Ross King, Leonardo en Het Laatste Avondmaal. Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam / Antwerpen, 2012. 415 p.; foto’s, stamboom, kaart, noten, bilbiografie, register. ISBN 978 90 234 7588 0;
€ 24,90.

Leonardo da Vinci en het Laatste Avondmaal

Leonardo da Vinci (1452-1519) hoort samen met Michelangelo (1475 – 1564) tot de reuzen van de Renaissance. In dit boek komen al zijn werken wel even ter sprake, maar het gaat vooral over Het Laatste Avondmaal, een fresco in het klooster Santa Maria delle Grazie in Milaan. Voor ca. 22 € kun je het bezoeken.

Leonardo da Vinci en het Laatste Avondmaal


Leonardo werkte er vijf jaar aan. Hij werkte wel traag en zat soms uren naar zijn schilderij te kijken. Wellicht was de Canadees Ross King even lang bezig met zijn spannend, maar toch iets te gedetailleerd boek. Daarin beschrijft hij nauwgezet de ontstaansgeschiedenis van het fresco, interpreteert de figuren en geeft tegelijk een stuk geschiedenis van het hertogdom Milaan. Dat werd in die tijd in principe bestuurd door de familie Sforza, maar herhaaldelijk was het een doelwit van begerige Franse, Oostenrijkse of Spaanse heersers, die hun oog lieten vallen op de rijke, maar kleine Italiaanse staatjes.


De hoofdpersonages zijn Leonardo, afkomstig uit de buurt van Vinci, een gehucht op 25 km van Firenze, en zijn tijdgenoot en mecenas Ludovico Sforza(1452 – 1508), bijgenaamd Il Moro vanwege zijn donkerbruin gezicht.
Tijdens zijn bewind kende Milaan een hoge artistieke en intellectuele bloei.
Leonardo werd door hem uit Firenze naar Milaan gehaald. Hij kreeg er de eervolle titel “pictor et ingeniarus ducalis” : schilder en ingenieur van de hertog. Een ingenarius was eigenlijk een bouwmeester van vestingwerken, maar Leonardo ontwierp ook aanvalswapens en andere zaken.


King begint met het jaar 1494, volgens hem het ongelukkigste jaar voor Italië(72). De auteur vergeet dan even de jaren 1943-1945. In 1494 voorspelde Savonarola in Firenze allerlei onheil voor Italië, o.a. de komst van een woeste veroveraar. En inderdaad : de lelijke Franse koning Karel VIII viel in dat jaar binnen in Italië, met de bedoeling om het koninkrijk Napels in te palmen.


Ludovico was zijn bondgenoot. Hij stond aan het hoofd van het hertogdom Milaan, dat een omvang had van 110 km van noord naar zuid en 95 km van oost naar west. De stad Milaan was met 100.000 inwoners de grootste van Italië. Firenze telde er 50.000.


Ludovico was een sluw heerser, een trouweloos man, zowel in de politiek als in zijn huwelijksleven, en een voorbeeld voor Machiavelli’s Il Principe (1513). Tegelijk sponsorde hij dichters, schilders, architecten en haalde hij professoren Grieks, Latijn, Hebreeuws, rechten en geneeskunde naar de universiteiten van Milaan en Pavia.
Leonardo was één van die gelukkigen. Hij kreeg zijn eerste opleiding bij schilder Verrocchio in Firenze. Daar werkte hij voor de Medici’s. Rond 1482, op zijn 30°, trok hij naar Milaan.

In 1494 of 1495 begon hij daar aan zijn Laatste Avondmaal. Hij had geen ervaring met fresco, de lastigste schildertechniek volgens Vasari. Leonardo had al een aantal voorstellingen van het Laatste Avondmaal gezien. Het werd al afgebeeld sinds de 5° eeuw, o.a. in een mozaïek in de basiliek van Sant’ Apollinare Nuovo in Ravenna. Ook de voorstelling van Christus met baard was al gebruikelijk in de Middeleeuwen. Rond 1490 had hij al in een notitieboekje geschreven welke compositie hij voor ogen had. In 1494 kocht hij een bijbel , in Italiaanse vertaling. Daar haalde hij veel informatie uit.

King vermeldt hier terloops dat Leonardo veel helpertjes in dienst had en dat hij een relatie had met één van hen, een zekere Giacomo. Hij vertelt hier ook dat er in Napels syfilis heerste, toen de Franse troepen er in 1495 de baas speelden. De kenmerken waren : builen, zweren, helse pijnen aan gewrichten en zenuwen, misvormingen, overlijdens. Niemand wist hoe de gruwelijke ziekte in Europa terechtgekomen was : mogelijk met de schepen van Columbus. Men was het eens dat het een straf was van God voor het immoreel gedrag van velen. Er is geen verband met het schilderwerk, maar zo staan er veel weetjes in het boek.


Terug naar de muurschildering. King vertelt waar Leonardo kleurstoffen kocht en voor welke prijs en hoe zijn werk even onderbroken werd door de invallen uit Frankrijk. Dan moest hij zich concentreren op de verdediging van de stad en van het Castello.

We lezen ook dat Leonardo vroom was, maar tegelijk antiklerikaal. Monniken noemt hij farizeeërs (203). Desondanks werkte hij goed samen met de dominicanen van het klooster.

Voor zijn topwerk kreeg hij 2000 dukaten (224-225). Dat kwam toen overeen met de prijs van een groot huis aan de Arno in Firenze. King heeft het over 6,9 kilo goud. Volgens hem zijn die ongeveer 250.000 $ waard. Volgens mij is 6,9 kilo goud aan 42.500 € per kilo bijna 300.000 € of ruim 400.000 $ waard.
Wellicht maakt King een rekenfoutje, want 221 Troy ounce goud x 3,443 gram is slechts 760 gram goud of slechts 32.300 €.. Hoe dan ook, het is onbegonnen werk om bedragen van toen om te rekenen naar prijzen van nu. Andy Warhol zal met zijn 40 schilderijen en zeefdrukken van zijn Laatste Avondmaal in 1986 een veelvoud geïncasseerd hebben.

King legt ook uit hoe de mensen wist welke Bijbelse figuren op een schilderij stonden. De schilders hielpen hen met bekende attributen, zoals een sleutelbos voor Petrus of een geldzak voor Judas.
Dan dwaalt hij weer even af van zijn onderwerp om wat te vertellen over Maria Magdalena, trouwe metgezel van Christus en over de voedingsgewoontes van Leonardo. Blijkbaar was hij vegetariër, één van de weinige eigenschappen die hij gemeen had met de monniken. King concludeert dat uit zijn boodschappenlijstjes en uit sommige citaten van hem. Al vóór 1500 at hij maïs, een product dat pas met de ontdekking van Amerika in Europa beland was. Als er vlees op de lijstjes staat, beweert de auteur dat het bestemd was voor de leerlingen van Leonardo. De boodschappenlijstjes wegen dus niet zwaar als bewijs. Leonardo at ook vis, m.n. paling. Dat brengt King er dan toe om te vertellen over mensen die gestorven waren van mateloos paling te eten. Vaak zit hij dus erg ver verwijderd van de interpretatie van het schilderij. Dat geldt ook voor zijn verhaal over de wandtapijten. De Sforza’s lieten tapijtwevers uit Vlaanderen overkomen naar Milaan en Pavia en die mochten hun vertrekken dan volhangen met wandtapijten. Het streelt onze trots over ons rijk verleden.

Dan belandt de auteur weer bij het schilderij zelf : het eten en drinken, de handgebaren zoals de opgestoken vingen van Thomas, de gelaatsuitdrukkingen van de 13 personen, de negatieve voorstelling van verrader Judas als linkshandig, bovendien met een beurs met geld.
Ten laatste in 1498 was Het Laatste Avondmaal voltooid. Misschien al in augustus 1497, want toen kreeg Leonardo een genereus geschenk van Ludovico, een soort bonus : een perceel grond van 200 bij 50 m, 1 ha dus, met wijngaard, vlak bij het klooster en vlak bij de stad.

In 1499 vielen de Turken Venetië aan en de Fransen Milaan. Ludovico vluchtte te paard naar Duitsland. Zo was Leonardo zijn beschermheer kwijt. De Fransen roofden erop los : schilderijen, edelstenen, marmeren beelden. Het Laatste Avondmaal ontsnapte maar net aan de verwoesting. De Franse koning Lodewijk XII had er zoveel bewondering voor, dat hij het mee wou nemen naar Parijs.  Het viel hem tegen dat men het niet kon losmaken van de muur. Leonardo zat zonder patroon en was meteen bereid om voor de vijand te gaan werken in een kasteel aan de Loire. Met muilezels en kisten verhuisde hij in 1499 naar Amboise.
In 1503 begon hij daar aan het portret van de Mona Lisa, de vrouw van een rijke stoffenhandelaar, Francesco del Giocondo. Blijkbaar is het nooit bij de opdrachtgever terecht gekomen.
In 1508 stierf Ludovico in een kerker in het dal van de Loire. King vertelt niet hoe hij daar terecht was gekomen. Op dat moment was Leonardo opnieuw in Milaan. In 1511 vluchtte hij opnieuw uit die stad, toen Zwitserse huurlingen de Fransen verdreven. Eerst trok hij naar Rome, in 1516 naar Amboise, waar hij hofschilder werd van de Franse koning Frans I. De Mona Lisa had hij overal meegenomen, samen met enkele notitieboekjes.

Op 2 mei 1519 stierf Leonardo in zijn kasteel, 76 jaar oud. Hij werd volgens zijn wens begraven in het klooster van Amboise.

Na zijn dood werd de Mona Lisa verkocht aan de Franse koning. Die hing het in … zijn badkamer. Daar bleef het een paar eeuwen hangen. Napoleon hing het rond 1800 in zijn slaapkamer. Het werd pas bekend in de 19° eeuw, toen het in het Louvre terecht kwam.

Het laatste hoofdstuk is boeiend : de geschiedenis van en de problemen met het Laatste Avondmaal na de dood van Leonardo. Al in 1517 begon het fresco te desintegreren. In 1582 was het in een staat van totaal verval. In de 18° en 19° eeuw werd geregeld een knoeier aangeduid om het te restaureren. In 1796 gebruikte het leger van Napoleon de refter als paardenstal. De paarden dampten, de antiklerikale soldaten bekogelden het met bakstenen. In 1943 werd het klooster getroffen door een bom van de Britten : het dak van de refter werd weggeblazen en het schilderij bleef maandenlang blootgesteld aan de natuur. De laatste restauratie duurde 22 jaar lang : van 1977 tot 1999. Men verwijderde alle toevoegingen uit de 16° - 20° eeuw en men probeerde het te herstellen in de oorspronkelijke staat. Deze restauratie was zo ingrijpend, dat critici beweren dat het nu voor 80 % het werk is van restaurateurs en slechts voor 20 % van Leonardo.
We vernemen hier ook dat het kunstwerk al tijdens het leven van Leonardo zo beroemd was, dat er overal in Europa kopies van werden gemaakt. In het lijstje ontbreekt de abdij van Tongerlo.

De lezers zullen van dit boek genieten, als ze, zoals King, goed op de hoogte zijn van de bijbel, de klassieke oudheid en van de Italiaanse politieke en artistieke geschiedenis tijdens de Renaissance. King weet van die zaken ongeveer alles, zoals hij in zijn vroegere boeken al aantoonde.

De lezers moeten veel geduld opbrengen voor de eindeloze details die de auteur er terecht of onterecht bij vertelt, voor zijn vele herhalingen en voor het herhaaldelijk overhoop halen van de chronologische volgorde : de verkoop van de Mona Lisa na de dood van Leonardo wordt besproken lang voordat hij dood is; het succes van het Laatste Avondmaal tijdens zijn leven komt aan de orde na de restauratie van 1999. Je moet ook wennen aan vele uitspraken zoals : Leonardo moet geweten hebben dat …. ; eigenlijk zijn dat gewoon veronderstellingen van de zeer belezen auteur.

Nog één detail : het jeu de paume was geen “tennis” (p. 311); die sport werd pas in de 19° eeuw in Frankrijk uitgevonden(1873), jeu de paume al in de 13° eeuw. Jeu de paume was verwant met kaatsen, men sloeg de bal heen en weer met de handpalm(paume), niet met een racket.

Het boek bevat een kaartje van de Italiaanse staten in 1494 en een stamboom van de families Sforza en Visconti, 1400-1530. Verder 36 pagina’s noten en een stevige bibliografie.

Het mist een chronologische tabel met de voornaamste gebeurtenissen uit het leven van Leonardo en van het schilderij, vooral omdat de auteur de tijdsvolgorde niet respecteert en bijna permanent tijdens de bespreking van het kunstwerk sprongen maakt naar de politieke en andere omstandigheden. Je moet ook flink zoeken om te vinden van wanneer tot wanneer hij aan zijn Laatste Avondmaal en aan zijn Mona Lisa werkte.
In het boek staan ook nergens het adres van het klooster en de reservatievoorwaarden.

Jef Abbeel, december 2012.