Waar is Johny? De zoektocht naar een Congolese Belg in Dachau. Wannes Peremans. Uitgeverij Borgerhoff&Lamberigts, Gent, november 2022.198 pagina’s, foto’s, bibliografie; ISBN 978-94-639-3863-1, € 22,99.
Waar is Johny? De zoektocht naar een Congolese Belg in Dachau
Johny Vosté (1924-1993) werd geboren in Nizi, Belgisch-Congo.
Hij verbleef tussen 1942 en 1945 in verschillende kampen van de nazi’s en leefde
na de bevrijding verder In Mechelen, waar hij sinds 1927 gewoond had. Hij was
één van de weinige zwarten of half-zwarten in Dachau.
Daar zaten tussen 1933 en 1945 ca. 200.000 dwangarbeiders, van wie er 60.000
gestorven zijn.
Inhoud
Waar is Johny? De zoektocht naar een Congolese Belg in Dachau
Johny
werd in 1924 geboren in Congo uit een Congolese moeder (Fatuma,
huishoudster, 18 jaar) en een Belgische vader (timmerman, 41
jaar).
Toen hij drie jaar oud was, nam zijn vader hem mee naar België.
Zijn moeder werd achtergelaten en ze hebben mekaar nooit meer
gezien.
De schrijver veronderstelt dat zijn moeder nog lang de vraag
gesteld heeft: “Waar is Johny?” Idem voor de vader, toen Johny
in een kamp zat. Vandaar de titel van het boek (p. 73).
Van 1930 tot 1942 zat hij op internaten in Brussel. Eerst op een
Franstalige lagere school, dan op een middelbare. Hij kon dus
nog geen piloot zijn, zoals de auteur even laat uitschijnen op
p. 25, maar hij ontkent het zelf op het einde.
Tegelijk zat hij in 1941-42 in Mechelen in het verzet, de reden
voor zijn deportatie op 13 mei 1942.
Dankzij zijn talenkennis mocht hij er als tolk optreden. Hij
slaagde erin zijn vriend Jean Volckaerts te redden van de
gaskamer en anderen van de hongerdood. Johny was niet de enige
half-zwarte in het kamp. Er was ook nog een Grieks-Eritrese
gevangene (p. 135) en een paar andere niet-blanken van wie geen
foto beschikbaar is (p. 157).
Peremans beschrijft hoe de gevangenen hun dagen moesten
doorbrengen, hoe ze behandeld werden, hoe ze op zondag de mis
vierden met een pastoor uit Laken en hoe ze op 29 april 1945
bevrijd werden.
Na de oorlog trouwde Johny met Rosa Hendrickx. Het koppel bleef
kinderloos. Johny was vooral geliefd in het Mechelse
uitgangsleven en aan de Costa Brava als vrolijke dandy, zanger
en charmante danser. De auteur zegt niet hoe hij een appartement
in Spanje kon kopen zonder veel te werken en ook niet waarom
Johny nooit op zoek ging naar zijn moeder in Congo. Omdat hij
leed aan tuberculose, moest hij veel tijd doorbrengen in
sanatoria, maar desondanks bleef hij kettingroken.
Peremans schrijft in de ik-vorm en citeert zijn dialogen
letterlijk. Hij is een vlotte en aangename
verteller. De volgorde is verre van chronologisch, maar eerder
chaotisch: we vernemen zijn datum van overlijden op p. 28, zijn
geboortedatum pas op p. 70 en zijn schooltijd wordt op p. 74
verhaald.
Ik mis ook een kaart van Congo (niet iedereen weet Ituri en
Kilo-Moto liggen) en ook een kaart van de Duitse kampen die hier
genoemd worden (Esterwegen, Mauthausen, Dachau e.a.).
De auteur legt wel goed uit wat het verschil was tussen
concentratie- en vernietigingskampen, wat Nacht und
Nebel-gevangenen waren, waarom Duitsland overging tot verplichte
tewerkstelling.
De bibliografie achteraan is te beperkt. Interessante titels die
in het boek voorkomen, staan niet vermeld. Enkele voorbeelden:
Ward Adriaens, “Partizaan Storms”(p. 93); Bruno Furch, “Allen
Gewalten zum Trotz” (p. 136); Clarence Lusane, “Hitler’s Black
Victims” (p. 137); Edgar Kupfer-Koberwitz, “Dachauer Tagebücher”
(p. 158-172). Deze laatste was Duitser, maar slachtoffer, geen
dader.
Peremans heeft zijn zoektocht grondig uitgevoerd, ook in
gespecialiseerde archieven in Duitsland en Amerika. Hij vertelt
niet enkel over Johny, maar ook over het verzet, de kampen, het
naoorlogse racisme in België. Hij heeft de bijna anonieme Johny
uit de vergetelheid gehaald. Deze bleef, ondanks zijn lijden in
de kampen, een vrolijk en optimistisch man die zonder wrok door
het leven ging.
Jef Abbeel, Turnhout, januari 2023
www.jefabbeel.be