Sam Van Clemen, Reisgids naar de Eerste Wereldoorlog. Uitgeverij WPG, Antwerpen / Singel, Amsterdam, 2014. 432 p.; foto’s, kaarten, literatuur, registers. ISBN 978 90 233 2962 7; € 22,50.


Reisgids Eerste Wereldoorlog

In 2014-2018 herdenken we in België en vele andere landen de 1° W.O. Tegelijk zijn er, verspreid over heel het land, veel monumenten die ons er dagelijks aan herinneren: bunkers, forten, standbeelden, begraafplaatsen, musea, stukjes dodendraad, wandel- en fietsroutes.
Dit boek dateert van 2008, maar is nu herzien en heruitgegeven.
Het zit zeer logisch en chronologisch in elkaar.

Reisgids Eerste Wereldoorlog

Hoofdstuk I schetst de Belgische defensie vóór 1914. Op voorstel van genieofficier Brialmont (1821-1903) begon de regering al in 1859 de havenstad Antwerpen te versterken met forten en andere obstakels. De Frans-Duitse oorlog van 1870 bracht Brialmont ertoe om vanaf 1888 ook de Maasvallei te voorzien van deels ondergrondse forten rond Luik en rond Namen. En rond Antwerpen kwam vanaf 1878 een tweede en vanaf 1908 een derde fortengordel.


Vervolgens schetst Van Clemen de context waarin de oorlog kon ontstaan, de aanleiding en het verloop. Hierbij wordt duidelijk aangetoond dat Duitsland op 4 augustus 1914 eerst via Luik naar Frankrijk wilde doorstoten. Op 24 augustus trok het Frankrijk binnen.
In diezelfde maand begingen de Duitsers ook onnodig veel wreedheden op burgers in o.a. Visé, Mélen, Aarschot, Leuven, Dinant, Tamines. 5.500 burgers werden omgebracht in de eerste twee oorlogsmaanden en de prachtige bibliotheek van de Leuvense universiteit werd vernield. Een kaartje op p. 44 geeft 54 plaatsen aan waar wreedheden werden begaan. Dan volgt de reisgids naar o.a. Aarschot, Andenne, Mons, Breendonk, Chaudfontaine, Dinant, Kessel, Leuven, Wilrijk. Deze plaatsen staan in alfabetische volgorde, niet geografisch gegroepeerd.

Hoofdstuk II gaat over de bezetting : de vlucht van meer dan een miljoen Belgen naar Nederland en evenveel naar Frankrijk en Engeland. 105.000 Belgen bleven gedurende vier jaar in Nederland wonen. 32.000 Belgische militairen die deserteerden, werden er in lege kazernes ondergebracht. België kreeg Moritz von Bissing(1844-1917) als gouverneur-generaal. Hij was enkel aan de Duitse keizer verantwoording verschuldigd. Samen met de activisten, vernederlandste hij de Gentse universiteit, die in 1916-1917 43 professoren en slechts 140 studenten telde en in 1917-1918 resp. 70 en 417. Na de oorlog werd dit weer ongedaan gemaakt.
Het verzet werd geleid door Kardinaal Mercier, die het waagde om de Duitse bezetter openlijk te veroordelen in verscheidene herderlijke brieven. Verder passeerden vele duizenden jongemannen de Nederlandse grens, om zich bij het Belgisch leger te voegen. Mede daarom sloten de Duitsers in 1915 de grens af met een elektrische draad. Er was ook een anti-Duitse spionagedienst.
Bij de reisgids naar de bezetting staan onder meer het Belgenmonument in Amersfoort, drie stukjes gereconstrueerde dodendraad, begraafplaatsen en bunkers.

Hoofdstuk III handelt over het IJzerfront, voor ons het symbool van de 1° W.O. De auteur beschrijft het ontstaan, de organisatie, de Frontbeweging en haar acties voor gelijkberechting van de Vlamingen.
De reisgids naar het front zal wel het meest succes kennen : elke school en vele verenigingen trekken er nu naartoe. Hij bevat o.a. kerkhoven, de Dodengang, musea, kapellen en beeldhouwwerken.

Hoofdstuk IV vertelt over de even belangrijke geallieerde frontsector rond Ieper en de veldslagen die daar en bij Mesen uitgevochten werden. De meer dan 120 Britse kerkhoven staan hier al bij het oorlogsgebeuren(226-228) in plaats van bij de reisgids. Maar in dit deel blijven er genoeg over. Verder ook bunkers, monumenten zoals dat voor de Canadese legerarts John McCrae (1872-1918), die “In Flanders Fields” dichtte. Verder huizen zoals de Britse soldatenclub Talbot House. Bij het Studentenfriedhof van Langemark, dat met 44.000 doden het grootste is na Menen, lezen we terecht dat slechts 18 % van hen student was en dat het zingen van het Deutschlandlied een moeilijk uit te roeien fabel is(264-265). Tyne Cot in Passendale is met 11.957 grafstenen het grootste Britse soldatenkerkhof in heel de wereld(274-276). Het is genaamd naar een plaatselijk schuurtje (cottage) en de Engelse rivier de Tyne. Ook het dorpje Ploegsteert net over de taalgrens is rijkelijk voorzien van Britse gedenktekens.

Hoofdstuk V beschrijft de bevrijding en de nasleep daarvan. De auteur hecht groot belang aan de intrede van de VSA in de oorlog voor het keren van de krijgskansen.
Vanaf augustus 1918 kwam het front in Frankrijk in beweging en vanaf 16 oktober dat aan de IJzer. Op 11 november stond het Belgische leger nabij Gent en het Britse in Mons.
De menselijke verliezen in België waren beperkt tot ca. 49.000, maar de materiële schade was groot, niet enkel in een zone van 60 bij 20 km in de frontstreek, maar ook in Leuven, Dinant en andere steden. De wederopbouw gebeurde grotendeels op Belgische kosten.
Bij de reisgids naar de bevrijding staan monumenten zoals het Graf van de Onbekende Soldaat en het Legermuseum in Brussel, huis Doorn bij Utrecht, waar keizer Wilhelm II verbleef van 1919 tot zijn dood in 1941. Verder het In Flanders Fields Museum, de Menenpoort (gebouwd door de Britten), de IJzertoren, de heropbouw van Leuven e.a.

Het boek eindigt met interessante bijlagen : een lange alfabetische lijst van gemeenten waar in 1914 minstens tien burgerdoden vielen; een nog langere lijst (21 p.) van gemeenten die kerkhoven hebben met doden uit de 1° W.O.; ze allemaal bezoeken, lijkt wel een eindeloze zaak.
Dan volgen nog een stevige bibliografie, fotoverantwoording en een zeer gedetailleerd register met alle plaatsnamen die ook maar ergens in het boek vermeld worden.

De auteur heeft een enorme krachttoer geleverd om al deze informatie bij elkaar te brengen. De vele foto’s, het werk van de uitgeverij, zijn helaas van erg matige kwaliteit. Bij sommige namen zoals The Great China Wall (326) vonden we geen taalkundige verklaring. Soms gebruikt de auteur onterecht een doelzin : McCrae werd ziek, “om vier dagen later te overlijden” (255) of vele Britse soldaten vertrokken langs de Menenpoort naar het front “om nooit meer terug te keren”(356).
Bij Turnhout, de stad van de auteur en van mezelf, mis ik het Zegeplein-monument uit 1922 voor de 130 gesneuvelden van de 1° W.O., dat toch belangrijker is dan de bunkers. Van Clemen heeft het weggelaten, omdat het niet gerelateerd is aan een concrete gebeurtenis uit de oorlog.

Los van deze details, heeft historicus Van Clemen alweer een zeer degelijk werk afgeleverd.

Jef Abbeel, maart 2014