Marcel Yabili. Mijn waarheid over Leopold II: nepnieuws
ontkracht. Oorspronkelijke titel: Le roi génial et bâtisseur de
Lumumba, un exercice critique historique sur le plus grand fake
news. Uitgeverij Mediaspaul, Lubumbashi, december 2020,
vertaald door Jan Pelgrims / ISBN 979-10-949-6929-8 / 272 p.,
foto’s, tabellen, kaarten, bibliografie /.
Paperback, 21 x 14 cm, 21,65 euro.E-book (ISBN
979-10-949-6973-1) 4,99 euro.
Mijn waarheid over Leopold II: nepnieuws ontkracht
Over weinige koningen is zoveel kwaad en onzin geschreven als over Leopold II. De auteur van dit boek verzet er zich heftig tegen. Hij is Congolees, woont in Lubumbashi, niet in Brussel, waar vele Congolezen wonen zonder te beseffen dank zij wie ze daar vertoeven. Yabili is jurist en schrijver, o.a. van ‘Chine-RD Congo, chronique d’une colonisation choisie’ (2020). Zoals blijkt uit zijn drietalige bibliografie (p. 261-266), heeft hij zich grondig gedocumenteerd voor deze studie.
Inhoud
Mijn waarheid over Leopold II: nepnieuws ontkracht
Hij
begint met kaartjes van Congo waaruit blijkt dat de
rubberproductie enkel plaatsvond in het noordwesten, de
Evenaars-provincie, kortom in een heel klein deeltje van het
enorme land (p. 5). En hij vergelijkt meteen de karige lonen van
de rubberarbeiders met de huidige toestand: vele Congolezen
wachten in april 2021 al 287 maanden of 24 jaar op hun loon (p.
15). En hij toont hoe Chinezen die kobaltmijnen ontginnen nu
ongestraft zweepslagen laten uitdelen aan Congolese arbeiders.
Het filmpje ging viraal, maar geen enkele actiegroep of overheid
reageerde erop (p. 16-17). De huidige problemen in Congo
(armoede, 27 miljoen mensen in hongersnood, verrijking door de
top, brutale verkrachtingen, moorden, …) krijgen veel minder
aandacht dan die tijdens Leopold.
Yabili beweert ook dat het antiklerikalisme van een aantal
Belgen de geschiedenis vervalste door het lage onderwijsniveau
toe te schrijven aan ‘het racisme van de missionarissen’,
terwijl net zij voor onderwijs zorgden en de Afrikaanse elite
opgeleid hebben met als eerste universitair priester Stefano
Kaoze in 1917 (p. 26-27 en p. 44).
Hij uit meerdere keren kritiek op de boeken van Hochschild,
Marchal, De Witte, Van Reybrouck (p. 29-30) en op de nieuwe
aanpak in het museum van Tervuren (p. 43-47). Hij vertelt dat
menselijke dierentuinen in vele landen bestonden (Frankrijk,
Noorwegen, VSA), maar dat enkel Leopold het verwijt kreeg dat
hij Congolezen naar België liet halen in 1885, 1894 en 1897. De
toon is dus gezet en blijft zo het hele boek door.
Met een grafiek toont hij aan dat het Congolese BBP steeg tot
kort na 1960 en dat het sinds de onafhankelijkheid in dalende
lijn blijft gaan (p. 31). Lumumba prees Leopold als genie en
bouwheer van Congo; in zijn felle toespraak van 30 juni 1960
klaagde hij 9 vormen van geweld aan, maar daar hoorden de
‘afgehakte handen’ en de ‘chicotte’ (zweep) niet bij (p. 65-77).
De chicotte hoorde wel bij de sharia en de Arabische
slavenhandelaars, maar werd verboden in de rechtspraak die na
1885 door Leopold werd ingevoerd voor Congolese burgers. Hij
verscheen wel in vervalste foto’s en ensceneringen van
Angelsaksische tegenstanders van Leopold (p. 80-92). Vanaf 1926,
dus lang na Leopold, werd de zweep wel ingevoerd in plaatselijke
rechtbanken met Afrikaanse stamhoofden en notabelen als
rechters. In 1959 was het gebruik volledig verdwenen, maar
Laurent Kabila voerde het in 1997 weer in en nu is de zweep een
courante foltering bij de politie (p. 95, p. 255).
Congo-Vrijstaat en Leopold hadden een gescheiden boekhouding en
de Vrijstaat had een jaarlijks ‘Bulletin Officiel’ van 1885 tot
1908, het was lid van de Wereldpostunie en 1 Congolese frank was
1 Reichsmark waard. Het Bulletin telde 9.777 pagina’s in 23
edities van 1885 tot 1908 (p. 109). Yabili is de eerste die deze
bron benut.
De inkomsten van de Vrijstaat stegen van 0,6 miljoen Congolese
frank in 1891 tot 35 miljoen in 1908 (p. 109-132). Op p. 257
schrijft hij : 55 miljoen. Lang niet al het geld ging dus naar
Leopold. Deze cijfers worden door alle critici verzwegen.
Het fel bekritiseerde rubber kende slechts een korte
glorieperiode en verdween al kort na 1900 uit de tabellen van de
Congolese rijkdommen ten voordele van palmolie en palmnoten (p.
125-127). De productietabellen tonen volgens Yabili ook aan dat
de bevolking toenam vanaf 1890 en niet uitgemoord werd (p.
127-128).
In 1888 had Leopold dwangarbeid verboden. Dat belette niet dat
de bevolking belasting moest betalen in de vorm van opgelegde
arbeid, 40 tot 49 uur per maand, die wel betaald werd (p.
138-141). En de inkomsten uit het ‘rode’ rubber gingen volgens
Yabili grotendeels naar de Vrijstaat voor overheidsuitgaven,
o.a. voor de aanleg van wegen en voor het leger. Ook die
begrotingen worden door de critici, door de auteur ‘vertellers’
genoemd, nooit aangehaald. Idem voor de rubbertabellen, die
aantonen dat er in Antwerpen in de beginperiode veel meer rubber
aankwam uit Frans-Congo en Angola (67%) dan uit de Vrijstaat
(33%). Het rubber uit Congo-Vrijstaat maakte amper 10% uit van
de wereldproductie. De grote leverancier was het Amazonegebied
met 70% (p. 164-178).
De ‘miljoenen doden’ komen nergens voor in de rijke orale
traditie noch in de toespraken van Lumumba. En ook niet bij
Mobutu, geboren en opgegroeid in de Evenaars-provincie, waar de
ABIR en de Anversoise het rubber exploiteerden. 10 miljoen doden
zou volgens Yabili overeenkomen met anderhalve keer de totale
bevolking, die hij op basis van de gemiddelde, lage
bevolkingsdichtheid op slechts 6,7 miljoen raamt (p. 175-177).
Dat lijkt me wel heel weinig: 10 à 15 miljoen is realistischer
volgens demograaf Jean-Paul Sanderson, die de daling van de
bevolking tussen 1885 en 1920 schat op enkele honderdduizenden
in plaats van enkele miljoenen. En hiervoor waren diverse
oorzaken: ziektes, ondervoeding (ook doordat mannen in de
rubberoogst werkten i.p.v. in de landbouw), minder geboortes.
Professor Anatole Romaniuk van de universiteit van Alberta in
Canada schreef hier een studie over (1),
waarin hij aantoont dat bijna de helft van de vrouwen in Congo
in de tweede helft van de 19de eeuw te lijden hadden onder de
Afro-Arabische slavernij en geen enkel levend kind baarden
wegens ‘une stérilité massive pathologique d’origine
vénérienne’, dus door massale onvruchtbaarheid als gevolg van
een geslachtsziekte. Deze factor overtrof alle andere oorzaken.
Vele ‘vertellers’ baseren zich op de schattingen van Stanley in
1880. Hoe hoger zijn aantallen waren, hoe interessanter Congo
leek te zijn voor de handel. Bovendien schatte hij enkel de
inwoners langs de Congo-rivier, hij extrapoleerde hij dat getal
naar heel Congo en kwam zo tot 42 miljoen, waarvan er nog 27
miljoen overbleven in de Franse vertaling van hetzelfde jaar (p.
180-185). En toen de Britse consul Casement in 1903 vertelde dat
er sinds 1893 3 miljoen mensen verdwenen waren uit het
rubbergebied, had hij ook geen tellingen gedaan en zei hij er
niet bij dat velen gewoon weggevlucht waren en elders leefden
(p. 188). Zijn foto van Epondo met afgehakte hand veroorzaakte
een schokgolf, maar hij zei er niet bij dat die hand afgebeten
was door een everzwijn (p. 188-191).
En in 1905 lanceerde de Amerikaanse schrijver Mark Twain het
getal van 10 miljoen doden, zonder ooit in Congo geweest te
zijn. Vanaf 1890 telde men wel het aantal buitenlanders: 430 uit
14 nationaliteiten in 1890, 2943 uit 20 landen in 1908. Vanaf
1891 telde men ook de Congolezen, eerst in de erkende
stamgebieden, vanaf 1905/1915 in principe overal. In 1911 kwam
men op 3,2 miljoen inwoners, maar in 240 stamgebieden was er
niet geteld. In 1925 telde men voor het eerst alle inwoners:
10,3 miljoen. In 1960 waren dat er 14,7 miljoen (p. 199, p. 207,
p. 212). Geen enkel land had in 1885 meer inwoners dan in 1960.
De gewelddaden van de Fransen pleiten Leopold niet vrij, maar ze
kwamen niet in de pers: het rapport van Brazza uit 1905 werd pas
in 1965 gepubliceerd.
De auteur verwijt Jules Marchal, Adam Hochschild, Lucas
Catherine, Daniel Vangroenweghe en anderen dat ze bewust geen
vermoedelijk betrouwbare cijfers publiceerden en dat ze het
onderzoeksrapport van 1905 niet gelezen hebben. Daarom spreekt
Yabili van ‘fake news’.
In 2021 verschijnt dan ook nog een film van Ben Affleck,
gebaseerd op het boek van Hochschild.
Beoordeling
Yabili geeft op zijn minst een verfrissende, Congolese kijk op
de geschiedenis van zijn land en op Leopold II. Hij wijst ook op
het belang van de mondelinge traditie, waarin de ‘afgehakte
handen’ en de chicotte ontbreken. Verhalen worden in Congo
doorverteld van generatie op generatie en spelen een grote rol
in het collectieve geheugen. Er bestond wel een gewoonte om een
hand af te hakken van een gedode vijand om de gebruikte kogel te
verantwoorden. Maar men hakte geen handen af van werkende
mensen.
Soms is de inhoud erg juridisch en moeilijk, b.v. de passages
over de gescheiden boekhouding etc. tussen de Vrijstaat en
Leopold II (p. 109-123). De kaarten zijn goed bedoeld, maar vaak
onduidelijk (p. 24) tot onleesbaar (p. 124). In kleur zouden ze
duidelijker zijn. Niet iedere lezer kent de woorden batumbula
(kannibaal) en griot (dichter of lofzanger van mondelinge
tradities).
Hier en daar staat een spel- of drukfout: p. 34: ‘toegejuigd’
moet op ‘t’ eindigen; p. 79: verba volent, scripta manent moet
volant zijn; p. 174: 1880 moet 1890 zijn; p. 260: ‘Veni, vidi,
vici’ werd door Caesar niet gezegd na zijn overwinning op de
Galliërs, want die strijd duurde 8 jaar (58-50 v.C.); wel na
zijn overwinning op Pharnakes in Zela, nu Turkije, in 47 v.C.,
want die slag duurde maar 4 uur.
Doordat de boeken ‘Koloniaal Congo’ van Idesbald Goddeeris e.a.
en ‘Veroverd, bezet, gekoloniseerd’ van Zana Etambala ongeveer
tegelijkertijd verschenen zijn, konden ze nog niet in de
bibliografie staan en kon Yabili er nog geen commentaar op
geven. Hopelijk lezen die auteurs ook het boek van Yabili, maar
ik twijfel eraan of hij hen zal kunnen overtuigen met zijn
pleidooi pro Leopold. Johan Op de Beeck, auteur van het
recentste boek over Leopold, moet hij niet meer overtuigen: die
somt ook de positieve prestaties op.
Noot
1. Anatole Romaniuk, La démographie de la RD du Congo sous
le régime du colonialisme mercantile belge, 1885-1940: un cas de
dépopulation pour cause de dénatilité d’origine pathologique.
Congrès international de la population, Busan (Zuid-Korea),
2013.
© Jef Abbeel, april 2021
www.jefabbeel.be