Nadia Nsayi. Dochter van de dekolonisatie. ISBN
978-94-626-7178-2. Uitgeverij EPO, Berchem, mei 2020/.
Paperback, 22x15cm, 221 pagina’s, noten, bibliografie. € 19,90
Dochter van de dekolonisatie
De schrijfster is een Belgisch-Congolese politologe en vooral activiste. Haar boek is grotendeels autobiografisch, deels ook historisch en speelt zich af in Congo en in België.
Inhoud
Dochter van de dekolonisatie
Ze
begint haar verhaal in 1865, het jaar waarin haar voorvader
Oscar Clerebaut uitwijkt naar Soignies/Zinnik in Henegouwen om
daar zoals vele Vlamingen in de steengroeven te werken. Het is
ook het jaar waarin Leopold II koning wordt. Op de conferentie
van Berlijn (1884-85) wordt hij soeverein van Congo, dat volgens
de auteur maar een deel was van het Congo-rijk in de 17de eeuw.
Pas vanaf 1895 levert de kolonie winst op, vooral dankzij rubber
voor autobanden en ivoor voor biljartballen. Door de dwangarbeid
en door andere factoren sterven enkele honderdduizenden tot
miljoenen mensen (p. 14). Het eerste cijfer is bijna zeker
correct, het tweede werd in 1908 gelanceerd door een jaloerse
Britse consul. Na een rapport (op vraag van Leopold II) over de
wantoestanden (1904-05), wordt Congo in 1908 een kolonie van
België, na een stemming van ‘uitsluitend witte parlementsleden’,
aldus de schrijfster (p. 20). In de Eerste Wereldoorlog vechten
(slechts) 32 Congolezen als vrijwilliger in het Belgische leger:
mannen die al in België verblijven. Tegen de Duitse koloniale
troepen in het huidige Tanzania worden veel meer zwarten
ingezet. Nsayi beweert dat tienduizenden Congolezen sterven op
dat front, bijna zoveel als Belgen aan de IJzer (p. 24). Een
bron noemt ze helaas niet.
In 1921 trekt voorvader Arthur Clerebaut (°1891) naar Congo als
opzichter bij de aanleg van wegen en gebouwen. In 1927 wordt hij
ontslagen wegens niet opdagen op zijn werk en dronkenschap. Maar
hij blijft nog een tijdje in Congo als verkoper en krijgt in
1928 een zoon Marcel uit een relatie met Louisa Nsayi, dochter
van een Italiaanse man en een zwarte vrouw. Rond 1931 keert
Arthur terug naar Brussel en trouwt daar met een vrouw uit
Roeselare.
Na het vroege overlijden van Louisa komt de kleine Marcel
terecht op een internaat van de scheutisten in Boma, waar hij
goed onderwijs krijgt: 6 jaar lager en 4 jaar middelbaar. In
1942 sterft Arthur plots. Zijn zoon Marcel is dan 13. In 1946
krijgt hij zijn deel van de erfenis. In de jaren 50 trouwt hij
en krijgt hij hoge functies, o.a. bij de luchtvaart. In 1949
keurt België een duur economisch tienjarenplan goed voor Congo:
25, uiteindelijk 50 miljard BF (p. 44-45).
In de jaren 50 ontstaat ook een zwarte elite: in 1948 zijn er
12.000 à 15.000 évolués op 11 miljoen Congolezen, in 1956 zijn
dat er 140.000 op 13 miljoen (p. 46).
Die zwarte elite krijgt in 1960 de onafhankelijkheid, met
Lumumba als premier. 40.000 Belgen vluchten, nadat er vrouwen
zijn verkracht en mannen mishandeld en gedood (en zelfs
slachtoffer werden van kannibalisme). Katanga en Zuid-Kasaï
scheiden zich af, Mobutu pleegt een staatsgreep in september
1960. Zijn leger neemt Lumumba gevangen. Op 17 januari 1961
wordt hij op een vliegtuig naar Katanga zwaar mishandeld (door
Congolezen) en dan gedood. In 1965 wint de gematigde Tshombe de
verkiezingen, maar Mobutu pleegt een tweede staatsgreep. In 1966
laat hij in Kinshasa vier politici in het openbaar ophangen,
voor 300.000 toeschouwers, die daarvoor een dag vrijaf krijgen.
Hetzelfde gebeurt ook in Lubumbashi.
Mobutu wordt alleenheerser. Het land, de provincies en steden
krijgen authentieke namen. Marcel Clerebaut volgt en noemt zich
voortaan Nsayi Kazudi, naar zijn moeder Louisa Nsayi. Zijn vele
kinderen bij meerdere vrouwen krijgen ook de naam Nsayi (p. 59).
De nationalisatie van de Belgische bedrijven loopt uit op een
ramp: de nieuwe bazen zijn onbekwaam (p. 60).
Dan krijgen we een tussendoortje: de aanwezigheid van Congolezen
in België sinds 1885, o.a. op vier wereldtentoonstellingen
tussen 1885 en 1958. Opmerkelijk is dat de migratie pas op gang
komt na de onafhankelijkheid: de dictatuur en de dagelijkse
miserie doen vele Congolezen inzien dat het in België beter is.
Op 5 april 1984 wordt de schrijfster geboren in Kinshasa. Haar
vader sterft vroeg, in 1989. Zijn vrouwen blijven achter met
vele kinderen. Haar moeder trekt met haar naar België, naar
Sint-Joost-ten-Node, de armste gemeente van het land. Nadia komt
eerst twee jaar terecht in een internaat in Hoei, dan in de
lagere school in Landen, waar haar Vlaamse pleegouders heel goed
voor haar zorgen en haar Nederlands leren. Zij is de enige
zwarte op heel de lagere school, maar ze behaalt goede
resultaten.
In de jaren 90 verliest Mobutu al zijn Westerse vrienden. Tot
zijn grote spijt is hij niet welkom op de begrafenis van zijn
goede vriend Boudewijn. In Rwanda grijpt Kagame de macht, na de
moord op bijna 1 miljoen Rwandezen en op tien Belgische para’s.
2 miljoen Rwandezen vluchten naar Zaïre. In 1996/97 grijpt
Laurent Kabila de macht en vlucht Mobutu naar Marokko, waar hij
sterft. In 2001 wordt Kabila gedood door zijn lijfwacht. Zijn
zoon Joseph volgt hem op. Verschillende rebellengroepen
controleren delen van het land, tienduizenden vrouwen worden op
gruwelijke wijze verkracht, kinderen als soldaten ingelijfd.
Na haar middelbare school gaat Nadia in 2003 politieke
wetenschappen studeren in Leuven. Het eerste jaar is moeilijk.
In 2004 reist ze met haar mama voor het eerst naar hun familie
in Congo. De samenwerking tussen de Leuvense universiteit en
Congo startte al tijdens Leopold II. In 1960 had Congo twintig
universitairen voor 14 miljoen inwoners. In de jaren 60-70
studeren enkele honderden Congolese studenten in Leuven, o.a. de
oudste dochter van Kasavubu (eerste president van de republiek
Congo/Kinshasa). Dat aantal daalt helaas tot ca. 132 in de jaren
2003-2008. Aan de Franstalige UCL en ULB zijn het er veel meer.
In 2006 wordt Joseph Kabila, de facto al aan de macht sinds
2001, tot president gekozen. Voor het eerst mogen de Congolezen
zelf hun president kiezen. Dit verloopt niet zonder geweld.
In 2008 studeert Nadia met onderscheiding af in Leuven, als
eerste vrouw in haar familie. Ze trekt naar Brussel en vindt
meteen werk, o.a. bij politica Els Schelfout, maar die wordt in
2010 helaas niet herkozen. Dan vindt de schrijfster meteen ander
werk bij Pax Christi in Antwerpen en Broederlijk Delen in
Brussel. Ze mag geregeld naar Rwanda, Burundi en Congo reizen.
Daar ontmoet ze overlevenden van de moordpartijen en de
verkrachtingen. Telkens als er in Congo verkiezingen vervalst
worden, slaan Congolezen in Brussel winkelramen kapot en steken
ze auto’s in brand (p. 143), alsof die eigenaars de schuldigen
zijn. Maar Di Rupo en Reynders erkennen Kabila als president. De
gewone Congolees hunkert tevergeefs naar voedsel, een inkomen,
water, onderwijs, gezondheidszorg.
In 2016 verhuist Nadia naar Antwerpen. Ze vernoemt de vele
monumenten en straten die aan Congo herinneren. Ze vertelt over
de verkiezingen van 2018: Fayulu haalt de meeste stemmen, maar
Félix Tshisekedi wordt als winnaar uitgeroepen, na een deal met
Kabila. In oktober 2019 verandert Nadia nog eens van job: ze
wordt curator beeldvorming bij het MAS.
Het laatste hoofdstuk heet: “Sorry is niet genoeg”. Ook in dit
hoofdstuk vereenzelvigt ze de kerk met koning en kapitaal (p.
182). Daardoor toont ze weinig respect voor het onbaatzuchtige
werk van de missionarissen in onderwijs, gezondheidszorg en
landbouw. Ze zegt dat ze “niet allemaal slecht waren” (p. 186)!
Volgens haar moet koning Filip zich gaan verontschuldigen voor
de daden van zijn familie en de regering voor de daden van de
staat. Bisschop Bonny heeft in 2017 al excuses aangeboden, maar
dat is blijkbaar niet genoeg (p.189). En ook wij moeten
‘dekoloniseren’: erkennen dat kolonialisme een fundamenteel
onrechtvaardig systeem was. Ze zegt dat sommigen Leopold II
gelijk stellen met Hitler en Stalin (p.193), die samen
verantwoordelijk waren voor bijna 50 miljoen doden. Gelukkig
noemt ze die dwazen niet met naam . Leopold heeft nooit opdracht
gegeven om te moorden en toen hij ervan hoorde, stuurde hij een
onderzoekscommissie.
Wat de standbeelden betreft, is ze gematigd: ze pleit voor een
kritisch bijschrift (maar ze heeft wel de petitie ondertekend om
het onopvallende beeld uit de bibliotheek van Leuven te halen).
Sommige straatnamen moeten vervangen worden door namen van
Congolezen, met name van Lumumba. Wellicht weet ze niet dat er
na elke toespraak van die man en tijdens zijn kort premierschap
geregeld rellen uitbraken, waarbij Congolezen niet enkel blanke
vrouwen verkrachtten en blanke mannen vermoordden, maar ook hun
eigen medeburgers. Wij zouden beter wat straten en pleinen
noemen naar dokter Denis Mukwege, die dagelijks zwarte meisjes
herstelt na gruwelijke verkrachting en verminking door zwarten.
Bij de collecties van de musea in Tervuren en Antwerpen geeft de
schrijfster de indruk dat de voorwerpen gestolen werden, wat
hoegenaamd niet klopt: wij Belgen kochten ze op markten en bij
de kunstenaars thuis. De Congolese overheid vraagt trouwens niet
om restitutie: ze heeft wel andere zorgen. Zij pleit er ook voor
om in het onderwijs meer zwarten aan het woord te laten. Wat
houdt hen tegen om geschiedenis of welk vak ook te studeren
zoals Zana Etambala? Er zijn genoeg vacante plaatsen in het
onderwijs. En ze zijn welkom op iedere school, meer dan de
decadente Jef Geeraerts die op tv zijn straffe verhalen mocht
vertellen (p. 202). Blijkbaar heeft maar 41% van de 80.000
Congolese Belgen werk. Is dat enkel door discriminatie? Voor de
mensen uit de Maghreb is dat 46%, voor de autochtone Belgen 73%
(De Tijd, 11/06/2020). Al jaren zoekt men personeel bij politie,
brandweer, in het onderwijs, zeker in alle grote steden en zeker
in Brussel.
70% van de Congolese diaspora vindt dat België verantwoordelijk
is voor de slechte politieke situatie in Congo (p. 207), alsof
wij daar nog iets te zeggen hebben aan de corruptie en de
uitbuiting. Over de uitbuiting door de Chinezen wordt geen woord
gezegd.
Tot slot noemt ze zich een bruggenbouwer, zonder dat ze ook maar
één positieve kant van de kolonisatie belicht: in 1960 had Congo
de beste universiteiten en scholen van Afrika, waren de
tropische ziektes uitgeroeid, de wegen en spoorwegen in heel
goede staat. Wat rest daar nog van na 60 jaar Congolees
wanbeheer? Krijgen wij daar ook excuses voor?
Nadia Nsayi heeft een pittig boek geschreven, waarbij geen
enkele lezer in slaap zal vallen. Weinigen kunnen dat op haar
leeftijd. Proficiat dus. Ze schrijft mooi, heeft degelijk
onderzoek verricht in archieven en overwegend goede bronnen
gebruikt.
Ik begrijp ook de frustratie van de Congolese diaspora over de
corruptie en het wanbeheer in hun land, maar ik begrijp niet dat
ze die frustratie op ons afreageren, o.a. door de mooie winkels
op de Waterloolaan in Brussel te plunderen en te vernielen op 7
juni 2020, nadat die nog maar een week heropgestart waren na 3
maanden lockdown. Het heeft ook geen zin om ons begrippen zoals
‘wit’ op te dringen i.p.v. ‘blank’: dat lijkt op omgekeerde
kolonisatie.
Zoals vele critici beseft ook zij niet dat België al vóór de
kolonisatie aan de economische top stond in de wereld,
spoorwegen en tramlijnen aanlegde in Rusland, Egypte en China.
Onze welvaart was dus niet enkel aan Congo te danken. België
heeft nooit zo goed gepresteerd als tussen 1850 en 1914.
Bij de slavenhandel (p. 98-99) is ze verkeerd geïnformeerd: die
‘20 miljoen’ waren er 12 miljoen, dat zijn er nog 12 miljoen te
veel en slechts een zeer beperkt aantal vertrok vanuit het
eiland Gorée en zo goed als geen uit het toeristische ‘Maison
des Esclaves’, dat pas in 1784 gebouwd werd en gewoon een huis
was van rijke burgers met een paar huisslaven.
Dan zijn er nog een paar details die de uitgever mag aanpassen
bij een hopelijk tweede druk: ‘geraken’ moet raken zijn (p. 23,
81, 166); ‘Jan’ Van Bilsen heette Jef; zodanig ‘dan’ (p. 93)
moet dat zijn; presidents-partij moet anders gesplitst worden;
macht is bij voorkeur vrouwelijk, dus zij i.p.v. hij (p. 145);
tussen ‘zij’ die (p. 166) moet zijn: tussen hen die. Een
geografische kaart van Congo ontbreekt.
Conclusie: dit boek moeten we lezen, zeker nu overal komaf wordt
gemaakt met historische standbeelden en straks misschien ook met
mijn vak geschiedenis. Ik ben alvast ingegaan op de vraag van de
schrijfster om haar boek te lezen: het kan het wederzijds begrip
alleen maar ten goede komen.
©Jef Abbeel juni 2020
www.jefabbeel.be