erger was nog de leugen van 2003 over de
massavernietigingswapens die in Irak nooit gevonden zijn. Die
oorlog zorgde voor langdurige chaos in de regio, waarvan I.S.
kon profiteren om er vreselijke wandaden aan te richten.
Deel I gaat vooral over Rusland van Ivan IV tot nu. Dat deel
neemt veruit het grootste deel in beslag (p.17-192). Deel II is
veel korter, het gaat vooral over de VSA met o.a. de tweets van
Trump, maar eindigt bij Skripal, dus toch weer bij de Russen.
Ivan IV de Verschrikkelijke, die in 1547 tsaar werd met
goddelijk recht, bedacht de legende dat de halsband, scepter en
kroon die hij droeg, afkomstig waren van keizer Constantijn en
dat Moskou dus het derde Rome was, nadat het eerste en het
tweede gevallen waren. De orthodoxe kerk steunde hem daarin. Hij
gedroeg zich bizar, doodde zelfs zijn zoon en de metropoliet,
maar Stalin verheerlijkte hem als een uitzonderlijk staatsman.
Catharina II (1762-1796) correspondeerde met de grote denkers
van de Verlichting. Voltaire beweerde dat ze groter was dan
Solon, Hannibal en Lodewijk XIV. Ze voegde de Krim ‘voor eeuwig’
bij Rusland.
De Ochrana (opgericht in 1884) was de geheime dienst van de
laatste twee tsaren; hij veroorzaakte zelf meer dan 80 aanslagen
tussen 1893 en 1908, om de socialisten-revolutionairen in een
slecht daglicht te stellen.
De vervalste ‘Protocollen van de wijzen van Sion’(1901), ook
bedacht door de Ochrana om het antisemitische imago van Rusland
te verbloemen, waren eveneens een voorbeeld van manipulatie,
bedoeld om de 5 miljoen Russische Joden in een slecht daglicht
te stellen, bovenop de vele pogroms en discriminaties. Volgens
die protocollen hadden de Joden en de vrijmetselaars een plan om
samen de wereld te veroveren. De nazi’s en de Arabische leiders
en bewegingen zoals Hamas misbruik(t)en ze om Israël te
discrediteren.
De echte manipulatie begon met de bolsjewieken. Lenin beloofde
van alles aan de boeren en de arbeiders, maar het werd zijn
dictatuur over hen. Tegenstanders werden in grote aantallen
afgemaakt of verbannen naar de goelag. De boeren kregen geen
grond en in plaats van het beloofde brood, kwam er hongersnood
met 5 miljoen doden. Fedorovski denkt dat Lenin in 1923 niet
meer in staat was om een testament op te stellen en dat het dus
een vervalsing was van de Kremlin-top: Trotski, Zinovjev en
Boecharin, met Kroepskaja als medeplichtige. Het testament moest
geheim blijven, maar het werd al in 1925 bekend gemaakt in de
VSA en in 1927 gaf Stalin het bestaan ervan toe. Later
liquideerde hij de drie bedenkers.
Stalin beloofde de koers van Lenin voort te zetten, maar koos
voor socialisme in één land i.p.v. wereldrevolutie. Trotski werd
verbannen en uiteindelijk op bevel van Stalin in 1940 vermoord
in Mexico. Die moord wordt hier in detail beschreven.
Stalin werkte hard en las zeer veel: Fedorovski mocht zijn
bibliotheek van 20.000 geannoteerde boeken inkijken. Het volk
beïnvloeden gebeurde vooral via de films van Eisenstein en de
indoctrinatie van de Pravda. Fedorovski spot met
fellow-travellers zoals Rolland en Aragon, de ‘nuttige idioten’
die in het Westen reclame maakten voor Stalin en voor de SU.
Kritiek van dichter Osip Mandelstam op Stalin werd bestraft met
verbanning en dood. In 1943 zorgde geheim agent Agayants ervoor
dat De Gaulle bondgenoot werd van Stalin. In 1967 haalde hij
Frankrijk uit de NAVO.
In 1954 gaf Chroesjtsjov zelf opdracht aan de KGB om voor
desinformatie te zorgen in de vorm van vervalste documenten,
geruchten, halve waarheden en chantage via aantrekkelijke
vrouwen. Voor de rest faalde hij op vele punten en veroorzaakte
hij in 1962 bijna een kernoorlog.
In 1961 onthulde de raadselachtige overloper Anatoly Golitsyn de
namen van de Britse en andere spionnen zoals Kim Philby, die
voor de Russen werkten.
Topspion Victor Louis (1928-1992) verspreidde een vals interview
met Solzjenitsyn, waarin deze nostalgie naar de nazi’s toonde en
valse memoires van Svetlana, toen deze in 1967 uit de SU
vluchtte. Hij beschuldigde dissidenten van een bomaanslag in de
Moskouse metro, waardoor de overheid een voorwendsel had om ze
strenger te vervolgen. En na de breuk met China schreef hij
artikels over het Gele Gevaar, maar die hadden een omgekeerd
effect: Chroesjtsjov begon toenadering te zoeken tot de VSA.
Zijn desinformatie-artikelen werden gepubliceerd in westerse
kranten.
De Nederlandse Mata Hari, Maleisisch voor ‘zon’, in feite
Margaretha Zelle, 1876-1917, wordt hier uitvoerig getypeerd als
een model van manipulator en als dubbel agent voor zowel
Duitsland als Frankrijk in WO I. De Fransen executeerden haar in
1917. De Sovjets namen haar als voorbeeld voor hun ‘zwaluwen’,
d.w.z. mooie vrouwelijke spionnen, die het bed deelden met
westerlingen.
Een ander voorbeeld van zelf-manipulatie was het rakettenplan
van Andropov (1982-83), die zichzelf wijsgemaakt had dat Reagan
Pershing-raketten naar de SU zou sturen met zijn Strategic
Defence Initiative. In een sfeer van paranoia werd in september
1983 een Koreaans vliegtuig neergehaald, in de overtuiging dat
het spioneerde. Reagan dreef de kosten van de bewapening dan zo
fel op dat de SU, met een economie van slechts 1/6de van de
Amerikaanse, niet meer kon volgen. Gorbatsjov zag dat in en
maakte een einde aan de Koude Oorlog. Bij zijn bezoek aan
Canada, samen met Alexander Jakovlev in 1983, bedacht hij de
woorden perestrojka en glasnost. Toen Andropov bijna dood was,
vroeg hij aan Gorbatsjov om hem op te volgen, maar het werd
Tsjernenko. Fedorovski beschrijft de manipulaties die Jakovlev
nodig had om Gorbatsjov op de troon te krijgen en zijn
tegenstander Romanov in een slecht daglicht te stellen.
De perestrojka, letterlijk verbouwing, hield in: totale
hervorming van het politiek en economisch systeem, vrije
verkiezingen met meerdere partijen, persvrijheid, onafhankelijke
rechters en meer economische vrijheden. De glasnost zorgde voor
de rehabilitatie van dissidenten zoals Sacharov en Solzjenitsyn.
Volgens Fedorovski profiteerden de leden van de nomenclatura
toen van de wanorde om zich te verrijken met honderden miljarden
dollars. Ik dacht altijd dat dit vooral tijdens Jeltsin
gebeurde. De KGB greep in en verkondigde dat Jakovlev een agent
was van de CIA en in die hoedanigheid de perestrojka had
opgezet. Maar Gorbatsjov ging niet in op de eisen van de KGB om
Jakovlev te ontslaan. De kernramp van Tsjernobyl kostte
onmiddellijk het leven aan 9.000 mensen en besmette minstens 11
miljoen mensen in Wit-Rusland, Oekraïne, Rusland, Scandinavië en
zelfs Frankrijk. Pas drie weken na de ramp sprak Gorbatsjov
erover op tv. Eerdere en gelukkig kleinere rampen in 1954, 1957
en 1978 zijn volgens Fedorovski verzwegen (p.164-165).
Gorbatsjov liet toe dat mensen emigreerden: ook dit was nieuw. 1
miljoen Joden trokken naar Israël en daarna vele Oost-Duitsers
naar West-Duitsland. De DDR viel in elkaar, de SU volgde in
1991.
De meeste Russen betreuren nu niet de val van het communisme,
maar wel die van het grote Sovjetrijk en verachten zowel
Gorbatsjov als Jeltsin. Maar dankzij Gorbatsjov verliep die val
vreedzaam, zonder bloedbad. Hij blijft dus een historische
figuur voor Rusland.
Tijdens Jeltsin werden de bedrijven geprivatiseerd. Leden van de
oude nomenclatura verrijkten zich met massale export en zetten
tussen 1991 en 2000 ruim 200 miljard $ op buitenlandse
rekeningen (p.170). Zeven oligarchen, onder wie Berezovski,
Chodorkovski en Potanin, controleerden 50% van de rijkdom van
het land (p.173). In 1996 overtuigde Berezovski de andere
oligarchen en de Amerikanen ervan om Jeltsin te steunen met 140
miljoen $ en om met een Amerikaans communicatieteam de
verkiezingen te kunnen winnen tegen de communisten. Anders
hadden die gewonnen en werd de klok weer teruggedraaid.
Poetin kwam aan de macht dankzij Berezovski, maar maakte dan
komaf met de oligarchen. Hij confisqueerde hun bezit,
Chodorkovski werd van 2005 tot 2013 opgesloten in Oost-Siberië,
Berezovski eindigde zijn leven in 2013 in Londen door zelfmoord.
Deel I eindigt met de verkiezing van Poetin tot president in
2000.
Deel II gaat over de kunst van het manipuleren. Hiervoor
verwijst de auteur naar Noam Chomsky, zelf manipulator door te
doen alsof Lenin en Trotski geen misdaden begingen, terwijl de
goelag, de massaterreur en de uithongering bij die twee
begonnen. Fedorovski somt de tien strategieën van Chomsky op en
verwijst ook naar George Kennan, specialist in Sovjetzaken en
bedenker van containment (indamming) van het communisme.
Dan volgt een lang verhaal over Boris Pasternak, zijn roman Dr.
Zjivago en de Nobelprijs die hij moest weigeren van het regime.
Fedorovski beschouwt hem en anderen (Hannah Arendt, Isaiah
Berlin, George Orwell) ook als slachtoffers van de manipulatie
van de CIA.
De ergste Amerikaanse leugen was die uit 2003 over de chemische
en biologische wapens van Saddam Hoessein (p.223 e.v.). Ze
zorgde voor een half miljoen doden en een ontredderd land, dat
later ten prooi zou vallen aan IS.
Dan volgen nog een serie voorbeelden van noodlottige Amerikaanse
inmengingen tussen 1953 en 2003 in Iran en andere landen. Ook
van de SU geeft hij een lijstje met o.a. de inmenging in de
verkiezing van Trump in 2016. Poetin verkoos de pragmatische
zakenman Trump boven Hillary Clinton, vertegenwoordiger van het
dogmatische establishment.
Maar die inmenging was peanuts vergeleken met het maandenlang
afluisteren door de CIA van de geheime telefoongesprekken tussen
Gorbatsjov en de leden van het Politburo.
Hij stipt ook aan dat Poetin geen enkel belang had bij het
vergiftigen van de gepensioneerde Skripal vlak voor de
presidentsverkiezingen en de wereldbeker voetbal. En dat de
Russen voorstelden om samen met de Britten een onderzoek in te
stellen, maar dat voorstel werd verworpen om Poetin te kunnen
diaboliseren. Anderzijds is het ook zo dat er genoeg
camerabeelden bestaan van twee Russen die “de kathedraal van
Salisbury gingen bezoeken”.
Poetin manipuleert en verspreidt fake news met de kennis van een
geroutineerde KGB-er, Trump is kampioen in de alomtegenwoordige,
niet-beheerste manipulatie. De lezer/luisteraar moet dus
permanent alert zijn om er niet in te trappen en om te beseffen
dat het vervalste nieuws uit vele hoeken kan komen.
Fedorovski heeft weer met een stevige feitenkennis een pittig
boek geschreven, met veel ‘petites histoires’. Maar inhoudelijk
weegt het minder zwaar dan zijn vorige boeken over
Sint-Petersburg, Poetin en het Kremlin. Er staan veel eigennamen
in, maar geen register. En één foutje: Hongarije “1954”(p.229)
moet 1956 zijn. Het boek had ook wat steviger gebonden mogen
zijn.
Jef Abbeel, december 2018.