Serhii Plokhy, Het Verloren Koninkrijk. De geschiedenis van Rusland van 1470 tot heden. Uitgeverij Spectrum, Houten / Lannoo, Tielt, 2018. 496 p.; kaarten, noten, bibliografie, register. ISBN 978-90-00-36078-9; € 29,99.

 

Het verloren koninkrijk

De auteur van dit boek is Oekraïner en professor Oekraïense geschiedenis in Harvard. De Russisch-Oekraïense oorlog van 2014 zette hem aan tot het schrijven van deze cultuurgeschiedenis. Hij gaat terug tot het middeleeuwse Kiev-Roes o.l.v. grootvorst Vladimir (980-1015), dat de voorloper vormde van het latere Russische nationalisme. Veel aandacht gaat naar de sterkste leiders, van Ivan III (1470) tot Stalin en Poetin, die elk op hun manier het Russische territorium uitgebreid hebben, ten koste van o.a. Oekraïne of “Klein-Rusland”.

Het verloren koninkrijk. De geschiedenis van Rusland van 1740-heden

Het boek begint met de inhuldiging van het grote standbeeld voor Vladimir in Moskou door Poetin in 2016, waarmee Poetin zich erfgenaam toonde van het Kievse rijk. Het bijeenbrengen van de “Roeslanden” bereikte kortstondig zijn hoogtepunt in de jaren 1945-1991.
De kernvraag van dit boek is: bestaat de Russische natie enkel uit etnische Russen binnen en buiten de grenzen van Rusland of omvat ze ook Oekraïners en Wit-Russen ?


Het historisch overzicht begint in 1472: toen trouwde Ivan III van Moskou met Sophia, nicht van de in 1453 gesneuvelde Byzantijnse keizer Constantijn XI. Tijdens Ivan maakte Moskou zich onafhankelijk van de Mongolen, die meer dan 200 jaar de baas waren geweest. Hij veroverde ook Novgorod in 1478. Ivan IV (de Verschrikkelijke) was de eerste die de titel tsaar kreeg(1547). In 1552 veroverde hij Kazan, in 1556 Astrachan, waardoor Moskovië voortaan de Wolga-handelsroute controleerde. Maar toen hij in 1584 stierf, zat zijn land economisch aan de grond en was het verwoest door oorlog en terreur. In 1654 – 1655 veroverde Moskovië de Oekraïense en Wit-Russische gebieden. In 1709 versloeg Peter de Grote de Zweden bij Poltava(nu Oekraïne). Hij kreeg in 1721 van de Senaat en de Synode de eretitels “de Grote” , “Vader des Vaderlands” en “Al-Russische keizer”. Tijdens Catharina de Grote (1762-1796) werd Polen verdeeld onder Rusland, Oostenrijk en Pruisen: Rusland kreeg 66 % (120.000 km²), Pruisen en Oostenrijk elk 17 % (bijna 50.000 km²). De Poolse adel weigerde mee te werken met de Russen. Napoleon kreeg bij zijn invasie van 1812 massale Poolse hulp: 100.000 Polen of 1/6de van zijn leger.

 

Na het Congres van Wenen bleef Polen grotendeels bij Rusland en de Russische historicus Karamzin vond dat normaal. In 1831 bedacht Sergej Oevarov, minister van Onderwijs, de drie-eenheid orthodoxie-autocratie-nationaliteit. Na de Poolse opstand van 1830-1831 besloot tsaar Nicolaas I de Poolse provincies te Russificeren en ook Kiev, dat toen overwegend Pools en Joods was. De overheid probeerde ook katholieken op te nemen in de orthodoxe kerk. Vanaf 1847 kende ook Oekraïne of Klein-Rusland een onafhankelijkheidsbeweging, die haar oproepen wel in het Russisch deed. De Russische overheid bleef het gebruik van het Oekraïens verbieden in kerken en scholen, onder de boeren en het gewone volk. De tsaar nam ook maatregelen tegen de Oekraïnofielen, die in Oostenrijks Galicië wel met rust gelaten werden. Russofielen waren daar niet meer welkom en emigreerden naar Rusland. De laatste tsaar Nicolaas II kreeg te maken met veel tegenslagen in binnen- en buitenland, de revoluties, de vraag om het Oekraïens te erkennen als taal , wat gebeurde in 1906, ook voor het Wit-Russisch.

 

Maar het Oekraïens werd nog niet toegelaten in het onderwijs en de rechtspraak. In 1914 leek de tsaar de revoluties met succes te hebben overleefd. Maar dan kwam de 1° W.O. Het Russisch nationalisme leefde hevig op, men hoopte Galicië en andere “Russische” gebieden af te pakken van Oostenrijk. De tsaar bezocht Lviv in het veroverde Galicië, maar de Duitsers verdreven de Russen en Rusland verloor ook Polen, Wit-Rusland en de Baltische provincies. De oorlog putte heel de economie uit. In februari 1917 was er grote voedselschaarste, volksprotest, muiterij in het leger. De Doema vroeg de tsaar af te treden. Er kwam een Voorlopige Regering, met de instemming van de socialistische sovjet van Petrograd. Die regering kondigde allerlei vrijheden af, maar geen autonomie voor Oekraïners en Wit-Russen. De Russische revolutie dan: de auteur beklemtoont dat één aspect altijd versluierd werd: de revolutie van de naties, want volgens hem kwamen ook de Oekraïners en Wit-Russen in opstand. Lenin erkende hun opstand, totdat de Kievse politici de staat Oekraïne uitriepen: dan was het volgens Lenin een contrarevolutie(260). Zijn troepen veroverden Kiev o.l.v. Moeravjov in januari 1918 en installeerden er hun rode terreur, met 5.000 doden. Ook Wit-Rusland had in december 1917 zijn eigen congres (Rada) bijeengeroepen en in maart 1918 zijn onafhankelijkheid uitgeroepen. In november 1920 heroverden de bolsjewieken de Krim, slachtten er 50.000 “Witte” officieren en soldaten af en herstelden de onverbreekbare unie. Op 30 december 1922 werd in het Bolsjoj-theater de USSR of SU opgericht, zonder de verlamde Lenin, o.l.v. Stalin.

 

Deze was een aanhanger van het Russisch chauvinisme, maar desondanks promootte hij de Oekraïnisering, totdat hij in 1929 wantrouwig werd en honderden Oekraïense intellectuelen liet aanhouden en overging tot russificatie. In 1932 veroorzaakte hij dan ook nog de Grote Oekraïense Hongersnood met 4 miljoen doden door de gedwongen collectivisatie en de extreme graanopeisingen. Deze gingen gepaard met een genadeloze klopjacht op de politieke elite en op de Oekraïense taal en cultuur, zodat vele Oekraïners nu spreken van een genocide, een term die volgens Anne Applebaum(“Rode Hongersnood”) overdreven is. Die zuiveringen gingen ook gepaard met vele zelfmoorden van Oekraïense intellectuelen (321). Doordat Stalin een einde maakte aan de “autochtonisering”, werden in de jaren ’30 grote massa’s Oekraïners en Wit-Russen gerussificeerd. Het niet-Russische nationalisme werd gezien als het grootste gevaar voor het Sovjetregime. Boecharin verzette zich tegen Stalins Russisch nationalisme en werd in 1938 geëxecuteerd. De Grote Terreur zorgde trouwens voor meer dan 600.000 executies en miljoenen deportaties naar de werkkampen. Sovjetburgers van vreemde afkomst waren de eerste slachtoffers: Duitsers, Polen, Japanners. Meer dan 55.000 etnische Duitsers werden beschuldigd van spionage, 42.000 werden meteen geëxecuteerd. Idem voor 140.000 Sovjet-Polen, van wie 110.000 doodgeschoten werden. 335.000 niet-Russen werden aangehouden, 250.000 van hen werden doodgeschoten(337). De auteur zegt niets over de moord op Kirov, die de aanleiding vormde tot de terreur.


Op 23 augustus 1939 kwam von Ribbentrop naar Moskou om het niet-aanvalspact te tekenen. In het geheime bijvoegsel stond dat beide landen Polen zouden verdelen. Bij de Russische inval in Polen, op 17 september 1939, beweerde Molotov dat het Rode Leger de Oekraïners en Wit-Russen in Polen ging beschermen(342). Plokhy zegt dat de etnisch-Poolse elite massaal gearresteerd en naar Siberië verbannen werd. Hij kleeft er geen cijfer op: het zou gaan om 1,8 miljoen Polen. Oekraïense intellectuelen moesten zorgen voor de “ontpolonisering” van bestuur, onderwijs, cultuur en universiteiten (348).


Op 22 juni 1941 viel Hitler toch de SU binnen, met rampzalige gevolgen voor de Russen in het eerste jaar. Plokhy zegt niets over de twee vredesvoorstellen van Stalin aan Hitler: één in oktober 1941, één in februari 1942. Uiteindelijk won Stalin de oorlog, met de hulp van de Amerikanen en de Britten en kreeg hij Oost-Europa erbij.
Dan gaat Plokhy meteen naar 1953, de dood van Stalin. Beria stopte de antisemitische campagne, liet Joden vrij, o.a. de vrouw van Molotov, die 4 jaar in de cel had gezeten ! Maar dan werd hij zelf op bevel van Chroesjtsjov doodgeschoten. In 1954 vierde men dat Oekraïne 300 jaar bij Rusland was en gaf Chroesjtsjov de Krim cadeau aan Oekraïne. De door Stalin gedeporteerde Tataren mochten nog niet terugkeren.
In zijn destalinisatiespeech sprak Chroesjtsjov over vele wreedheden van Stalin op Russen, maar niet over de moorden op en verbanning van andere nationale minderheden. Hij viel ook de kerk aan: de helft van de orthodoxe parochies werden opgeheven, 31 van de 47 kloosters werden gesloten (371).


Dit was een zware klap voor de religieuze component van de Russische identiteit. De russificatie ging verder: het Russisch werd de enige voertaal in de meeste scholen en universiteiten en van alle goedbetaalde banen, ten koste van het Wit-Russisch en Oekraïens. Plokhy zegt dat Oekraïense nationalistische intellectuelen naar de goelag verdwenen, maar hij zegt niet hoeveel.


In 1970 sprak 76 % van de Sovjetbevolking vloeiend Russisch. Dat aantal steeg nog tot 1989, toen 69 miljoen niet-Russen ook Russisch spraken. Maar de rekruten uit Centraal-Azië en de Kaukasus kenden onvoldoende Russisch. Plokhy vergeet hier de vele Oostblokkers, die Russisch als enige vreemde taal moesten aanleren.
Vanaf Gorbatsjov veranderde er veel in de SU en daarbuiten. In 1989 vonden de eerste vrije verkiezingen plaats sinds 1917, de desintegratie begon in de Baltische landjes en dan in Rusland zelf, dat in 1990 zijn eigen aparte communistische partij eiste en kreeg voor de 145 miljoen Russen op 286 miljoen Sovjetburgers. Jeltsin werd in 1990 gekozen tot voorzitter van het parlement van de Russische federatie, die voor 82 % etnisch-Russisch was. In juni 1991 werd hij gekozen tot president, terwijl Gorbatsjov nog president was van de SU. Plokhy schrijft dat Jeltsin verrast was door de staatsgreep van augustus 1991, maar dat klopt wsch. niet: zowel hij als Gorbatsjov waren gewaarschuwd door o.a. Sobtsjak en Fedorovski. Jeltsin nam dan de macht over van Gorbatsjov. Op 24 augustus 1991 verklaarde Oekraïne, de grootste republiek na Rusland, zich onafhankelijk van de Unie. De andere republieken volgden. Jeltsin stuurde een delegatie naar Kiev om de Unie te behouden, maar de Oekraïners jouwden Sobtsjak uit . Solzjenitsyn, zoon van een Russische vader en Oekraïense moeder, betreurde de scheiding. Jeltsin erkende wel de onafhankelijkheid van de Baltische landen, tegen de zin van de talrijke Russische minderheden daar. In december 1991 hief hij de SU op en vormde met Oekraïne en Wit-Rusland het G.O.S. 30 miljoen Russen leefden voortaan buiten de grenzen van Rusland, vooral in de Baltische landen, in Oekraïne en Kazachstan. In 1993 onderdrukte hij de oppositie met geweld. In 1994 riepen de Tsjetsjenen hun onafhankelijkheid uit. Het Russische leger kon hen niet verslaan. In 1997 erkende Jeltsin de grenzen van Oekraïne en beloofde hij de pro-Russische separatisten op de Krim niet meer te steunen (414).


Op 31 december 1999 droeg Jeltsin de macht over op premier Poetin. In 2000 liet Poetin het Sovjetvolkslied uit 1943 aanpassen voor Rusland: i.p.v. naar Lenin en de CPSU, werd er nu verwezen naar God. In 2004 steunde hij Janoekovitsj tegen de prowesterse Joestsjenko, die zelfs vergiftigd werd. De oranjerevolutie(oranje was de kleur van de kiescampagne van Joestsjenko) brak uit toen de kiescommissie beweerde dat Janoekovitsj gewonnen had. Er werd opnieuw gestemd, Joestsjenko won, wat een nederlaag was voor Poetin. Hij maakte het Oekraïne moeilijk met hogere prijzen voor aardgas. In 2008 viel Rusland binnen in Georgië, om Abchazië en Zuid-Ossetië te steunen in hun separatisme. De Olympische Winterspelen in het subtropische Sotsji eindigden met Rusland op de 1° plaats, maar ze hadden 52 miljard dollar gekost, 4 keer het voorziene bedrag. Plokhy vergeet te zeggen dat Rusland nadien zwaar gestraft werd voor de georganiseerde doping.


Poetin had Chodorkovski en Pussy Riot vrijgelaten, maar Navalny werd gearresteerd, omdat hij beweerde dat de helft van die 52 miljard $ gestolen was. En vier dagen na de Spelen, annexeerde Rusland de Krim, tegen eerdere beloftes uit 1991 en 1997 in. Oekraïne had geweigerd zich aan te sluiten bij de Euraziatische Unie(2011) van Poetin. Onder druk van Poetin, had Janoekovitsj het associatieverdrag met de E.U. niet willen tekenen en was hij naar Rusland gevlucht. Poetin palmde dan de Krim in, als reactie op dat associatieverdrag. In het referendum van 16 maart 2014 zou 92 % van de Krim gestemd hebben voor aansluiting bij Rusland(436). De annexatie was de eerste in Europa sinds de 2° W.O. En Poetin kon niet bewijzen dat de Russen er gediscrimineerd werden. Maar zijn populariteit steeg van 66 naar 89 % ! Vanaf april 2014 destabiliseerden de Russische inlichtingendiensten en nationalisten ook de Russischtalige gebieden van Oost- en Zuid-Oekraïne, omdat de Russen er “bedreigd werden met genocide”. Hun doel was de opdeling van Oekraïne. De opstand in de Donets werd gefinancierd vanuit Moskou, dat ook Boek-raketten leverde. Eén daarvan schoot een burgervliegtuig neer met 283 (vooral Nederlandse) doden. De interventie kostte teveel aan de economie en aan het imago van Rusland. De Westerse sancties deden en doen de Russen veel pijn: het BBP daalde van 15.553 $ in 2013 naar 9.053 $ in 2015, de roebel verminderde in waarde, de inflatie steeg. Het imperiale idee van één grote Russische natie met Oekraïne en Wit-Rusland is verleden tijd: de afscheiding van Oekraïne toont aan dat Russen en Oekraïners niet één natie vormen. De aanhechting van het etnisch Oekraïense, maar Russischsprekende Zuidoosten, is mislukt.
De essentie van het Russische vraagstuk is nu: zal Rusland het “verlies” van Oekraïne accepteren (453) ? De toekomst van de Russische natie ligt volgens Plokhy niet in de terugkeer naar het verloren paradijs van de Oost-Slavische Kievse staat, maar in de vorming van een moderne burgerstaat in Rusland zelf.

Plokhy heeft een degelijke studie geschreven over de relaties tussen Russen en Oekraïners en in mindere mate ook over die met de Wit-Russen, met de nadruk op de natievorming, die uiteindelijk mislukt is. Zijn aandacht gaat vooral naar cultuur en godsdienst, minder naar politiek en nog minder naar economie. Hij beweert dat patriarch Kirill de Oekraïense orthodoxen nog onder het gezag van Moskou wist te houden, maar dat klopt niet: er zijn drie orthodoxe kerken in Oekraïne, enkel de grootste luistert naar Moskou en in 2017 heeft het parlement een wet gestemd die het mogelijk maakt om de banden met Moskou te verbreken.


De bibliografie is zeer uitgebreid, maar enkel Engelstalig. Ook de boeken die in het Nederlands bestaan, hebben hun Engelse titel behouden. En de vele titels die in 2017 verschenen zijn, staan er niet bij: dus geen Sebestyen of Courtois (biografie van Lenin), geen Anne Applebaum (Rode Hongersnood), geen Slezkine (Stalins Huis van de Regering) , geen Taubman (Gorbatsjov), geen Fedorovski (Poetin).


Soms geeft de auteur teveel uitleg over de theologische verschillen tussen orthodoxen en katholieken, tussen Moskou en Constantinopel. In de tekst zijn er geen verwijzingen naar de kaarten vooraan(p. 17-28). Bij Rapallo(290-291) vermeldt Plokhy de economische samenwerking, maar niet de geheime militaire overeenkomst tussen de Weimarrepubliek en de USSR. Er staan enkele drukfoutjes in: profiteerde(n) op p. 255, identificeerde(n) op 322, wilde(n) op 415, De Onze(n) op 489. Het anti-Komintern pact werd gesloten in 1936, niet in 1935 (324). Het register is zeer degelijk, maar op negen plaatsen heb ik het aangevuld. Plokhy is niet de beste vriend van Poetin: hij staat heel kritisch tegenover hem. Plokhy zegt dat Rusland Alaska verkocht aan de USA, omdat het geen geld had om het te verdedigen (174), maar Alaska werd niet aangevallen: de Amerikanen hadden niet graag dat de Russen via Alaska afdaalden naar Californië om goud te zoeken. Afgezien van deze details, is het een heel goed boek.

Jef Abbeel, juli 2018