Fenggang Yang, Atlas of Religion in China. Social and
Geographical Contexts. Uitgeverij Brill, Leiden/Boston,
september 2018. XII + 247 p., kaarten, grafieken, foto’s,
hardcover.ISBN 978-90-04-35885—0; 209 €.
Atlas of religion in China
De auteur van deze prachtige atlas is professor aan de Purdue University in Indiana, aan de Grote Meren, in het noorden van de VSA. Hij is gespecialiseerd in godsdiensten in China. In 2012 publiceerde hij al ‘Religion in China: Survival and Revival under Communist Rule’. Die titel zegt ook al iets over deze atlas, hoewel de auteur zeer voorzichtig is in zijn benadering. Hij is ook hoofdredacteur van de ‘Review of Religion and Chinese Society’.
Inhoud
Atlas of religion in China
De laatste vier decennia zijn de traditionele godsdiensten aan
een revival toe in China (ook in Rusland) en er zijn ook nieuwe
spirituele bewegingen ontstaan. Deze unieke atlas toont in 154
kleurenkaarten, tientallen grafieken, tabellen, foto’s van volle
tempels, kerken, kloosters en moskeeën, de aanwezigheid en de
activiteiten van de diverse godsdiensten.
Hij verdeelt deze in drie categorieën: 1) De Rode Markt of de
legale godsdiensten: boeddhisme, islam, protestantisme, taoïsme
en katholicisme 2) De Grijze Markt of de semilegale
godsdiensten: confucianisme, volksreligies (o.a.
voorouderverering, God van de welvaart), huiskerken,
ondergrondse katholieke kerken, Mao-cultus 3) De Zwarte Markt of
de illegale godsdiensten: dit zijn er 16, o.a. de schreeuwers,
de kerk van de almachtige God, Falun Gong, de kerk van het
Nieuwe Testament, de echte Boeddha sekte. Bij een aantal van
deze ‘godsdiensten’ kun je de vraag stellen of het godsdiensten
zijn of levensbeschouwingen.
Bij de eerste twee groepen (rood en grijs) geeft de auteur ook
informatie over de scholingsgraad van de gelovigen: het aantal
hooggeschoolden varieert van 6 bij de voorouderverering tot 19%
bij de taoïsten. Bij de katholieken is het 13%, bij de
protestanten 12%.
Falun Gong werd aanvankelijk toegelaten in het begin van de
jaren 90, het had veel succes (40 miljoen leden), maar na een
protestdemonstratie in 1999, met als doel wettelijk erkend te
worden, werd het beschouwd als subversief en werd het verboden.
Sindsdien zijn duizenden aanhangers gearresteerd, naar
heropvoedingskampen gestuurd en ca. 2.000 gedood. Hun stichter
Li Hongzhi (°1951)verblijft nu in de VSA. Zijn aanhangers
beschouwen hem als belangrijker dan Boeddha of Jezus. Nu zijn ze
nog met 1 miljoen.
In deel I toont de atlas met kaarten en grafieken de
aanwezigheid van de godsdiensten in heel het land. In deel II is
dat per provincie. Dat zijn er samen 31. In dit deel staan ook
kaarten met locaties van de kerken, tempels, moskeeën en
duidelijke grafieken met de percentages van elke godsdienst in
elke provincie en ook andere gegevens: de oppervlakte van elke
provincie, het reliëf, de bevolkingsdichtheid, het aantal
interne immigranten, urbanisatiegraad, het percentage
huishoudens met één generatie i.p.v. twee of drie. In Beijing
b.v. is de islam de grootste, met 37,6% van de religieuze sites,
gevolgd door de boeddhisten met 21, protestanten met 16,
katholieken 14, taoïsten 10%. In het nabije Tianjin overheersen
de moslims met 50,8% en in Xinjiang met 99,4%! De verkondiging
van het protestantisme leidt hier tot vervolging en 15 jaar
gevangenis (p. 220). Blijkbaar zijn er maar 300 Oeigoeren mee
gaan strijden met IS: in verhouding tot de 22 miljoen inwoners
is dat veel minder dan Brussel met 200 voor 1,1 miljoen
inwoners. Bij een aantal provincies, o.a. Tibet (p.195), zie je
ook dat het aantal hooggeschoolden sinds 2.000 flink toegenomen
is. En dat de autonome regio Tibet maar 3 miljoen inwoners telt:
er wonen ook nog 3 miljoen Tibetanen in de aangrenzende
provincies. De auteur vertelt niet hoeveel Han-Chinezen er naar
Xinjiang en Tibet verhuisd zijn om de oorspronkelijke bevolking
te controleren.
Hij legt wel uit hoe de CCP de godsdiensten reglementeert en
controleert: de partij heeft afdelingen die regels opstellen
voor de bouw van nieuwe tempels, kerken, moskeeën, voor
religieuze bijeenkomsten en activiteiten en ook voor de
aanwijzing van de religieuze leiders. En het Ministerie van
Openbare Veiligheid controleert de illegale, godsdienstige
activiteiten en dat van Staatsveiligheid regelt de godsdienstige
activiteiten waar vreemdelingen bij betrokken zijn. En dan is er
nog het ‘610 Office’, dat de zogenaamde duivelse cultussen
onderdrukt. Kortom, de controle van de overheid gaat veel verder
dan in Europa. De laatste vier decennia is het aantal gelovigen
voortdurend toegenomen en ze hebben aan de CCP(Communistische
Partij van China) en aan de staat ook hun eisen gesteld: meer
ruimtes voor hun gebouwen, bouwvergunningen, heropbouw van
verwoeste tempels en kerken. Soms hebben ze ook staatsgrond
bezet en er nieuwe kerken op gezet zonder toestemming.
De auteur verzwijgt dan nog braaf dat de intolerante overheid
dikwijls kruisbeelden weghaalt van kerkgebouwen, kerken
verwoest, jongeren tot 18 jaar verbiedt om naar de kerk of
moskee te gaan,
En alle buitenlandse godsdiensten wil ‘Sinicizeren’ , d.w.z.
meer Chinees maken. Het is nooit duidelijk wat daarmee bedoeld
wordt. En de overheid verwijst daarbij graag naar de Culturele
Revolutie van 1966-1976, waar ze anders over zwijgt. Ze doet dat
met verhalen en foto’s uit die nefaste tijd, die trouwens een
ramp was voor alles wat met cultuur te maken heeft.
De auteur vertelt wel dat tijdens die Culturele Revolutie alle
godsdienstige organisaties en samenkomsten verboden waren. De
godsdiensten hebben dus sinds 1978 een indrukwekkende revival
gekend en dit volledig op eigen kracht, want de overheid
fungeerde nooit als helper, enkel als hindernis.
Fenggang Yang heeft een mooie prestatie neergezet. Zijn
schitterende atlas is voorzien van een stevige kaft en geeft
niet enkel een beeld van de godsdiensten, maar ook van de
geografische situatie per provincie, de sociale context, het
onderwijsniveau, de interne migratie naar de oostkust, de
gevolgen voor de samenstelling van de huishoudens.
Zijn beeldmateriaal is zeer degelijk en zeer duidelijk, het
register bevat heel veel informatie om vlug iets op te zoeken,
de bibliografie is indrukwekkend, maar uitsluitend Engelstalig
en zeer Amerikaans getint. Ik mis dus de vele publicaties van
Jeroom Heyndrickx en zijn Chinese medewerkers aan de K.U. Leuven
over het katholicisme en het christendom in het algemeen in
China. Taiwan wordt vaak vernoemd, maar helaas niet apart
besproken.
Ik mis nog enkele andere zaken, meer bepaald het aantal
gelovigen per godsdienst of levensbeschouwing. De schrijver
vermeldt wel dat de CCP 78 miljoen leden telde in 2009 (in 2018
zijn dat er 89 mln., n.v.d. r.) en de jongerenorganisatie 75
mln. in dat jaar, maar diezelfde cijfers geeft hij niet voor de
meeste godsdiensten. Als excuus haalt hij aan: ‘Political
restrictions and practical obstacles’ (p. 7). Voor de
katholieken zegt hij: 5,5 mln. in 2010 volgens Chinese bronnen,
10 à 12 mln. volgens buitenlandse bronnen, die hij verder niet
noemt.
Bij een volgende editie mogen zulke cijfers er toch bij staan en
dat kan als de auteur meer West-Europese publicaties raadpleegt
en in zijn tekst verwerkt.
De relatie met het Vaticaan komt meermaals aan bod. De auteur
kon uiteraard nog niet weten dat er op 22 september 2018
eindelijk een overeenkomst zou komen tussen beide partijen.
© Jef Abbeel, december 2018