Aart Stigter. Paradox van de marathon. 42 marathonlessen en
avonturen. Uitgave van
Hardlopenisleuk.nl, januari 2022 220 pagina‘s, foto’s,
tabellen. ISBN 978-90-903-4766-0.
Te bestellen bij:
aart@hardloopcentrumstigter.nl, voor € 19,90 + verzendkosten
Paradox van de marathon. 42 marathonlessen en avonturen
Aart Stigter (°1956) liep 34 marathons tussen 1984 en 2003. Zijn beste tijd was 2u15’14”(1989) en als veertiger liep hij nog 2u16’31”; Hij trainde nog op gevoel, zonder zich te laten beïnvloeden door boven- en ondergrenzen van de hartslagmeter, wat niet belette dat hij hem in wedstrijden strikt volgde.
Inhoud
Paradox van de marathon. 42 marathonlessen en avonturen
In
zijn inleiding vertelt hij over de evolutie van de
marathontijden in 25 jaar, de supersnelle schoenen die drie
minuten winst opleveren, maar erg duur zijn en slechts 500 km
meegaan.
Dan volgt een chronologisch overzicht van zijn 34 marathons. Hij
komt aan het symbolische getal van 42 hoofdstukken door er
enkele van zijn partner Ellen Abbringh en van zijn zoon Bas bij
te voegen.
Bij elke marathon krijgt de lezer ook enkele tips.
Zijn eerste marathon (1984) was een gedeeltelijk succes: hij won
hem, maar het was in 2u28’ i.p.v.de gewenste tijd van 2u20. De
laatste 19 km waren een lijdensweg. Hij trok zijn conclusies:
tweemaal een halve is geen hele, dus meer lange trage duurlopen
uitvoeren. Zijn tweede was al zes minuten sneller. Hij had in de
winter crossen gelopen en in de zomer ook korte wedstrijden over
800 en 1.500 m om meer basissnelheid te krijgen. Zijn derde in
1986 was weer een stuk beter: 2u17’05”. Zijn advies: loop niet
op kop bij tegenwind en zelfs bij rugwind loop je best achteraan
in je groepje. Twee jaar later zat hij aan 2u16’51” en 2u16’49”.
Hier (p. 36-37) toont hij ook zijn voorbereiding: weken van
resp. 145, 160, 195, 185, 100, 205, 185, 210, 195, 125 en 145
km. Ook de tempo’s zijn pittig: 15 à 18 per uur en bij interval
nog veel sneller (b.v. 6 x 1500 in 4’29”). Hij geeft ook tips om
onvoorziene zaken uit te sluiten.
De volgende marathons leveren weer enkele seconden winst op:
2u16’39” en 2u15’14”, zijn record. .
Hij werd in Rotterdam ook nog wereldkampioen van de politie,
maar hij betreurt dat hij de titel van Nederlands kampioen
daardoor liet liggen omdat er in Helmond niets te verdienen
viel. Hij adviseert dan ook: verkies altijd het sportieve
(nationaal kampioen) boven het geld (Rotterdam).
Op het Nederlands kampioenschap van 1990 miste hij de titel door
een verkeerde sportdrank, die voor darmkrampen zorgde. Ook hier
trekt hij een les: experimenteer niet met eten en drinken voor
en tijdens de marathon, maar doe dat vooraf tijdens de
trainingen.
In Frankfurt liep hij zijn tiende marathon in ‘slechts’
2u17’40”, als gevolg van de regen en de kou. Jos Sasse won in
2u13’16”: 16” te veel om een mooie Audi te krijgen.
Bij de Wintermarathon van Apeldoorn 1991 lezen we dat arme
Oost-Europeanen kwamen meelopen, totdat de Afrikanen opdoken en
de geldprijzen meepakten. Bij -3° won hij in 2u20’48”. Tegen de
kou goot hij warme drank over zijn hoofd: dat vocht koelde snel
af en daardoor kreeg hij het nog kouder, dus niet doen. In
Rotterdam ondervond hij dat een te snelle start en eerste helft
zich nadien wreken: het duurt langer voordat de spieren zich
nadien herstellen. En in Enschede ondervond hij dat je beter
geen marathon loopt als je moe en verkouden bent. Nadien nam hij
wel drie weken rust om blessures te voorkomen en decennialang te
kunnen lopen.
Rotterdam 1992 was dan weer zeer goed: 2u15’43”, met dank aan
een ‘rustige’ eerste helft. Dat ‘rustig’ was dan nog wel
1u06’20”. Hij concludeerde: een rustige start zorgt voor een
efficiënter energieverbruik en een beter einde. En als je bij
een drukke start enkele seconden verliest, haal die dan niet in
door een spurtje maar doe het geleidelijk. De marathon van
Beijing miste hij door een administratieve fout van de KNAU. De
volgende uitdaging werd Reykjavik (1993). Het parcoursrecord
stond op 2u19’. Hij maakte er 2u17’50” van.
In 1994 werd hij in Rotterdam Nederlands kampioen voor favoriet
Marti ten Kate in een zeer goede 2u15’38. Helsinki werd zijn
derde marathon in een half jaar: hij moest uitstappen na 29 km
en concludeerde: één marathon per jaar is voldoende, iets waar
hij zich echter niet altijd aan hield. In dat jaar trouwde hij
met Ellen Abbringh, met wie hij vanaf 1995 ook trainingsstages
voor lopers ging organiseren in Lanzarote.
In 1995 was enkel Frankfurt goed: 2u16’33”. Tot km 32 ging het
schitterend, dan werd het een lijdensweg.
Op het NK van 1996 in Rotterdam werd hij eerste Nederlander, na
twee asielzoekers. Op het podium moest hij tevreden zijn met
brons. Zijn tijd was matig: 2u21’07” en zijn les hieruit was: de
hartslag liegt nooit; als die boven het omslagpunt komt, volgt
de afstraffing.
Het jaar daarop verbeterde hij het Nederlands record voor
40-plussers met 6 minuten en bracht het op 2u16’31” en dit
ondanks blessures en een hartritmestoornis tijdens de
voorbereiding. Zijn les: combineer de looptraining met
mountainbike en met lichte krachttraining voor rompstabiliteit :
dan versterk je het lichaam en belast je het minder. Zijn
partner Ellen Abbringh werd met 3u54’31” nog Nederlands kampioen
bij de dames boven 35.
De marathon in Minneapolis eindigde met een opgave door de
warmte en een onaangepast tempo. Zijn les hieruit: doe aan
sightseeing na de wedstrijd, niet ervoor.
In 1998 trainde hij minder en rustte hij onvoldoende doordat hij
van politieambtenaar overstapte naar ondernemer: hij startte een
eigen bedrijf, een sport- en gezondheidscentrum. In Rotterdam
werd hij nog wel eerste master in 2u18’52”. Zijn les: als je
niet voldoende rust neemt, gaat het effect van de training
verloren. Nadien won hij nog de zware marathon van Terschelling
door bossen en duinen in 2u31’01”. In 1999 vestigde hij daar een
nieuw parcoursrecord met 2u28’50”.
In Rotterdam 1999 moest hij uitstappen na 37 km. Oorzaak: te
weinig rust door het succes van zijn bedrijf. En zijn les: als
het niet goed gaat, stap dan op tijd uit om de fysieke schade te
beperken.
In 2000 liep hij nog 2u20’02” en 2u23’30” en stond hij voor de
zevende keer op het podium van het NK. Het duurde drie uur
voordat hij kon plassen voor de dopingcontrole.
In 2001 haalde hij in Rotterdam 2u25’45”. Zijn les: voor een
goede marathon moet je voldoende kilometers getraind hebben en
de zwaarste week plan je best drie weken ervoor. Daarna doe je
het rustig aan.
De Jungfrau Marathon van 2002 liep hij in 3u36’04”. Hij was pas
51ste terwijl hij lang bij de top vijf had gelopen. Zijn
energievoorraad was op. En voor deze bergmarathon moet je vooral
oefenen op snelwandelen.
In 2003 liep hij zijn laatste in Amsterdam: 2u26’58”. Zijn
lichaam en geest zeiden dat zijn beste jaren voorbij waren.
Hij volgde dan nog wel zijn zoon Bas, die in 2014 zijn eerste
marathon liep in 2u51’31”, de volgende in 2u34’ en 2u32’ en in
2019 in Amsterdam 2u24’59” of 25 minuten sneller dan zijn
eerste. Verklaring: erfelijk talent en de juiste indeling van de
race.
In het laatste en kortste hoofdstukje vat Stigter zijn tips nog
eens samen in 195 symbolische woorden. Sinds 2003 droomt hij nog
vaak van een marathon, maar zijn verstand zegt hem het niet te
doen. Verstand en gevoel blijven voor hem de paradox van de
marathon.
Beoordeling
Aart Stigter heeft op basis van zijn uitgebreide logboeken een
autobiografie geschreven van zijn levenslang lopen. Zijn motto
zou kunnen zijn: ‘Curro, ergo sum’ of ‘Ik ren, dus ik ben’.
Elk van de 42 hoofdstukken heeft een duidelijke structuur: de
voorbereiding op de marathon, het verloop, zijn bedenkingen
nadien. De lezer beleeft dus niet enkel de wedstrijd, maar ook
het mentale aspect daarvan: de pijn, het succes, de voldoening
bij het bereiken van de eindmeet en van het podium, de vreugde
om een nieuw record. Als loper herken je veel van deze gevoelens
en apprecieer je de nuttige tips die hij na elke race geeft.
Tussendoor vertelt hij ook over zijn mooie crossuitslagen,
inclusief op het WK en zijn even mooie tijden op de piste. Het
boek blijft boeien tot op het einde. Soms staat er een druk- of
spelfoutje in.
Eén detail: het was mij niet duidelijk welke paradox hij in de
marathon ziet: in het begin is de paradox dat records verbroken
worden dankzij de technische vooruitgang en de geavanceerde
sporthorloges.
Dat geldt toch ook voor de baanatletiek, het wielrennen en vele
andere sporten?
En op het einde zegt hij dat verstand en gevoel de paradox zijn.
De meeste atleten die genoemd worden, hebben een kortere
carrière gehad dan de auteur, die zijn krachten goed gespaard
heeft. Actieve marathonlopers kunnen er heel wat wijsheden
uithalen.
©Jef Abbeel februari 2022
www.jefabbeel.be