Stéphane Courtois, Lénine, l’inventeur du totalitarisme.
Editions Perrin, Paris, 2017. 501 p.; noten, index.ISBN :
978-2-262-06537-9; € 25.
Victor Sebestyen, Lenin. Leven en legende.Vert. van : Lenin, The
Man, the Dictator and the Master of Terror. Uitg. Lannoo, Tielt,
2017. 717 p., kaarten, foto’s, personen, noten, bibliografie,
register. ISBN 978 90 00 35453 5; € 9,99.
.
.
Lénine, l’inventeur du totalitarisme
Dit boek begint met het eerste bezoek van de auteur aan Moskou, dat (pas) in 1992 plaatsvond. Hij ging wel meteen de net geopende archieven bestuderen en constateerde dat Lenin bij velen nog hoog in ere staat. In Oekraïne zijn inmiddels al wel 1200 standbeelden van hem neergehaald, op 5.500. De mythe van de grote en goede Lenin werd ook in West-Europa gekoesterd door linkse intellectuelen. In Parijs zag de auteur in 2008 de Bentley van een Russische miljardair met een mini-Lenin erop. In 2015 werd nog een enveloppe verkocht met de handtekening van Lenin voor 11.000 €.
Inhoud
Lénine, l’inventeur du totalitarisme
In
1997 verscheen “Livre noir du communisme » van Courtois en Werth
in 27 talen. Daar werden de wandaden van Lenin al in
aangeklaagd. In dit boek wordt 20 jaar later uitvoerig
aangetoond dat Lenin het totalitarisme installeerde en dat
Stalin het verder uitbouwde op grotere schaal.
Het begrip totalitarisme werd al in 1923-1924 gebruikt door de
Italiaanse journalist Amendola om het kiesstelsel van Mussolini
te karakteriseren en in 2001 gaf de Italiaanse historicus Emilio
Gentile er een duidelijke definitie van (p. 24-25). Dit boek is
een politieke biografie, vooral gebaseerd op de geschriften van
Lenin. Het verwijst ook naar het nieuwe totalitarisme dat
Khomeini in 1979 installeerde in Iran, op basis van het manifest
van de Moslimbroeders van 1936.
Het boek begint met de bevoorrechte jeugd van Vladimir Ilitsj Oeljanov in Simbirsk, dat na zijn dood Oeljanovsk is geworden. Vladimir werd geboren op 22 april 1870 en gedoopt. Uit hetzelfde stadje kwam ook historicus Nicolas Karamzine. Courtois vergeet Kerenski(°1881), wiens vader directeur was van het gymnasium waar Lenin studeerde; die man zorgde dat hij op de universiteit van Kazan toegelaten werd.
De vader van Lenin was leraar en nadien inspecteur; zijn moeder
was een Joodse, dochter van een dokter, die in de adel verheven
was. Van hem erfde zij en later Lenin een groot domein met 40
families van lijfeigenen. Tot 1861 waren 23 miljoen lijfeigenen
in dienst waren van de adel(100.000 families of 1,3 % van de
bevolking) en 9 miljoen in dienst van de tsaar. Tsaar Alexander
II schafte in 1861 de lijfeigenschap af, zorgde in 1869 dat ook
vrouwen naar de universiteit mochten, dat lager onderwijs
verplicht werd en dat de industriële revolutie begon. Als
beloning werd de tsaar in 1881, na zes mislukte aanslagen,
vermoord bij de eerste zelfmoordaanslag met een bom. De ouders
van Lenin waren hevige fans van de tsaar-bevrijder en als
inspecteur lager onderwijs stichtte vader Ilya 450 scholen en
kreeg hij enkele eretitels.
Lenins moeder was viertalig: Russisch, Duits, Frans, Engels. Hij
kwam dus niet uit een gezin van “revolutionaire arbeiders”,
zoals de mythe die Kroepskaja in 1938 lanceerde, deed geloven.
Lenins vader was een vrome man, die de tsaar bewonderde, dus net
het type dat Lenin later verachtte.
Het was een intellectuele familie, die minachting had voor de
onwetendheid en drankzucht van vele Russen.
Eén van de eerste revolutionairen was Nikolai
Tsjernytsjevski(1828-1889), die eiste dat de ex-lijfeigenen of
nieuwe boeren hun grond gratis kregen en die in 1863 in Siberië
een pamflet schreef: “Wat te doen? Verhalen over nieuwe mensen”.
Bij die nieuwe mensen hoorde ook Ivan Toergeniev, die kritiek
had op elke vorm van gezag. En de intelligentsia, het
intellectuele, kritische “proletariaat”, waarbij
Tsjernytsjevski, Zaïtsjevski en later ook Lenin behoorden.
Zaïtsjevski pleitte al in 1862 in zijn manifest “Het jonge
Rusland” voor terreur zoals bij Robespierre en voor een mars
naar het Winterpaleis om er heel de keizerlijke familie en hun
aanhangers te doden(40-42). Lenin zou het 56 jaar later
uitvoeren.
Het manifest lokte hevige afkeuring uit en leidde tot een breuk
tussen humane en radicale intelligentsia.
De familie Oeljanov leefde ver van al die agitatie en had voor
hun zes kinderen een gouvernante en een privé-onderwijzer, met
de mooie naam Kalasjnikov. Vanaf 1879 mocht Vladimir op zijn 9°
naar het gymnasium, waar hij Grieks, Latijn enz. studeerde, met
schitterende uitslagen en waar hij zich toen al gedroeg als een
leider met weinig vrienden.
Hoofdstuk 2 tot 5 gaan over de adolescentie van Lenin, waarin
hij geconfronteerd werd met drama’s in het gezin, aanslagplegers
en revolutionaire geschriften.
In januari 1886 stierf de vader van Lenin, in aanwezigheid van
zijn 15-jarge zoon, op zijn 53°, aan een hersenbloeding. Daarna
werd Lenin brutaal tegenover zijn moeder en vijandig tegen zijn
school en tegen de godsdienst. In maart 1887 volgde een tweede
trauma: Alexander, de oudste zoon, werd aangehouden in
Sint-Petersburg. Als student scheikunde (bij Mendeljev) had hij
bommen gemaakt voor een aanslag op tsaar Alexander III. Op 20
mei 1887 werd hij opgehangen, samen met vier makkers. Heel
Simbirsk keerde zich dan af van de familie Oeljanov. Kort daarna
haalde Lenin zijn diploma met gouden cijfers. De familie
verhuisde dan naar Kazan. Courtois zegt er niet bij (Sebestyen
wel) dat die verhuis gebeurde omdat Lenin als broer van een
terrorist niet toegelaten werd aan de topuniversiteiten van
Moskou en SPB. Wel aan die van Kazan, dank zij de vader van
Kerenski. Als dank zou hij later Kerenski verjagen en proberen
te vermoorden. Lenin nam er deel aan een verboden betoging en
vloog daarom al in december van de universiteit. Hij stortte
zich dan op vele verboden boeken in hun huisbibliotheek. Bij die
boeken hoorde “Wat te doen?” van Tsjernitsjevski. Courtois
besteedt er wel 12 pagina’s aan (75-87). Een ander boekje was de
“Catechismus van de revolutionair”, volgens Courtois geschreven
door Netsjajev en niet door Bakoenin, zoals vaak beweerd wordt.
Deze catechismus beoogde een geheime organisatie om het volk te
bevrijden met geweld en met een samenzwering.
In 1889 maakte de moeder van Lenin zich terecht zorgen over haar
zoon, die niet studeerde en ook niet werkte. Zijn moeder Maria
kocht dus een domein, waar Lenin grootgrondbezitter kon worden,
maar hij weigerde boer te worden en verafschuwde de boeren. Hij
leerde een oudere revolutionaire vrouw kennen, Jaseneva. Die
bracht hem in contact met Tkatsjev, van wie Lenin meer overnam
dan van Marx.
In september 1890 kreeg Lenin volgens Courtois dan toch
toestemming om zich in te schrijven aan de universiteit van SPB,
waar hij al in januari 1892 zijn diploma haalde, in recordtempo
dus en met felicitaties van de jury. Sebestyen beweert dat hij
zijn studie rechten met succes aflegde voor de examencommissie,
maar dat hij in 1893, na 13 verloren processen op 14, stopte als
advocaat en dus verder bleef leven op kosten van zijn moeder.
In de winter van 1891-1892 trof een extreme hongersnood het deel
van Rusland tussen de Oeral en de Zwarte Zee of 36 miljoen
mensen. 400.000 , vooral boeren, stierven van honger en van de
gevolgen, nl. cholera en tyfus. Lenin verkondigde dat hulp
bieden niet mocht en dat de honger vele positieve gevolgen zou
hebben, o.a. het ontstaan van een industrieel proletariaat, dat
de bourgeoisie zou vernietigen. De honger zou ook het geloof in
de tsaar en in God vernietigen(107).
De succesvolle industrialisatie zorgde ervoor dat Rusland in
1888 één miljoen arbeiders had, grotendeels ex-lijfeigenen en
dat de economie goed draaide: de groei was 8 % per jaar, Rusland
kon graan exporteren en zijn spoorwegnet uitbreiden met o.a. de
Transsiberische. Minister Sergej Witte deed het prima.
Lenin trad overal op als spreker, schreef heftige manifesten en
maakte ruzie met velen. En zoals Marx, gebruikte hij Darwin als
fundament van zijn theorieën: de historische noodzakelijkheid
dat bepaalde sociale klassen moesten verdwijnen. Hij paste het
later toe met zijn “Dood aan de koelakken” en aan alle andere
“vijanden van de revolutie” . Stalin deed hetzelfde in veelvoud,
zowel bij het uitroeien van de koelakken als bij zijn Grote
Terreur.
In 1894 stierf Alexander III vroegtijdig en zijn zoon Nicolaas
II, nauwelijks 26, moest hem opvolgen. Tijdens de inauguratie
gebeurde er al een ramp: in het gedrang van de immense massa
vielen 1400 doden en evenveel gewonden.
In 1895 kreeg Lenin een reispas voor Europa en bezocht hij zijn
strijdmakkers in Berlijn, Parijs en vooral Genève: daar woonde
zijn idool Plechanov, die het Communistisch Manifest vertaald
had in het Russisch. Courtois vermeldt niet zijn bezoek aan de
“Folies Bergère”, waar hij volgens sommigen syfilis opliep en
waarvoor hij in mei 1922 arsenicum kreeg toegediend. Bij zijn
terugkeer maakte hij kennis met Martov, lid van de marxistische
Bund van Joodse arbeiders. Vanaf 1903 werden zij gezworen
vijanden.
De hoofdstukken 6 en 7 gaan over Lenins gedwongen verblijf in
Siberië (1896-1898) en in West-Europa(1900-1917). In december
1895 werd hij gearresteerd wegens permanente agitatie en kreeg
hij drie jaar Siberië, maar met meer comfort dan tijdens het
communisme: hij woonde in bij een gastvrouw, kreeg zelfs een
flink maandloon waarmee hij een vrouw in dienst kon nemen om
voor hem te koken en de was te doen, en hij mocht doen wat hij
wou: wandelen, vissen, jagen, lezen. Hij liet een massa boeken
opsturen, 250 kilo in totaal. En hij liet zijn vriendin /
kameraad overkomen: Nadezjda Kroepskaja. In 1898 trouwden ze in
ballingschap, omdat Nadja anders teruggestuurd zou worden.
Liefde en passie waren er nauwelijks bij. Courtois twijfelt of
ze seks hadden, maar Sebestyen zegt dat Nadja medische en
gynaecologische problemen had en schreef : “Er komt maar geen
klein vogeltje”. Ze had ook uitpuilende ogen zoals een vis.
In 1899 publiceerde Lenin in Siberië een boek van 650 pagina’s:
“De ontwikkeling van het kapitalisme in Rusland” (130). In dat
boek vol statistieken besloot Lenin dat de agrarische bevolking
bestond uit 97 miljoen mensen, de industrie en handel uit 22 en
de “niet-productieve” uit 7 miljoen. Samen dus 126 miljoen.
Tijdens zijn ballingschap ontstond in Duitsland in 1898 het
revisionisme van Bernstein, die de verpaupering ontkende en een
geleidelijke evolutie zag naar het socialisme. Plechanov en
anderen gingen hier tegenin, Lenin werd er depressief van.
In 1900 mocht hij terugkeren naar Rusland, maar niet naar de
grote steden. Hij trok naar Pskov, waar hij veel artikelen
schreef tegen Bernstein en anderen. In juli 1900 kreeg hij weer
een reispas en tot april 1917 was hij bijna altijd in het
buitenland, meestal in Zürich. Daar nam hij in 1905 de naam
Lenin aan, volgens Courtois afgeleid van de rivier Lena in
Siberië(149), iets wat Sebestyen in vraag stelt omdat zelfs
Nadja de herkomst niet kende. Lenin ontmoette er Plechanov, met
wie hij geregeld ruzie maakte in de redactie van het tijdschrift
“Iskra” (de vonk).
Hoofdstuk 8-10 gaan vooral over Lenins machtsgreep binnen de
partij, die begon met zijn brochure “Wat te doen?”(1902), een
titel die hij overgenomen had van Tsjernitsjevski(1862) en die
veel stof deed opwaaien. Alle 57 werken van Lenin staan trouwens
vertaald online:
https://www.marxists.org/nederlands/lenin/index.htm
Hij stelde: geef ons een organisatie van revolutionairen en we
zullen Rusland in beroering brengen. Alleen Lenin kon die
organisatie leiden. Alle anderen zaten fout en al wie afweek van
zijn partijlijn, moest uitgezuiverd worden. Enkel Iskra kon het
enige politieke blad zijn voor heel Rusland. Terwijl Marx de
andere arbeiderspartijen nog duldde, wou Lenin maar één
communistische organisatie, die met geweld de macht moest
grijpen in naam van het proletariaat. De Duitse kameraden van de
SPD wensten dan ook dat Iskra verhuisde naar Londen en daarna
naar Genève.
Hierin zaten de kiemen al van zijn totalitarisme. Martov, zijn
enige echte vriend, begreep dat er geen compromis meer mogelijk
was met deze dictator-in-de-kiem. Ook Trotski kwam in verzet en
vergeleek Lenins brutale almacht met die van Robespierre in
1793-94. Maar Lenin gaf niet op en schreef in 1904 een brochure
van 400 p. : “Eén stap vooruit, twee stappen achteruit”, waarin
hij hevig te keer ging tegen de mensjewieken Martov, Axelrod en
Plechanov. Ook aan deze publicatie en aan de interne ruzies
besteedt Courtois veel aandacht.
De hoofdstukken 11-13 gaan weer over Rusland, waar in 1902
dodelijke aanslagen gepleegd werden op gouverneurs en op de
minister van binnenlandse zaken. De reactie was een nog harder
optreden van de politie en meer macht voor de Ochrana. In 1897
bezette Rusland de Chinese haven Port Arthur en in 1903
Mantsjoerije. China was machteloos, maar Japan had ook interesse
in die gebieden, het viel onverwacht aan in 1904 en verpletterde
het Russische leger in januari 1905. Dit zorgde voor een schok
in Rusland. Lenin genoot ervan. Pope Gapon(1870-1906)
organiseerde de eerste massastaking van 15.000 arbeiders en op
Bloedige Zondag 9/22 januari 1905 trok hij in processie met
15.000 mensen naar het Winterpaleis. Er was geen enkele rode
vlag bij. Toch schoot de politie op de vreedzame stoet, met als
gevolg: 200 doden en 800 gewonden! Hiermee eindigde de mythe van
de goede tsaar. Gapon vluchtte naar Genève, waar hij Lenin
ontmoette. In 1906 werd hij in Finland vermoord(opgehangen) door
een agent van de Socialistisch-Revolutionaire Partij(SRP).
Met Bloedige Zondag was de revolutie begonnen: overal begonnen
arbeiders te staken en er vielen 70 doden in Riga en 93 in
Warschau. De gouverneur van Moskou werd vermoord in februari
1905. De communisten speelden nog geen rol: ze zaten allemaal in
het buitenland.
In maart 1905 stelde Nicolaas II een raadgevende Doema voor met
censuskiesrecht. De oppositie eiste een grondwetgevende
vergadering met algemeen kiesrecht. In mei 1905 werd ook de
Russische vloot verslagen door Japan. Voor het eerst in de
geschiedenis werd een Europese grootmacht te land en ter zee
verpletterd door een Aziatisch land in opkomst(233). Het
bevorderde het revolutionair klimaat in Rusland en nog meer in
de randgebieden. In Odessa, nu Oekraïne, maar toen de 4° stad
van Rusland, na SPB, Moskou en Warschau, viel de pantserkruiser
Potemkin in handen van opstandige matrozen, die de
arbeidersopstand steunden: er vielen 2.000 doden en 3.000
gewonden.
Onder druk van Witte, beloofde de tsaar op 30 oktober 1905
allerlei vrijheden en een Doema met algemeen kiesrecht. Het volk
reageerde enthousiast, er ontstonden nieuwe partijen, 140
politieke gevangenen werden losgelaten, onder wie de bolsjewiek
Bauman, die doodgeslagen werd door extreemrechtse bendes. Lenin
had zijn eerste martelaar.
In november 1905 kwamen de matrozen van Kronstadt in opstand,
daarna volgden weer stakingen.
In december 1905 ontmoette Georgiër Stalin voor het eerst Lenin,
die hem “onze Aziaat” noemde. Dat was in Finland, waar ze met
revolvers leerden schieten.
Tussen februari 1905 en april 1906 werden 3.600 ambtenaren
vermoord en meer dan 5.000 activisten ter dood veroordeeld, bij
wie ook vele opstandige boeren. Lenin breidde zijn entourage uit
met Dzerzjinski, Zinoviev, Stalin, Kalinin. Deze laatste was
eerst kleine boer, dan arbeider, in 1905 lid van de sovjet van
SPB, dan president van de USSR(1922-1946). Bij zijn dood in 1946
werd Königsberg omgedoopt in Kaliningrad.
De verkiezingen van 1906 verliepen met censuskiesrecht: 1 stem
van de adel was gelijk aan 3 van de burgerij, 15 van de boeren
en 45 van de arbeiders. De Doema werd al in juli ontbonden door
premier Stolypin, die in augustus een aanslag van de SRP
overleefde. Er kwam nog wel een tweede en derde Doema.
In oktober 1906 en juni 1907 deed Stalin een spectaculaire
overval op geldtransporten, wat miljoenen dollars opleverde voor
Lenin, o.a. om wapens te kopen in Europa. Stolypin liet tussen
1906 en 1911 vier miljoen boeren eigenaar worden en in 1914
hadden ze 9,5 miljoen ha grond of ca. 2,4 per boer. De
“koelakken” waren dus geen grootgrondbezitters.
In 1907 verhuisde Lenin naar Genève en in 1908 naar Parijs. Zijn
enige handenarbeid ooit was het zorgvuldig onderhoud van zijn
fiets. In 1910 vond het 8° congres van de II° Internationale
plaats in Copenhagen, met Kaustky, Jaurès, Rosa Luxemburg, Emile
Vandervelde, Lenin, Martov, Trotski. Over de inhoud en de omgang
van die toppers met elkaar wordt niets gezegd. In 1911 gebruikte
Lenin de naam “kleine Judas” voor Trotski. In september 1911
werd Stolypin, de enige echte Russische staatsman, vermoord in
de opera van Kiev.
Hfst. 14 gaat over Lenins “coup van Praag” en zijn breuk met de
mensjewieken. In november 1911 pleegden Laura Marx en haar man
Paul Lafargue zelfmoord in Parijs. Lenin hield de toespraak in
het Frans, dat opgepoetst was door zijn nieuwe maîtresse, de
mooie en viertalige Inessa Armand, die al drie plus twee
kinderen had uit vorige relaties en die hij in september 1910
had leren kennen in Copenhagen. Ze kwam in Parijs naast en bij
Lenin en Kroepskaja wonen. Deze berustte erin. De liefdesrelatie
duurde tot de dood van Inessa in 1920.
In januari 1912 hield Lenin een partijbijeenkomst in Praag,
zonder de mensjewieken. Hij bouwde er een nieuwe,
ultra-gecentraliseerde partij op, waarin iedereen naar hem moest
luisteren. De mensjewieken vlogen eruit: dit was de eerste
staatsgreep in Praag. De tweede volgde in 1948, de derde in
1968.
In mei 1912 lanceerde Lenin met geld van Molotov de
Pravda(=waarheid en gerechtigheid), een titel die hij gestolen
had van Trotski. In juni verhuisde hij weer, nu naar Krakau.
Zinoviev, Kamenev en Inessa volgden. In 1913 infiltreerden de
bolsjewieken steeds meer in de vakbonden en promootten ze de
stakingen van 1 miljoen arbeiders. In dec. 1913 deed Kautsky in
Brussel een oproep om alle ruzies te beëindigen tussen de vele
soorten socialisten. Lenin wou daar niet van weten en ging er
hevig tekeer tegen Kautsky en tegen Rosa Luxemburg: al wie geen
bolsjewist werd, was een dissident.
De 1° W.O. was voor Lenin een totale verrassing: hij hoorde bij
de vele slaapwandelaars. Hij kreeg toestemming om te verhuizen
naar het neutrale Zwitserland. Hij was zeer blij met de oorlog:
die zou Rusland ontwrichten en een burgeroorlog en de revolutie
bevorderen. In 1916 bedacht de Fransman Daudet het begrip
“Guerre totale”: zij of wij (305). Lenin nam het meteen over. En
van Von Clausewitz nam hij over: oorlogsgeweld wordt door niets
beperkt(307).
In maart 1915 stierf de moeder van Nadja, haar vaste reisgezel,
in Berlijn. In juli 1916 stierf Lenins moeder in SPB , toen
Petrograd. Hij had haar niet meer gezien sinds 1910. In februari
1916 moest hij verhuizen van Bern naar een armtierige kamer in
Zürich, omdat hij de huur niet meer kon betalen.
In 1917 publiceerde hij daar : “Het imperialisme, het hoogste
stadium van het kapitalisme”. Hij herleidde de oorzaken van de
1° W.O. tot één : het kapitalisme ! En in mei 1917 zei hij:
zonder de oorlog, zou Rusland nog jaren, zelfs decennia, zonder
revolutie zijn gebleven (318).
Op 23 februari / 8 maart 1917, internationale vrouwendag,
betoogden vele vrouwen in Petrograd, roepend: “Brood ! “ en “Weg
met de tsaar!” Arbeiders volgden, in totaal 100.000. Op 10 maart
was er een algemene staking en werden 50 betogers doodgeschoten.
Op 11-12 maart kwamen de soldaten in opstand, ze lieten 8.000
gevangenen van gemeen recht vrij, ze bestormden de
wapenarsenalen, andere instellingen en ook de huizen van
welgestelde burgers. Tientallen officieren werden vermoord. Die
wreedheden bevielen Lenin zeer. Deze Februarirevolutie, die vaak
vreedzaam wordt voorgesteld, maakte in Petrograd 1500 doden en
6.000 gewonden en 180.000 gevangenen, bijna allemaal schurken,
liepen vrij rond. De sovjets kregen meer macht dan de Voorlopige
Regering, die op 13 maart was gevormd. Allerlei vrijheden werden
afgekondigd door de sovjets. Op 15 maart vroegen twee
afgevaardigden aan tsaar Nicolaas II om af te treden. Ook de
generaals vonden dat hij moest aftreden. De tsaar trad af met de
beleefdheid die hem eigen was, ten voordele van zijn broer
Michaël. Dan overtuigde Kerenski ook hem om af te zien van de
troon. Op 17 maart 1917 eindigde de Romanovdynastie, na 304
jaar.
Via Parvus , bijnaam voor de Jood Alexander Helphand, begon
Lenin dan te onderhandelen met de Duitse vijand. Op 6 april
verklaarde Amerika de oorlog aan Duitsland. Generaal Ludendorff
besefte dat dit een zware bedreiging was en hoopte dat een
revolutie Rusland zou uitschakelen, zodat Duitsland nog snel
tegen Frankrijk en Engeland kon winnen. Er kwam dus snel een
akkoord en op 9 april 1917 mochten Lenin en 31 andere
revolutionairen in een Duitse trein naar Rusland rijden: 19
bolsjewieken, 6 leden van de Bund en 6 anderen. De monografie
van Merridale (“Lenin in de trein”) wordt hier niet vernoemd. Op
11 april beslisten de bolsjewieken in Petrograd o.l.v. Stalin en
Kamenev dat ze de Voorlopige Regering steunden, ook in de
voortzetting van de oorlog en dat ze zich wilden herenigen met
de mensjewieken!
Lenin arriveerde op 16 april en verwierp in zijn
“Aprilstellingen” alles wat Stalin en co beslist hadden. Hij wou
alle macht aan de sovjets, nationalisatie van alle gronden,
fabrieken, bezittingen. Overal werd hij slecht ontvangen. In
juli 1917 kreeg Kerenski bewijzen dat Lenin rijkelijk
gefinancierd was door de vijand. De Pravda werd gesloten, maar
Lenin kon tijdig vluchten, verkleed als boer. Zijn partij stond
op instorten, Kerenski benoemde generaal Kornilov als stafchef.
Dan volgde de opstand van het platteland, waarbij boeren hun
eigenaars vermoordden en al hun bezit in beslag namen. Er waren
ook problemen met arbeiders en met de nationaliteiten
(Oekraïners , Finnen, Balten, Polen). Gevolg: de zgn. putsch van
Kornilov om de orde te herstellen. Kerenski ontsloeg hem op 10
september. De bolsjewieken eisten later de eer hiervan op. De
auteur heeft geen hoge dunk van de “megalomane” Kerenski. Op 17
september werden Trotski en andere revolutionairen vrijgelaten
uit de gevangenis. Van 1903 tot 1917 hadden Lenin en Trotski
meestal ruzie gemaakt, maar nu verzoenden ze zich met elkaar.
Vanaf september 1917 kreeg Kerenski het steeds moeilijker: er
vonden massamoorden, plunderingen en verwoestingen plaats. En na
de afzetting van Kornilov, liet ook het leger hem in de steek.
De bolsjewieken veroverden de meerderheid in de sovjets van
Petrograd en van Moskou. Op 27 september beval Lenin dat de
bolsjewieken de macht moesten grijpen en de regering
omverwerpen. Op 29 september voegde hij eraan toe dat de
“Middeleeuwse” Don-kozakken uitgeroeid moesten worden, wat in
1919 ook gebeurde. Op 6 oktober werd Trotski voorzitter van de
sovjet van Petrograd en vroeg hij de regering om op te stappen.
Op 20 oktober keerde Lenin in het geheim terug uit Finland.
Op 23 oktober 1917 besliste hij op zijn eentje over de coup. De
bolsjewieken waren verrast en stemden zeer verdeeld: 10 voor, 9
tegen, 2 onthoudingen. Op 31 oktober sloeg Gorki alarm in een
krant : de putsch zou ontaarden in een bloedbad. Lenin was
woedend en viel Kamenev en Zinoviev hevig aan. Kerenski bleef
kalm en reageerde niet. Op 6 november bezetten 6.000 Rode
wachters de strategische plaatsen van de stad. Op 7 november
1917 liet Lenin affiches uithangen: “De Voorlopige Regering is
afgezet. De macht is in handen van de sovjet en van het militair
revolutionair comité” (349).
Hfst. 18 en 19 gaan over de installatie van de dictatuur van het
proletariaat, of volgens Courtois: dictatuur over het
proletariaat. In de nacht van 7 op 8 november vielen de Rode
wachters en de matrozen het Winterpaleis aan, waar de Voorlopige
Regering vergaderde. Ze werden gevangen genomen, behalve
Kerenski, die kon ontsnappen in een auto met Amerikaanse vlag.
Er vielen slechts zes doden, maar de film van Eisenstein maakte
er een veel groter aantal van.
Lenin vormde een regering, “Raad van Commissarissen” of
Sovnarkom genoemd, allemaal bolsjewieken, met o.a. Trotski en
Stalin. Het woord “minister” mocht niet gebruikt worden. Lenin
controleerde meteen de radio en de telegraaf, eiste
appartementen en auto’s op en sloot de niet-bolsjewistische
kranten. De rechtspraak en de advocatuur werden meteen
afgeschaft en vervangen door revolutionaire volksrechtbanken,
waar laaggeschoolden snel komaf maakten met hun tegenstanders.
De andere politieke partijen reageerden met afkeuring.
Opstandelingen werden wreed gefolterd en dan vermoord.
In Moskou was de weerstand groter: daar vielen 700 doden en
duizenden gewonden. De burgeroorlog was begonnen. Op 20 november
werd de persvrijheid definitief (voor 70 jaar) afgeschaft. Op 17
november namen Kamenev, Zinoviev en anderen ontslag, als protest
tegen de terreur. Lenin eiste hun totale onderwerping.
Ondertussen plunderden de soldaten en het plebs ongestraft de
wijnkelders van het Winterpaleis en van de wijnhandelaars.
Dzerzjinski liet hen begaan, want Lenin had gezegd: “Plunder de
plunderaars”.
Vanaf 24 november stuurde Lenin regelmatig troepen naar het
platteland om het graan te stelen van de boeren voor de steden.
Geld liet hij met miljoenen uit de nationale bank halen en uit
andere banken. Dan volgde de inbeslagname van alle publieke en
private bezittingen, juwelen, fabrieken, gronden, kunst uit
kerken: ook dit monopolie werd een karakteristiek kenmerk van
het communistisch totalitarisme, eerst in de SU, dan bij Mao,
Castro, Rode Khmers.
Ambtenaren die tegenstribbelden, werden wreed afgemaakt en
vervangen door onbekwame lieden. Lenin beval de
legercommandanten om af te treden en vrede te sluiten. Generaal
Doechonin werd gewoon vermoord. De vredesonderhandelingen
begonnen in Brest-Litovsk op 22 december 1917.
Tussen 25 november en 9 december 1917 vonden verkiezingen
plaats, de enige in 70 jaar communisme, voor een grondwetgevende
vergadering, met algemeen kiesrecht en vrij grote opkomst: 37
miljoen kiezers deden mee op 90 miljoen kiesgerechtigden en 170
miljoen inwoners. De auteur noemt die 37 miljoen “massaal”.
De bolsjewieken haalden 24 % (10 miljoen kiezers) of 175
afgevaardigden op 707; de SRP had 38%, de mensjewieken 3%, de KD
5% en de Oekraïense SRP 12 %. Lenin weigerde de uitslag te
erkennen. Leden van alle partijen werden gearresteerd en voor
revolutionaire rechtbanken gebracht.
Op 20 december 1917 besloten Lenin en Dzerzjinski om alle
“contrarevolutionaire bourgeois” met “systematisch geweld” van
kant te maken en hun goederen en bankrekeningen te confisqueren.
Iedere welgestelde moest binnen 24 uur bij het “comité van de
huurders” een verklaring indienen met zijn inkomsten en adres.
De nazi’s volgden dat voorbeeld met de Joden in 1933-34. En men
zou de rijken de toiletten laten poetsen, uithongeren, uitroeien
zoals ongedierte(378-379). In september 1918 schreef Zinoviev in
de krant: van de 100 miljoen inwoners van Rusland moeten wij er
10 miljoen uitroeien. Dat is grotendeels gelukt.
De Tsjeka, opgericht op 20 december 1917, in 1922 omgedoopt in
GPU, in 1934 NKVD, 1946 KGB, werd het instrument van deze
massale terreur. Bij de Ochrana was er nog rechtspraak, nu niet
meer.
Toen het parlement van Oekraïne in dec.1917/jan.1918 de
onafhankelijkheid uitriep en de grond verdeelde onder de boeren,
dreigde Lenin meteen met de herovering van het land, waarbij hij
Oekraïne nog beschuldigde dat zij de oorlog begonnen waren. Een
methode die 70 jaar zou blijven bestaan.
De vrede van Brest-Litovsk op 3 maart 1918, per se gewenst door
Lenin, kostte de SU 800.000 km²: de Baltische staten, een deel
van Wit-Rusland en een deel van Oekraïne of 26 % van de
bevolking en 1/3° van de economie.
Hfst. 20 gaat over de burgeroorlog, de terreur en het
oorlogscommunisme. Op 10 maart 1918 verhuisde Lenin naar het
Kremlin en de Tsjeka naar de Loebjanka, een enorm gebouw van
Lloyds. Hij vertrouwde de Duitsers niet, ondanks het verdrag.
Op 29 april 1918 lanceerde hij zijn oorlog tegen de kleine
boeren die niet al hun graan wilden afstaan. Met de leuze “Dood
aan de koelakken” werd het een ware burgeroorlog van rood tegen
groen. Op 31 mei voegde Dzerzjinski eraan toe: de Tsjeka zal
iedereen doodschieten die zich verzet.
Die Tsjeka werd steeds groter: van 12.000 in juni 1918 naar
280.000 in februari 1921.
Op 4 juni liet Trotski het eerste concentratiekamp ter wereld
inrichten. Vanaf 1931 kregen de kampen de naam “Goelag”. Op 9
juni voerde Lenin de dienstplicht in en in 1920 bestond het
leger al uit 5,5 miljoen soldaten. Op 14 juni werden de
mensjewieken en de SRP uit het centraal comité van de sovjets
gebannen. En op 10 juli 1918 schreef Lenin in de “grondwet” dat
de C.P.S.U. heel de staat domineerde. Dat bleef zo tot
Gorbatsjov. En artikel 23 ontnam alle rechten aan priesters,
welgestelde burgers, edellieden. Kortom: miljoenen mensen werden
uitgesloten.
Op 16-17 juli organiseerde Lenin in het geheim en zonder overleg
met Trotski de moord op de tsarenfamilie en beval hij alle
andere Romanovs ook uit te roeien, als wraak voor de dood van
zijn broer in 1887 (400). Van dan af barstte de burgeroorlog
los, met massale executies, ophangingen en deportaties van
tegenstanders naar concentratiekampen.
Op 30 augustus 1918 vond een mislukte aanslag plaats op Lenin.
De verdachte, Fanny Kaplan, werd gedood en in brand gestoken. In
feite was de dader een andere vrouw. De aanslag verergerde de
terreur. Boelganin liet meteen ook 800 mensen doodschieten. Op 5
september werd de Rode Terreur officieel geïnstalleerd per
decreet. In de herfst van 1918 werden meer dan 15.000 personen
gedood of 2,5 maal zoveel als in heel de periode van 1825 tot
1917. En in 1921 waren er al 107 concentratiekampen met meer dan
50.000 gevangenen. De Tsjekisten konden ongestraft plunderen en
verkrachten. In maart 1919 bestormden de Tsjekisten de stakende
arbeiders van de Poetilov-fabriek, arresteerden Maria
Spiridonova van de SRP en 900 arbeiders en fusilleerden er 200
van.
Bij een algemene staking in Astrachan liet Kirov, makker van
Stalin, 4.000 muiters en 1.000 burgers fusilleren en verdrinken.
Dat fusilleren en het afpakken van de voedselkaarten gebeurde
ook bij stakende arbeiders in Toela en in de Oeral. Op 24
januari 1919 besloot het Centraal Comité dat de “rijke” kozakken
volledig uitgeroeid moesten worden. De Tsjeka begon met het
doodschieten van 8.000 in maart 1919 en in februari 1920 volgde
de volledige dekozakisatie: de mannen werden doodgeschoten, de
vrouwen en kinderen opgesloten in dodenkampen. Tussen 300.000 en
500.000 kozakken werden gedood of gedeporteerd op 3 miljoen
inwoners! In oktober 1920 werden hun steden afgebrand, de
inwoners verjaagd, de mannen vanaf 18 naar harde werkkampen
gedeporteerd, hun vee en hun goederen afgepakt, hun huizen en
gronden aan Tsjetsjenen gegeven.
De dekozakisatie was een voorafbeelding van de dekoelakisatie 10
jaar later. Het Rode Leger won in december 1920 de burgeroorlog
en slachtte daarbij een paar honderdduizend mensen af. Tegelijk
werd naar heel de wereld een postkaart gestuurd met propaganda
voor het rode arbeidersparadijs. De dictatuur van het
proletariaat was een dictatuur over het proletariaat geworden.
In 1919 vonden revoluties plaats in Duitsland en Hongarije, maar
zonder succes. Op het 2° congres
van de Komintern in juli 1920 verschenen tientallen
afgevaardigden uit heel Europa en werden vele communistische
partijen opgericht, die in hun land de strijd moesten aangaan
met alle andere partijen, ook met de socialistische.
In maart 1920 kocht Lenin in het geheim 5.000 locomotieven en
100.000 wagons van Duitsland en Zwitserland. Dat kostte 40 % van
de goudreserves.
Op 12 oktober 1920 moest Lenin het Verdrag van Riga tekenen,
waarbij hij de onafhankelijkheid van de buurlanden erkende en de
mislukking van de export van de revolutie.
Na de “pacificatie” van de Noordelijke Kaukasus, volgde in 1921
de herovering van het onafhankelijke Georgië en de vervanging
van Georgische ambtenaren door andere en van het Georgisch door
het Russisch.
Het oorlogscommunisme van Lenin zorgde er tussen 1918 en 1921
voor dat Rusland, dat in 1914 nog de 5° economische macht was,
helemaal instortte: er kwam een miljoeneninflatie, een
instortende productie (nog 1/3° van 1913), halvering van de
graanoogst, de eerste massale hongersnood.
Op 8 maart 1921 kwamen de matrozen van Kronstadt in opstand. In
1917 waren zij de echte revolutionairen. Trotski en
Toechatsjevski onderdrukten de opstand : 10.000 matrozen werden
gedood, 6.500 naar een concentratiekamp verbannen en 8.000
inwoners vluchtten over het ijs naar Finland.
Wegens de economische noodtoestand lanceerde Lenin in juli 1921
met tegenzin zijn N.E.P.: nieuwe economische politiek, een
tijdelijke terugkeer naar een zachte vorm van kapitalisme of
toegeven dat zijn oorlogscommunisme mislukt was. Om de
industriële productie op te voeren, werden harde methodes
gebruikt, inclusief het al gekende intrekken van de
rantsoenkaarten en executies. Boeren die niet genoeg graan
leverden, werden afgeslagen, in koude hangars opgesloten,
moesten naakt in de koude over straat lopen en hun vrouwen
werden naakt in putten met sneeuw gedropt. Het Rode Leger o.l.v.
Toechatsjevski gebruikte gifgas tegen opstandige boeren en
schoot in elk gezin de oudste dood. De Tsjeka opende zeven
concentratiekampen voor de vrouwen, kinderen en oudere mensen.
De meesten kwamen nooit terug.
De eerste hongersnood sinds 1891 was aangebroken en duurde van
1921 tot 1923. De hoofdoorzaak was de graanopeising. 5 miljoen
mensen stierven van honger tegenover 400.000 in 1891.
Kannibalisme kwam voor in het zuidwesten van Rusland. Toch kreeg
Molotov het bevel om de opeisingen te verstrengen. Onder druk
van intellectuelen en van het buitenland, aanvaardde Lenin op 27
augustus 1921 Amerikaanse hulp.
Courtois maakt ook een balans op van het aantal doden: 2,5
miljoen door de 1° W.O., 2 miljoen door de burgeroorlog en het
oorlogscommunisme, 2 miljoen door moordpartijen, 5 miljoen door
de hongersnood, of samen 9 miljoen. En 2 miljoen Russen
ontvluchtten hun land, meestal mensen uit de elite.
Op 4 juni 1921 was Lenin uitgeput en moest hij rust nemen in
Gorki. Vanaf 1922 verslechterde zijn conditie, zowel fysiek als
mentaal.
In 1922 wou hij het diplomatieke isolement doorbreken dat hij
zelf veroorzaakt had in 1917 door diplomaten te arresteren, de
buitenlandse schulden niet meer terug te betalen en via de
Komintern overal opstanden uit te lokken. Dat lukte enigszins op
de conferentie van Genua of Rapallo, april-mei 1922. Daar
vergaderden de twee uitgestotenen, Duitsland en de SU, in het
geheim en spraken ze af dat Duitsland zijn leger en luchtmacht
mocht heropbouwen in de SU, in ruil voor economische hulp.
Op 26 februari 1922 liet Lenin, met de hongersnood als
voorwendsel, per decreet alle waardevolle voorwerpen in de
kerken in beslag nemen en in het buitenland verkopen. Gelovigen
die in verzet kwamen, werden doodgeschoten. Idem voor 30
bisschoppen, 2691 priesters, 1962 monniken en 3447
kloosterzusters. Tussen 1919 en 1934 werden 97 % van de kerken,
synagogen en moskeeën leeggeroofd. De buit was groot.
In mei 1922 kreeg Lenin (als straf van God?) zijn eerste
hersenbloeding. Die verlamde zijn rechterhelft en zorgde dat hij
nauwelijks nog kon spreken en heel verward was. Dure Duitse
specialisten werden naar Gorki gehaald. Aan Stalin vroeg hij gif
voor zelfmoord, maar hij kreeg het niet. Toch beval hij in mei
1922 nog om de doodstraf of deportatie uit te breiden tot de
mensjewieken, SRP en Kadetten. En Dzerzjinski moest de
contrarevolutionairen deporteren: schrijvers, professoren,
leraren, archeologen, filosofen, historici, theologen,
natuurkundigen, ingenieurs, intellectuelen. Hun boeken en
bezittingen werden in beslag genomen en ze moesten ondertekenen
dat ze bij hun terugkeer doodgeschoten zouden worden.
Op 6 juni installeerde Lenin de censuur(Glavlit), ook een
kenmerk van het totalitarisme. Op 13 november 1922 hield hij
zijn laatste toespraak. Dan volgden weer vijf hersenbloedingen.
Na de zware bloeding van 22-23 december 1922, dicteerde hij in 4
minuten zijn “testament”: “Kameraad Stalin heeft teveel macht en
kan er niet behoedzaam mee omgaan. Kameraad Trotski is de
bekwaamste, maar is te zelfverzekerd en teveel bezig met de
administratieve kant”(434). Op 4 januari 1923 voegde hij er nog
een explosieve nota aan toe die geheim moest blijven: “Stalin is
te brutaal. Ik stel dus voor hem af te zetten en iemand in zijn
plaats te nemen die loyaler en beleefder is”. Maar dat gebeurde
niet: Stalin bleef secretaris-generaal en maakte hevig ruzie met
Nadja. Lenin bedreigde hem op 5 maart 1923 met het verbreken van
alle persoonlijke relaties, maar een nieuwe hersenbloeding
schakelde hem definitief uit. Foto’s uit de geheime archieven
toonden na 1991 een verdwaasd man, die er 80 uitzag i.p.v. 53.
Het laatste hoofdstuk is het kortste: de begrafenis van Lenin op
27 januari 1924, bij -25°. Alle toppers droegen zijn kist,
behalve Trotski: die was weggehouden door Stalin. Een architect
werd aangeduid om snel een mausoleum te bouwen in hout. Dan
volgde de balseming door Zbarski en de tentoonstelling tot
vandaag. De hersenen werden gewogen om te zien op hij
hyperintelligent was, maar ze wogen het gemiddelde: 1340 gram.
In 1939 verving Stalin het houten mausoleum door een marmeren en
granieten.
Stalin gaf de voorkeur aan een totalitair regime in eigen land
boven de wereldrevolutie. Toch realiseerde hij die gedeeltelijk
in 1939-1940 met de inname van Polen, de Baltische landen en
Bessarabië en met Oost-Europa in 1944-1945. Dan volgde zijn
steun aan China(1949) en Noord-Korea(1950-1953). Zijn opvolgers
steunden Noord-Vietnam(1954-1975) en probeerden Afghanistan
onder controle te houden(1979-1987). Stalin was de grootste
politicus van de 20° eeuw (443). In 1949 was hij de baas over 80
communistische partijen, die in Moskou zijn 70° verjaardag
kwamen vieren.
Chroesjtsjov beschuldigde hem in 1956, maar raakte niet aan
Lenin. In 1970 vierden 70 communistische partijen in Moskou
o.l.v. Brezjnev nog de 100 ° verjaardag van Lenin. Maar in 1974
brak Alexander Solzjenitsyn in zijn “Goelagarchipel” met de
opgelegde communistische leugens, die hij erger vond dan de
afwezigheid van vrijheden en die verantwoordelijk waren voor de
dood van 66 miljoen mensen, aldus Solzjenitsyn in zijn open
brief aan de Sovjetleiders(445,482). De deleninisatie zal nog
jaren duren. In 2017 werd de 100 ° verjaardag van de
Oktoberrevolutie alleszins niet meer gevierd.
Courtois houdt Lenin persoonlijk verantwoordelijk voor de
vernietiging van de democratische socialistische beweging ten
voordele van een totalitair, gewelddadig communisme. Hij acht
hem ook medeverantwoordelijk voor de afbraak van de Duitse
sociaaldemocratie, die het voorbeeld was voor alle
socialistische partijen; daardoor kon Hitler aan de macht komen
en de 2° W.O. uitlokken. Wellicht gaat Courtois hier een stap te
ver. Maar zijn boek is een indrukwekkende analyse. Hopelijk
volgt er een vertaling in het Nederlands en zeker ook in het
Russisch. Want in Rusland leren de scholieren nog altijd hoe
goed opa Lenin wel was.
Stéphane Courtois heeft weer een serieus werk afgeleverd, met
veel bronnenonderzoek, zoals we dat van hem gewoon zijn, in
duidelijke en zeer kordate taal. Hij focust zich op de wreedste
kanten van Lenin en van zijn medewerkers. Hij kent zijn
geschriften ook door en door en analyseert die meer dan
Sebestyen doet. Courtois had wel wat meer bewondering mogen
hebben voor de intellectuele arbeid van Lenin: 57 boeken op 30
jaar(1893-1923).
Het boek van Sebestyen is dan weer concreter, minder
theoretisch. Het ontbreekt hier in de geraadpleegde literatuur,
allicht omdat beide werken te kort op elkaar verschenen zijn.
Het boek van Courtois bevat geen enkele foto, het heeft ook geen
bibliografie, maar in de vele noten (447-482) staan wel een pak
titels van boeken. De vele namen van personen staan in het
register, maar de plaatsen zoals Brest-Litovsk, Rapallo,
Astrachan, Gorki e.a. ontbreken en ook een aantal begrippen
zoals zemstvos, Bund, Ochrana, Glavlit, Gosplan, Tsjeka, GPU,
NKVD, KGB, verdrag van Riga, sovnarkom, …
Ook een kaart ontbreekt en niet iedereen weet waar plaatsen
zoals Simbirsk, Pskov, Toela, Kronstadt, Gorki, … liggen. Bij de
data is het soms ver zoeken naar het jaartal.
En de cijfers dan ! Bij de vrede van Brest-Litovsk verloor
Rusland “150.000 km²” (p. 385) of “800.000 km²” (p. 395): wel
een groot verschil.
Bij de Februarirevolutie werden “8.000” gevangenen
vrijgelaten(p. 321) en dan ineens “180.000”(p.322): ook hier
liggen de cijfers ver uit elkaar. En de Transsiberische
spoorweg, die meestal 9289 km lang is, telt er hier “54.878”
km(131): dat is dus rond de wereld en nog eens 14.800 km ! Een
deelname van 37 miljoen kiezers aan de eerste en enige algemene
verkiezingen van nov.-dec. 1917, op een bevolking van 170
miljoen of 90 miljoen kiesgerechtigden (369-370), noemt de
auteur “massaal”. Ik zou dat mager noemen.
Met het “Verdrag van Genua” bedoelt hij dat van het nabijgelegen
Rapallo (1922), waarin de Weimarrepubliek als eerste land de SU
erkende en op Russisch grondgebied in het geheim weer een leger
kon opbouwen. In 1926 werd het vervangen door het verdrag van
Berlijn, dat in 1931 verlengd werd tot 1934. En in aug.-sept.
1939 kwamen er twee: een niet-aanvalspact en dan een volwaardig
vriendschapsverdrag. Die vriendschap eindigde in juni 1941.
Jef Abbeel,
december 2017/januari 2018