Victor Sebestyen, Lenin. Leven en legende. Uitgeverij Spectrum,
Houten / Lannoo, Tielt, 2017. 717 p., kaarten, foto’s,
personages, noten, bibliografie, register. ISBN 978 90 00 35453
5; € 39,99.
Lenin. Leven en legende dagen
Victor Sebestyen (Boedapest,1956) vluchtte met zijn ouders uit Hongarije naar Engeland na het neerslaan van de Hongaarse revolutie. Over die revolutie schreef hij eerder al “Twelve Days”. Verder schreef hij ook : “1946-the making of the modern world” en “Revolution 1989”.
Inhoud
Lenin (1840-1924), een biografie
Sebestyen houdt van duidelijke taal. Al in zijn inleiding zegt hij : aan het mausoleum van Lenin schuiven nog altijd mensen aan, hoewel ze geen communisten zijn en weten welk onheil de man aangericht heeft. In 2011 heeft Poetin het mausoleum voor veel geld laten restaureren uit vrees voor instorting. Poetins grootvader was Lenins kok. Maar Poetin wil vooral tonen dat Rusland een sterke leider nodig heeft. En hoewel de archieven en de historici meer dan genoeg wreedheden en leugens over Lenin en zijn opvolgers hebben onthuld, blijven de scholieren leren hoe goed “opa Lenin” wel was. En zijn opvolger Stalin is in 2017 nog altijd de belangrijkste Rus uit de geschiedenis.
Het boek begint niet met de jeugd van Lenin, maar met zijn
staatsgreep. De Oktoberevolutie wordt altijd voorgesteld als
goed georganiseerd, maar Sebestyen beweert het omgekeerde: de
organisatie was slecht, maar de Voorlopige Regering was nog veel
onbekwamer (31). En het was zeker geen massale volksopstand: in
Petrograd waren maximaal 10.000 van de 2 miljoen inwoners erbij
betrokken. Er deden in 1927 veel meer mensen mee aan de film van
Eisenstein dan aan de bestorming van het Winterpaleis in
1917(39). En op het congres van de Sovjets in het Smolny waren
er meer afkeuringen van de misdadige staatsgreep dan
goedkeuringen. Maar de tegenstemmers zoals Soechanov verlieten
de vergadering en speelden nadien nooit meer een rol.
De jeugd van Lenin wordt ook nog eens voorafgegaan door de
vrouwen rondom hem: zijn vrouw Nadja Kroepskaja en zijn
maîtresse Inessa Armand, beiden tegelijk revolutionair. De
briefwisseling tussen Lenin en Inessa en haar dagboek zijn 70
jaar lang verborgen gehouden. Generaties Russen hebben nooit
geweten dat hun grote held er een tweede vrouw op na hield. Ook
twee zussen van Lenin, Anna en Maria, werkten mee aan de
revolutie, hadden een tijdje in Siberië vertoefd en werden na de
revolutie beloond met mooie functies.
Lenins moeder Maria Blank was van Joodse afkomst, dochter van
een arts, maar Lenin zelf wist niet dat hij Joods bloed
had(48-49). Toen zijn zus Anna dat na Lenins dood tegen de
antisemitische Stalin zei, verbood hij haar dat bekend te maken.
Lenins moeder was geen revolutionair, maar sponsorde Lenin wel,
want zijn boeken brachten niets op. Zijn grootmoeder was een
ongeletterde Kalmoekse. Lenin had Mongoolse trekken, maar
besefte dat blijkbaar niet, want hij noemde Stalin “onze
Aziaat”.
Zijn vader was onderwijsinspecteur. Hij gaf zijn kinderen een
traditioneel orthodoxe opvoeding en had een grote verering voor
tsaar Alexander II en zijn inspanningen voor het onderwijs.
Lenin kwam dus helemaal niet uit de arbeidersklasse, zoals de
mythe het decennialang voorstelde, maar uit een welgesteld gezin
met inwonend kindermeisje en huislerares.
Hij werd op 10 april 1870 geboren in Simbirsk aan de Wolga, op
900 km van Moskou. Ook Alexander Kerenski kwam vandaar, maar was
elf jaar jonger en ze kenden elkaar niet. Na Lenins dood werd de
stad omgedoopt in Oeljanovsk en de kathedraal werd afgebroken.
Op school haalde Lenin schitterende resultaten, zowel voor
Latijn en Grieks als voor wiskunde. Toen hij 16 was, stierf zijn
vader op zijn 54° aan een beroerte. Lenin zou op dezelfde
leeftijd aan dezelfde kwaal sterven. Een jaar later (1887)
gebeurde weer een drama: vijf studenten, onder wie Lenins broer
Alexander, toen student van Mendeljev, werden opgehangen wegens
hun poging om tsaar Alexander III te vermoorden. Tussen 1890 en
1917 werden 20.000 ministers, gouverneurs, hoge ambtenaren, hoge
militairen vermoord, gemiddeld twee per dag. Onder de
terroristen bevonden zich ook vrouwen. De overheid reageerde met
nog meer repressie en de strengste censuur van Europa (81).
Op zijn 18° haalde Lenin de gouden medaille op zijn eindexamen.
Toch mocht hij niet naar de topuniversiteit van Sint-Petersburg
of Moskou omdat hij de broer was van een terrorist.
De vader van Kerenski zorgde er dan voor dat hij toegelaten werd
in Kazan. Als dank zou Lenin in 1917 Kerenski afzetten en
proberen te executeren. In Kazan nam hij in december 1887 deel
aan een vreedzame betoging. Gevolg : hij vloog van de
universiteit.
Hij begon dan aan zijn zelfstudie met “Wat te doen” van Nikolaj
Tsjernyjevski (1862), een handleiding voor revolutionairen, die
de censuur gepasseerd was en die hij vijf keer las. Maar de
strenge leefwijze van Tsjernyjevski was niets voor Lenin. Zijn
bezorgde en welgestelde moeder kocht voor hem 64 ha
landbouwgrond om hem uit de revolutie te houden, maar arbeid lag
hem niet. Hij leefde dan van de pachtinkomsten. Hij ging rechten
studeren zonder les te volgen en rondde die studie van vier jaar
af in één jaar, met de hoogste cijfers. Hij werd dan (even)
advocaat, hoewel hij een grondige afkeer had van advocaten en
van “bourgeoisrechtspraak”. Hij verloor 13 van zijn 14 zaken.
In 1891-1892 kwamen in het Wolgagebied 400.000 boeren om van de
honger. Lenin verzette zich meedogenloos tegen de hulpacties van
zijn zussen, van Tolstoj, Tsjechov e.a., omdat de honger …het
einde van de tsaar zou bespoedigen!
In 1893 verhuisde Lenin naar Sint-Petersburg. Hij was er meer
revolutionair agitator dan advocaat. In 1894 ontmoette hij voor
het eerst Nadezjda / Nadja Kroepskaja(°1869), lerares en zijn
latere vrouw. Ze vond hem hard, zeer berekend, kil en agressief
in zijn taalgebruik. In 1895 vertrok hij op reis naar
Oostenrijk, Zwitserland, Frankrijk en Duitsland, om daar
contacten te leggen met radicale bannelingen zoals Plechanov,
auteur van “Onze verschillen” (1885). In Parijs bezocht hij de
decadente “Folies Bergère” ( waar hij volgens sommigen syfilis
opdeed) en Paul Lagardère, getrouwd met Marx’ dochter Laura en
lid van de Commune van 1871. Dan werd hij ziek en ging op kosten
van zijn moeder naar een kuuroord nabij Zürich. In december 1895
was hij weer in SPB en werd hij gearresteerd op de zetel van
zijn geheime krant. Hij zat vast tot februari 1897. Dan werd hij
veroordeeld tot drie jaar administratieve verbanning naar
Siberië. In Krasnojarsk, tussen Omsk en Irkoetsk, logeerde hij
gratis bij Claudia Popova, die in 1921, als dank voor haar
goedheid, volledig onteigend werd en van honger stierf. In
Siberië moest hij dus niet werken, maar amuseerde hij zich met
jagen, met een Belgisch geweer, dat zijn broer hem toegestuurd
had. Telkens kwam hij zonder buit terug. Idem bij het vissen.
Hij las er veel: 175 kilo boeken liet hij in totaal overkomen.
Hij ontving veel brieven en kreeg zelfs een uitkering van de
staat, 8 roebel, tweemaal het loon van een arbeider. 1/3° gaf
hij aan een boerin die voor hem kookte en poetste. Deze
luxe-statuten bestonden niet meer voor de ballingen tijdens het
communisme: hun wachtte dwangarbeid. Hij vroeg Nadja per
brief ten huwelijk. Ze ging erop in. En ook zij werd ook voor
drie jaar verbannen naar Siberië. Daar trouwden ze op 10 juli
1898, in de plaatselijke kerk, want zo moest het toen. Hij was
dik geworden, maar Nadja zag er slecht uit: met haar uitpuilende
ogen leek ze op een vis. Ze had de ziekte van Graves-Basedow.
Hun huwelijk toonde weinig liefde, tenzij voor de revolutie.
Lenin was dominant, Nadja voerde uit. Het huwelijk bleef
kinderloos. Ze schreef: “Er wil geen klein vogeltje komen”(144).
Ze leed ook aan een gynaecologische kwaal. Nadja vond de
gezamenlijke ballingschap één van de gelukkigste periodes in
haar leven. Op 29 januari 1899 mocht Lenin terug naar huis.
Nadja moest nog zes maanden blijven, maar hij wachtte niet op
haar.
In 1900 mocht Lenin naar Duitsland reizen. Pas in 1905 kwam hij
terug. De naam “Lenin”, de bekendste van zijn ruim honderd
pseudoniemen, komt voor het eerst voor in een brief aan
Plechanov van januari 1905. Hij vertelde nooit waar die naam
vandaan kwam en ook Nadja wist het niet. Niemand weet of er
verband was met de rivier Lena in Siberië. De Wolga zou
logischer geweest zijn, maar Plechanov(1856-1918), de vader van
het Russische marxisme, gebruikte al “Wolgin”.
In 1900 vestigde Lenin zich in München en in 1901 liet hij Nadja
en haar moeder overkomen. Hij richtte er de krant “Iskra” op :
de “vonk” die de revolutie zou doen ontbranden. Ze werd gedrukt
in een ondergrondse drukkerij en dan in Rusland
binnengesmokkeld. Tientallen smokkelaars werden betrapt en naar
Siberië verbannen. Gelukkig was de Ochrana (geheime dienst van
de tsaar) minder bloeddorstig dan Lenins Tsjeka en Stalins NKVD.
De medewerkers van de krant leden onder de onverdraagzaamheid en
de arrogantie van Lenin, die van zichzelf vond dat hij de partij
was. In Rusland waren in 1902 ca. 1.000 beroepsrevolutionairen
actief als agenten van de Iskra of van de partij. Ze werkten
zoals Lenin met valse passen, codes, geheim schrift etc.
In 1902 verhuisden Lenin, zijn vrouw en zijn schoonmoeder naar
Londen, een “uitstekende stad om van daar uit Rusland te
ondermijnen”. De Engelse taal moesten ze nog leren. Londen bood
al jaren onderdak aan politieke vluchtelingen zoals Marx,
Engels, Kropotkin e.a. Trotski kwam er ook naartoe om met Lenin
kennis te maken. In 1903 ontstond op een congres in Londen de
vete tussen bolsjewieken(aanhangers van Lenin) en
mensjewieken(aanhangers van Martov, die veel talrijker waren).
Zelfs “de judas Trotski” keerde zich daar van Lenin af. En
Lenin, die de hoofdverantwoordelijke was voor de scheuring in de
partij, noemde zijn vriend Martov voortaan een vijand.
In 1904 verhuisden Lenin en co naar Genève.
Het volgend hoofdstuk gaat over tsaar Nicolaas II(1894-1917/18),
die geen tsaar wou worden, ongeschikt was en evenveel bijdroeg
aan de instorting van de Romanovdynastie als Lenin. Hij sprak
wel perfect Engels, Duits, Frans en Italiaans, hij had een groot
plichtsbesef en werkte hard.
Op 10 januari 1905 vernamen de Russische emigranten in Genève
dat op 9 januari een betoging in SPB o.l.v. priester Gapon
uitgelopen was op een bloedbad. De bevolking verloor haar
vertrouwen in de “goede tsaar”. De revolutie was geboren. Lenin
was totaal verrast door de revolutie van 1905, waarin zijn
partij en zeker de bolsjewieken geen enkele rol hadden gespeeld.
Opmerkelijk is dat de auteur geen verband legt met de
vernederende nederlaag tegen Japan.
Na deze revolutie keerden een aantal emigranten terug naar
Rusland, o.a. Martov, Trotski en Lenin.
Op 25 december 1905 ontmoette hij voor het eerst Stalin,
partijafgevaardigde uit de Kaukasus, op een congres in Tampere.
Stalin had een veel charismatischer leider verwacht. Pas
anderhalf jaar later ontmoetten ze mekaar voor de tweede keer.
Nadja had vanaf het begin een hekel aan de “onbetrouwbare en
grove Georgiër”.
Na de revolutie werden de politieke partijen gelegaliseerd, de
Doema ingevoerd, maar de onrust hield niet meer op en de
repressie evenmin: in 1905 vielen er 15.000 doden, 70.000 mensen
werden gearresteerd, 45.000 verbannen naar Siberië. Er vonden
ook vreselijke pogroms plaats, waarbij meer dan 3.000 Joden
werden afgeslacht door de “Zwarte Honderd”, de gewapende vleugel
van de Bond van het Russische Volk. De overheden lieten begaan.
De antisemitische tsaar schreef dat “het volk zich had gekeerd
tegen de onruststokers, die voor 90 % uit Joden bestonden”.
Lenin werkte niet en had dus permanent geld nodig. Hij rekende
op schenkingen, o.a. van zijn moeder en van schrijver Gorki.
Verder richtte hij een bandietenbende op die banken,
postkantoren en kluizen van stoomschepen moest overvallen.
Stalin organiseerde deze onteigeningen, maar keek zelf toe van
op afstand. Martov, Plechanov en de mensjewieken hadden zware
kritiek op deze praktijken. Toch overviel de bende van Stalin in
juli 1907 een postkoets in Tbilisi, waarbij 50 doden vielen en
evenveel gewonden. Stalin overhandigde persoonlijk een deel van
de buit aan Lenin. Deze moest in 1907 weer vluchten naar
Finland, vandaar door de sneeuw en over bevroren meren naar
Zweden en belandde opnieuw in Genève. Zijn aanhang was in
Rusland gedaald van 140.000 naar 7.000 of 1/20°.
Vanuit Genève bezocht hij Gorki in Capri en samen trokken ze
naar de Vesuvius en Pompeï. In 1908 vestigde Lenin zich in
Parijs. Daar maakte hij kennis met Inessa Armand, een mooie
Russische emigrante, op wie hij in 1910 smoorverliefd werd. Zij
had vijf kinderen uit eerdere relaties, trad op als zijn tolk en
vertaler en was veel mooier dan Nadja, die er onverzorgd, dik en
veel ouder dan 41 uitzag. Het werd een ménage à trois. De
verhalen over Lenins bordeelbezoeken en zijn syfilis gelooft de
auteur niet, maar hij werd er in 1922 wel voor behandeld.
In 1911 werd premier Stolypin vermoord, ondanks al zijn
hervormingen. In 1912 werden 7 bolsjewieken verkozen in de
Doema, hoewel ze in SPB nog maar met 800 waren en even weinig in
de rest van Rusland. Hun leider was Roman Malinovski, die
tegelijk allerlei bolsjewieken verraadde aan de Ochrana en
daarvoor rijkelijk beloond werd. In 1913 verraadde hij Sverdlov
en Stalin, die beiden naar Siberië vlogen tot 1917, waar ze
aartsvijanden werden. Lenin had hem pas door toen na de
Februarirevolutie van 1917 de archieven van de Ochrana
opengingen. In november 1918 hoorde hij bij de geëxecuteerden.
Ondertussen had Lenin in 1912 de Pravda gesticht, met veel geld
van een rijke sponsor. De 60.000 exemplaren waren telkens in
enkele uren uitverkocht. Lenin bepaalde alles, eerst vanuit
Parijs, dan vanuit Krakau. De Poolse politie liet hen meer met
rust dan de Parijse. Maar toen de oorlog uitbrak, vloog hij
enkele dagen in de cel als “Russisch spion”. Na 11 dagen werd
hij al vrijgelaten en mocht hij via Oostenrijk naar Zwitserland
reizen. De tsaar was door Witte, Raspoetin e.a. gewaarschuwd dat
de oorlog het einde van Rusland zou betekenen, maar hij wou niet
luisteren. Ook de Russische bevolking was in de ban van het
nationalisme en juichte de oorlogsverklaring van de tsaar toe.
Men hoopte dat Rusland de Balkan en Constantinopel zou
veroveren. De naam SPB werd omgedoopt in Petrograd om minder
Duits te klinken. Van 1924 tot 1991 werd het Leningrad als
eerbetoon aan Lenin.
De oorlog tegen Oostenrijk was succesvol, maar tegen Duitsland
was het een ramp. Lenin zat met zijn Nadja en Inessa veilig in
Bern. Daar maakte hij in 1915 kennis met de corrupte,
marxistische joodse multimiljonair Israil Lazarevitsj Helphand
of Alexander “Parvus”(1867-1924). Deze overtuigde hem ervan dat
hij Duitse hulp nodig had om aan de macht te komen. In 1917
schreef Lenin in Zürich “Het imperialisme als hoogste staat van
het kapitalisme”, maar zijn boeken brachten niets op, zodat hij
in armoede leefde. Hij voorspelde dat de revolutie pas over 2 à
10 jaar zou uitbreken.
Sebestyen noemt enkele factoren die tot de Februarirevolutie
geleid hebben: a) de torenhoge inflatie, waardoor de prijzen van
levensmiddelen en medicijnen met 500 % gestegen waren; b)het
wodkaverbod, dat de staat miljoenen aan accijnzen kostte en dat
70 jaar later ook tot de val van Gorbatsjov en van de SU leidde;
c)de lange rijen voor de winkels: arbeidsters die 60 uur per
week werkten, stonden ook nog eens 40 uur in de rij voor eten;
d) het aantal zelfmoorden, dat verdrievoudigde, vooral bij de
jongeren; e)5 miljoen Russische soldaten waren gesneuveld,
gewond of krijgsgevangen; nieuwe troepen deserteerden massaal en
de 250.000 soldaten in Petrograd vormden eerder een gevaar dan
een bescherming; f)de tsaar en de Duitse tsarina waren alle
vertrouwen van het volk en van de soldaten kwijt; g) de winter
van 1916/17 was ongenadig koud, waardoor de bevoorrading van de
steden uitviel; h) de elite daarentegen leefde verder in luxe,
overdaad en seksuele losbandigheid (331-334).
Op 23 februari (2 maart), Internationale Vrouwendag, brak de
revolutie uit, een spontane uitbarsting van volkswoede. Ze ging
gepaard met veel geweld: politieagenten werden gelyncht en
gestenigd, de regimenten van Petrograd deden mee, er vielen meer
doden dan bij de Oktoberrevolutie: 1433 in Petrograd en 3.000 in
Moskou.
Net zoals in 1905, was Lenin totaal verrast en speelden de
bolsjewieken geen enkele rol.
De Doema stelde een Voorlopige Regering aan o.l.v. prins Georgi
Lvov(1861-1925). Zowel de regering als de legertop adviseerden
de tsaar om af te treden. Hij deed dit op 2 maart (15 maart
nieuwe kalender).
Joeli Martov bracht Lenin op het idee om in het geheim via
Duitsland naar Rusland te reizen. Parvus zorgde, samen met de
geheime dienst van de Duitse keizer, voor de organisatie en de
miljoenen. Generaal Ludendorff had nog nooit van Lenin gehoord,
maar was voor het plan: het kon Rusland destabiliseren en de
vrede op het Oostfront was nodig nu de VSA gingen deelnemen aan
de oorlog. Ook Kaiser Wilhelm keurde het goed.
Het zou gaan om veel geld: 50 miljoen goudmark of 100 miljoen
euro, maar Sebestyen acht dat cijfer te hoog(397). Na de
Oktoberevolutie werden alle documenten hierover bewust
vernietigd.
In 1918 wou Parvus terugkeren naar Rusland, maar Lenin verbood
dit. In 2.000 schreef Elisabeth Heresch zijn biografie:
“Geheimakte Parvus. Die gekaufte Revolution”. Deze staat helaas
niet in de bibliografie(683-692).
Na 16 jaar in West-Europa, trokken Lenin en zijn volgelingen dus
naar het station van Zürich, waar boze mensen hen uitscholden
voor “verraders en Duitse spionnen”. De reis in een verzegelde
trein begon op 27 maart en duurde 7 dagen (aan 40 km per uur).
Ze wordt uitvoerig, maar weinig kritisch beschreven door
Catherine Merridale in haar “Lenin in de trein”(2017). Tijdens
die reis maakte hij zijn pamflet “De Aprilstellingen” af, waarin
hij volledig brak met Marx, die beweerd had dat elke
maatschappij eerst een burgerlijke kapitalistische fase moest
doorlopen voordat de socialistische revolutie kon
plaatsvinden(355). Lenin zei dat het agrarische Rusland die fase
kon overslaan en dat de revolutie snel zou overslaan op heel
Europa.
In de trein was Lenin de enige baas. Hij besliste over alles en
voerde er (wijselijk) het rookverbod in.
Hij arriveerde in Petrograd op Pasen, waardoor er veel mensen
aanwezig konden zijn. Meteen hield hij een zeer opruiende
toespraak, waarvoor hij veel kritiek kreeg. De Voorlopige
Regering had veel vrijheden ingevoerd: pers, mening, toestemming
voor de emigranten en ballingen om terug te keren, allemaal
zaken die de bolsjewieken meteen afschaften tot 1990. Helaas
misbruikte de bevolking de nieuwe vrijheden ook om nationale
monumenten af te breken. De regering ondergroef haar eigen macht
ook door de Sovjet meteen te erkennen als mede-wetgever, die
alle voorstellen kon afkeuren en dikwijls ook deed. Er ontstond
zo een situatie van twee machten. De Sovjet was niet
representatief en niet democratisch, de Doema evenmin: het was
vooral een afvaardiging van adel, burgerij en industriëlen, die
zeer bang waren van de massa’s en van de soldaten. Ook in andere
steden ontstonden sovjets, waarvan veel leden amper konden lezen
en schrijven en waar de meeste beslissingen genomen werden in
grote haast en chaos. De sovjets hadden snel de machtsmiddelen
in handen: het leger, het spoor, de post, de telegrafie. En
Lenin had dat snel door. Regeringsleider Lvov viel op door zijn
goedheid en besluiteloosheid. De socialist Kerenski volgde hem
op. Hij was lid van de Doema én van de Sovjet. Lenin beschouwde
hem als de gevaarlijkste vijand van de bolsjewieken. De auteur
beschrijft Lenin als een cynisch en onbeschoft populist,
demagoog, leugenaar, die beloofde alle complexe problemen zoals
de honger op te lossen met eenvoudige middelen. Zo wist hij de
mensen enthousiast te maken voor zijn zaak.
Van maart tot november 1917 waren er bijna dagelijks politieke
bijeenkomsten en protestmarsen en uit het leger deserteerden
10.000 soldaten per dag. Boeren verjaagden of vermoordden
landeigenaars en namen de gronden in beslag. Lenin zou ze later
weer afpakken. Het was chaos alom en de regering was machteloos.
Kerenski wou Lenin ontmoeten, maar deze weigerde. Hij sprak hem
wel tegen op het eerste congres van de sovjets in juni 1917,
waarbij hij beweerde dat Lenin dictator wou worden, wat nadien
ook uitkwam.
Op 5 juli schreef een krant dat Lenin gefinancierd werd door de
Duitse regering, waarop Kerenski gelastte hem aan te houden,
maar hij vluchtte voor drie maanden naar Finland.
Midden augustus speelde de zgn. coup van Kornilov zich af. Deze
generaal wilde Kerenski niet omverwerpen, maar hem er wel toe
brengen om strenger op te treden tegen de bolsjewieken en de
Sovjet, “een raad van ratten en honden”, uit te schakelen.
Kerenski beschuldigde hem van een staatsgreep en liet hem
arresteren. De bolsjewieken beweerden 70 jaar lang dat zij een
staatsgreep en de terugkeer van de tsaar vermeden hadden. Voor
Kerenski was dit een ramp: ook rechts beschouwde hem nu als een
zwakkeling. Bovendien werden de voedselrijen nog langer, de
inflatie ging omhoog en de prijzen verviervoudigden tussen
februari en september. Meer dan 5.000 fabrieken in Petrograd en
Moskou waren gesloten,, meer dan 100.000 arbeiders waren hun
baan kwijt, soldaten ontvluchtten het leger, het aantal
bolsjewieken nam toe tot 350.000 rond 1 september. Lenin drong
vanuit Finland aan op een tweede revolutie, Trotski verving hem
als spreker en agitator.
Op 7 oktober 1917 nam Lenin, verkleed als dominee, de trein naar
Petrograd. Op 10 oktober kwam hij aan op zijn schuilplek, bij
journalist Soechanov. Daar werd door twaalf bolsjewieken
besloten tot de revolutie. Onder hen: Lenin, Trotski, Stalin,
Dzerzjinski, Sverdlov(433). Kamenev en Zinovjev waren hevig
tegen een staatsgreep en schreven dat in Gorki’s krant. Lenin
noemde hen verraders. Stalin was milder, maar hij nam later
wraak tijdens zijn Terreur. Kerenski ondernam niets om een
staatsgreep te voorkomen, overtuigd als hij was dat hij de
daders zou verpletteren.
Toen de bolsjewieken dan op 25 oktober 1917 de macht grepen,
dacht iedereen, inclusief de buitenlandse ambassadeurs, dat het
voor heel korte tijd zou zijn. De auteur vertelt weinig over de
bestorming van het Winterpaleis. We verwijzen daarvoor naar
ooggetuige John Reed in zijn “Tien dagen die de wereld deden
wankelen”.
Daags na de coup legde Lenin de pers al aan banden en verbood
hij de kranten van de oppositie, hoewel hij op 15 september nog
persvrijheid had beloofd. Hij liet beslag leggen op de
drukpersen en op het krantenpapier en hij liet redacteurs en
journalisten arresteren. Zelfs de krant van Gorki, één van zijn
sponsors, werd in de zomer van 1918 verboden.
Kerenski kon ontsnappen, de rest van de regering werd gevangen
genomen. Hij vluchtte naar het front, in de hoop met het leger
de hoofdstad te heroveren, maar de meeste soldaten hadden geen
zin. Hij hield zich nog tot 1922 schuil in Rusland of Finland en
trok dan naar Berlijn, vervolgens Parijs, New York, Californië.
Hij stierf in 1970 op 89-jarige leeftijd en overleefde dus de
meeste 19° eeuwse bolsjewieken. Alleen Molotov(1890-1986) werd
nog ouder: 96 !
De bolsjewistische regering ondervond veel tegenkantingen van de
ambtenaren, die niet wilden meewerken. Om aan geld te komen,
liet Lenin Rode Gardisten binnenvallen in de Nationale Bank. De
volkscommissarissen (nieuwe naam voor ministers) waren van niets
op de hoogte: het ontbrak hen aan capabele mensen. Lenin
regeerde op zijn eentje per decreet: hij besliste in hoog tempo
over vrede, land, werktijden, nationaliteiten, vrouwenrechten,
nationalisaties, Tsjeka. De Sovjet had niets meer te zeggen.
Kamenev en Zinovjev probeerden Lenin nog te overtuigen om ook
mensjewieken en sociaalrevolutionairen in zijn regering op te
nemen, maar Lenin wou enkel bolsjewieken en terreur als middel.
De Tsjeka kwam onder de Pool Dzerzjinski, zelf onkreukbaar, maar
genadeloos. Zijn medewerkers daarentegen stalen de bezittingen
van de bourgeoisie en verkochten ze aan hun vrienden. Het
voormalige kantoor van Lloyd werd het gebouw van de Tsjeka in
Moskou en kreeg de beruchte naam Loebjanka: het werd één van de
vreselijkste gevangenissen ter wereld. In 1918 werden er volgens
Dzerzjinski 884 mensen gedood, maar het waren er veel meer. De
Tsjeka was ook meedogenlozer dan de Ochrana en het regime in de
goelag was veel erger dan toen Lenin en Stalin er zaten te
vissen en te jagen. Lenin beval ook om arrestaties voortaan ’s
nachts uit te voeren. Tijdens Stalin bereikte dit systeem van de
nachtelijke klop op de deur zijn hoogtepunt. Velen hadden hun
koffertje al klaar staan.
Ondertussen moest Lenin nog snel vrede sluiten met Duitsland.
Trotski maakte de geheime verdragen van de tsaar met Frankrijk
en Engeland bekend: het Midden-Oosten zou opgedeeld worden en
Rusland zou Constantinopel krijgen. De vredesonderhandelingen
begonnen al op 1 december 1917 in Brest-Litovsk, nu Wit-Rusland.
Bij de Russische delegatie zaten ook een ongeschoolde arbeider
en een oude boer die door Kamenev op straat was opgepikt.
Het werd een vernederende vrede: Rusland verloor Finland, de
Baltische staten, Polen, Oekraïne of 1,8 km², 62 miljoen mensen,
32% van zijn landbouwgrond, 54 % van zijn industrie, 89 % van de
koolmijnen en ook nog eens 120 miljoen goudroebel. En drie
havens aan Turkije. Lenin betaalde zijn Duitse miljoenen dus wel
in veelvoud terug. Tegen zijn zin had hij op 12 november 1917
eenmalig verkiezingen toegestaan: de bolsjewieken haalden
slechts 24 % of 175 van de 715 zetels. De sociaalrevolutionairen
kregen 39 %. Dan begon Lenin met het verbod op de Cadettenpartij
en de arrestatie van haar gekozenen. Op 5 januari 1918 kwam de
constituante bijeen in het Taurische paleis. Demonstraties waren
verboden en de Rode Gardisten schoten minstens tien mensen dood.
De sociaalrevolutionair Tsjernov werd gekozen tot
parlementsvoorzitter en veroordeelde meteen de Oktoberrevolutie.
De vergadering weigerde Lenins decreten goed te keuren, waarop
Lenin bevel gaf ze te ontbinden. Iedereen werd naar huis
gestuurd en de kortstondige democratie werd op 6 januari 1918
vervangen door een langdurige dictatuur. De bevolking berustte
erin.
Twee ex-ministers van de Voorlopige Regering werden gedood door
matrozen. De moordenaars werden met rust gelaten, want nu
moesten er twee bourgeois-monden minder worden gevoed. Lenin
beschouwde het geweld als een gerechtvaardigde wraak van het
volk op de bourgeoisie en riep zelf op tot een oorlog tegen de
“rijke parasieten”. Hun huizen werden geplunderd en vernield, de
rijken werden uitgehongerd en moesten hun huizen delen met de
armen. Ze kregen ook geen toestemming meer om naar de
universiteit te gaan.
Lenin verving de rechtbanken door volksgerechten, waar
analfabete arbeiders en boeren wraak konden nemen en het publiek
de straf bepaalde. Geleidelijk werden het besloten zittingen van
tien minuten, onder leiding van drie partij- of Tsjeka-leden.
Op 21 februari 1918 ging Lenin nog een stap verder door te
decreteren dat Rode Gardisten “profiteurs en
contrarevolutionairen” ter plekke mochten doodschieten zonder
proces.
In de nacht van 10 op 11 maart 1918 verhuisde Lenin tegen zijn
zin de regering naar Moskou, de hoofdstad van voor Peter de
Grote. Die lag verder van het front en hij vertrouwde de vrede
met Duitsland niet.
Moskou en het Kremlin lagen er verwaarloosd bij. De renovaties
begonnen meteen. Inessa was nu weer in Lenins buurt. Op korte
tijd zouden heel veel bolsjewieken zich in het Kremlin vestigen.
Ondertussen heerste in Rusland grote hongersnood als gevolg van
de oorlog, het ontwrichte transportsysteem en de misoogsten.
Lenin gaf de schuld aan de koelakken, zogenaamd rijke boeren en
zijn terreur tegen hen verergerde de hongersnood. In feite kende
Rusland zeer weinig rijke boeren; weinigen hadden meer dan één
paard, één koe of één ploeg. Slechts 2 % hadden een loonarbeider
in dienst. En het land dat de boeren zouden krijgen na de
onteigening van adel, kerk en industriëlen, zagen ze nooit. Door
de voedselcrisis in 1918-1919 vertrokken miljoenen uitgemergelde
stadsmensen naar het platteland, uit Petrograd zelfs 2/3° !
Lenin stuurde in mei 1918 gewapende arbeiders en Rode Gardisten
naar de boeren om hun laatste korrels graan op te eisen. Dit
gebeurde met afranselen en ophangen in het openbaar: in één jaar
werden minstens 37.000 boeren afgemaakt, dorpen platgebrand,
zaaigoed afgepakt(499). Molotov zei in de jaren ’70 dat Lenin
zich hierbij nog harder toonde dan Stalin. Het resultaat viel
tegen: er werd slechts 0,5 miljoen ton meer opgehaald op 49
miljoen ton.
De oorlog tegen de boeren zorgde ervoor dat de linkse
sociaalrevolutionairen in verzet kwamen tegen Lenin: ze
reageerden met moordaanslagen op bolsjejewieken en op de
ambassadeur van Duitsland. Trotski sloeg hun opstand neer. Hun
leidster Spiridonova werd pas tijdens Stalin naar de goelag
gedeporteerd (1937) en daar in 1941 doodgeschoten.
Het volgende hoofdstuk gaat over de moord op het tsarengezin. De
auteur is er 100 % van overtuigd dat Lenin, die alles besliste,
de opdracht gaf aan Sverdlov, zeer waarschijnlijk op 12 juli
1918.
Na de moordpartij verklaarde Sverdlov (alias Jankiel Solomon)
aan Lenin en zijn ministers dat ze enkel de tsaar hadden
vermoord en dat ze de rest van het gezin naar een veilige plek
hadden overgebracht. Deze leugen verscheen ook in de
regeringskrant Izvestia. Heel de top was het eens met de
executie. Aan Trotski zei Sverdlov wel dat ze iedereen
doodgeschoten hadden. Voor Lenin waren de Romanovs een “300 jaar
oude schandvlek” en hij had al lang besloten dat ze uitgeroeid
moesten worden. Nadien werd er ook een klopjacht gehouden op hun
aanverwanten, die ook bijna allemaal uitgeroeid werden. Zie
hiervoor de catalogus van de tentoonstelling over de Romanovs in
de Amsterdamse Hermitage,2017.
De meedogenloze Jood Jakov Joerovski, alias Jankiel Chaïmovitsj,
was de leider van het executiepeloton en de moord gebeurde in de
nacht van 16 op 17 juli 1918.
Het is trouwens opvallend hoeveel Joden meewerkten met Lenin:
Parvus, Martov, Trotski, Kamenev, Zinovjev, Joerovski, … Hoopten
ze op een betere wereld voor de Joden? Of was het opportunisme ?
De lijst van de moordenaars is anders dan bij Elisabeth Heresch,
die ook Imre Nagy, de Hongaarse held van 1956, erbij vernoemt.
Hierover heb ik gemaild naar de specialisten: Simon Sebag
Montefiore, Beata de Robien, Vladimir Ronin, Vladimir
Fedorovski, … Er is geen eensgezindheid. En moordenaar Imre Nagy
kan ook een naamgenoot zijn van de premier. Maar Heresch en
Fedorovski zijn formeel: het is dezelfde, Montefiore en Ronin
zeggen het omgekeerde, de Robien twijfelt, Sebestyen antwoordde
niet.
Joerovski eiste de eer voor zich op om zelf de tsaar en de
troonopvolger te doden en hij vertelde met veel trots over zijn
wreedheid: toen Alexis niet meteen dood was, trapte hij met zijn
schoenen op zijn hoofd en schoot hem een kogel in het oor. In
Moskou en Petrograd reageerde de bevolking apathisch op het
krantenbericht. Een maand later vond een aanslag op Lenin
plaats, maar hij overleefde die. De dader was een
sociaalrevolutionair: Fanny Kaplan. Op 4 september werd ze
doodgeschoten en haar lichaam werd vernietigd. Als vergelding
voor de aanslag, werden overal in het land mensen geëxecuteerd:
officieel 6.185, in feite veel meer.
De moordaanslag vormde het begin van de Lenincultus, die Stalin,
Mao en Kim Il-Sung navolgden en die 100 jaar later nog bestaat.
Zinovjev zette de cultus in met zijn uitspraak: “Lenin is de
grootste leider die de mensheid ooit heeft voortgebracht” .
Trotski en de kranten deden er nog een schep bovenop.
Een volgend hoofdstuk gaat over de vele voorrechten die al
tijdens Lenin ontstonden voor de nomenclatura, de communistische
top: mooie appartementen in het Kremlin, exclusieve winkels,
eten in overvloed tijdens de hongersnood, personeel en paleizen
zoals de tsaren, steekpenningen, kuuroorden, datsja’s, luxueuze
hotels, jonge minnaressen (532-533). Lenin gaf al in 1919 de
opdracht aan Stalin om hier controle op uit te oefenen, maar hij
weigerde de voorrechten in te perken, want anders kon hij niet
aan de top komen. Lenin zelf leefde sober.
Vanaf 1920 censureerde hij ook de bibliotheken: de boeken van 94
auteurs mochten niet meer gelezen worden. De opbouw van het Rode
Leger liet hij over aan Trotski, die even weinig van het leger
kende als hij. Trotski nam het tsaristische officierenkorps
over. Stalin zette er vanaf 1937 het mes in: zelfs topmaarschalk
Toechatsjevski liet hij executeren.
Tijdens de burgeroorlog tegen de Witten, had het Rode Leger
geluk dat die verdeeld waren. Ze kregen ook onvoldoende steun
van de Geallieerden, die als eerste prioriteit de overwinning
tegen Duitsland hadden. Zowel Roden als Witten begingen
wreedheden. Geregeld waren er pogroms tegen Joden, “de
moordenaars van de tsaar”, meestal door Witten, soms ook door
Roden. In Versailles lieten de Amerikanen en de Britten de
Witten vallen. Zij verlieten massaal het land: met 1,5 à 2
miljoen in 1918-1919, vooral geschoolde mensen. Einde 1919 was
de burgeroorlog voorbij. Er ontstond wel een “cordon sanitaire”
rond Rusland, dat zijn schulden aan het Westen niet wou
terugbetalen en ermee dreigde om het communisme overal te
verspreiden via de Komintern, die van 1919 tot 1943 ruim 27
landen vertegenwoordigde.
Op 24 september 1920 overleed Inessa Armand op haar 46° aan
cholera. Lenin zorgde voor een staatsbegrafenis op 11 oktober.
Daarbij was hij uitzonderlijk geëmotioneerd en zelfs Nadja
huilde. Lenin en Nadja adopteerden dan twee kinderen van Inessa.
Ook in 1920 viel het pas onafhankelijke Polen binnen in Oekraïne
en veroverde het Kiev. Toechatsjevski kon hen verdrijven. Dan
beval Lenin hem om Warschau te veroveren, tegen het advies van
Trotski in, maar dat lukte pas in 1945. In maart 1921 moest
Lenin het Verdrag van Riga ondertekenen, waarbij hij Oekraïne,
Litouwen, Wit-Rusland en Oost-Polen moest opgeven. Zijn
wereldrevolutie moest tot 1939 gebeuren zonder het Rode Leger,
enkel met dure propaganda via de Komintern. Eén voorbeeld: John
Reed kreeg 1 miljoen roebel om het communisme in de VSA te
propageren(582). Dat uitdelen van geld bleef duren tot in de
jaren ’80. Lenin deelde 5 miljoen roebel uit, terwijl de Russen
van honger stierven(583).
Op 28 februari 1921 eisten de matrozen vrije verkiezingen, vrije
vakbonden, vrije pers en opheffing van de Tsjeka. Lenin beval
Trotski en Toechatsjevski in te grijpen met het leger in
Kronstadt. Duizenden matrozen werden gedood. Terreur en executie
van gevangenen werden dagelijkse routine.
In 1921 trof een zware hongersnood het Wolgagebied,
Oost-Oekraïne, de Oeral en Kazachstan. De graanopeisingen en de
massale verkoop van graan aan het buitenland waren de oorzaak.
De honger leidde tot meer dan 700.000 doden en kannibalisme.
Maar dat mocht van Lenin niet in de kranten komen. Amerikaanse
hulp redde honderdduizenden levens. Toechatsjevski moest van
Lenin de boerenopstanden neerslaan met … gifgas en hele dorpen
platbranden (594).
De orthodoxe kerk bood het langst weerstand aan Lenins
aanvallen. Hij liet de Tsjeka kerken plunderen, zogezegd tegen
de hongersnood en geestelijken op wrede wijze vermoorden: 30
bisschoppen en 1200 priesters werden omgebracht. Tussen 1919 en
1934 werden 97% van de kerken, synagogen en moskeeën leeggeroofd
en gesloten. De buit was zeer groot.
In 1922 lanceerde Lenin noodgedwongen de N.E.P., nieuwe
economische politiek, om de economie weer op gang te trekken. In
de partij was er veel verzet tegen deze “terugkeer naar het
kapitalisme”. Ineens was er weer veel boter, kaas en vlees te
koop. Het aanlokken van buitenlandse investeerders mislukte:
enkel de uitgeweken Russische Jood Armand Hammer kwam ter hulp.
Vanaf 1921 ging de gezondheid van Lenin fel achteruit. Hij was
permanent moe. Twee beroemde Duitse professoren werden
aangetrokken, met beperkt succes. In mei 1922 kreeg hij zijn
eerste beroerte: zijn rechterhelft was verlamd, hij sprak
moeizaam en kon niet meer rekenen. Hij werd onderzocht op
syfilis, wat hij wellicht niet had, maar toch kreeg hij een
dosis arsenicum. Hij vroeg om vergif, maar kreeg het niet. Het
Kremlin verzweeg de beroerte. Op 13 en 15 december kreeg hij
weer beroertes: hij kon niets meer schrijven en vroeg opnieuw
vergif aan Stalin. De artsen, 26 in totaal, inclusief zeer dure
buitenlandse specialisten, verboden hem nog te werken en
bezoekers te ontvangen. Stalin moest dit controleren. Lenins
“testament”, eerder losse aantekeningen, was zeer onduidelijk.
Hij dicteerde het tussen 22 december 1922 en 4 januari 1923. Hij
noemde Stalin te grof, wat Nadja ondervond, en Trotski de meest
capabele, maar met extreme zelfoverschatting(621-622).
In maart 1923 kreeg Lenin weer een beroerte, waardoor hij niet
meer kon spreken en rechts verlamd was. Op 21 januari 1924
stierf hij in Gorki. Stalin en Zinovjev organiseerden de
begrafenis. Trotski was door ziekte afwezig. Op vraag van Stalin
en tegen de zin van Nadja, die geen verheerlijking wou, werd
zijn lichaam gebalsemd en in een houten mortuarium gelegd. Zijn
hersenen werden onderzocht om te zien of hij super-begaafd was,
maar ze bleken heel gewoon te zijn: 1340 gram, terwijl het
gemiddelde voor een man tussen 1300 en 1400 ligt. Vanaf augustus
1924 werd het mausoleum opengesteld voor het publiek. Nadja werd
een marionet van Stalin, die ze haatte. In 1939 verving Stalin
het houten gebouw door het marmeren en granieten, dat er nu nog
staat.
Beoordeling.
Sebestyen heeft grondig werk verricht. Hij vertelt heel boeiend
en in kordate taal, zonder omwegen. Kijk maar naar zijn verslag
van de vooraf geplande moord op heel de tsarenfamilie en de
leugens die daarbij in stand gehouden werden of zijn verhalen
over Inessa Armand, de minnares van Lenin, met wie hij een vaste
relatie had en die bij hem en Kroepskaja inwoonde en die na zijn
dood geschrapt werd uit de Sovjetgeschiedenis.
Sebestyen tekent het beeld van een intelligente en zeer belezen
man, goede organisator, briljante redenaar, meedogenloze
dictator, die met niemand een compromis wou sluiten, behalve met
de Duitse vijand om zijn ultiem doel te bereiken: dictatuur over
i.p.v. van het proletariaat. Hij geeft ook duidelijk aan wat de
oorzaken waren van de Februarirevolutie en de zwakheden van de
Voorlopige Regering.
Soms zit er een detailfout in de datering: de revolutie begon op
“2 maart” en de tsaar trad af op “1 maart” (339,343). De ene
keer zegt de auteur dat Lenin 10 jaar in ballingschap
vertoefde(364), de andere keer 16(353). Martinov op p. 198 moet
Martov zijn. Morozov pleegde zelfmoord in “1902”, maar leefde
tot 1905(154). Het woord “volkscommissaris” leidt hij af van
“commissarius”(p.32), maar dat bestaat niet in het Latijn. De
pagina’s met de foto’s (tussen 240-241 en 480-481) zijn helaas
niet genummerd en in de tekst wordt er ook niet naar verwezen.
De voetnoten lonen de moeite om te lezen, want ze bevatten
altijd interessante informatie. Het boek is voorzien van kaarten
(10-15), maar ze zijn vaag en vaak genoemde plaatsen zoals
Simbirsk en Kokoesjkino staan er niet op. Je hebt dus een atlas
nodig bij de lectuur. Het register is wel compleet.
De ondertitel in de originele uitgave (“The Dictator”) is
krachtiger dan die in de vertaling: “Leven en legende”. In de
bibliografie(683-692) mis ik de boeken van Elisabeth Heresch
over Parvus en over de moord op de tsarenfamilie en verder ook
“Revoljoetsia” van Kees Boterbloem. De vertalers hebben niet de
moeite gedaan om de titels die ook in het Nederlands bestaan
erbij te zetten. Enkele voorbeelden : Robert Conquest, Orlando
Figes, Roy Medvedev, Catherine Merridale, Richard Pipes, John
Reed, Simon Sebag Montefiore, Dmitri Volkogonov.
Ik ben benieuwd wanneer dit boek in Rusland zal mogen
verschijnen. Hoe vlugger, hoe liever. Tot nu toe (28/07/2017) is
dat niet zo, niet in het Engels, noch in het Russisch.
Jef Abbeel, juni-juli 2017