Anne Applebaum, Rode Hongersnood.Stalins oorlog tegen Oekraïne.
Uitgeverij Ambo, A’dam / VBK, Antwerpen, 2018.412 p., kaarten,
foto’s, literatuur, register. ISBN 978 90 263 2984 5; € 29,99.
Rode Hongersnood
Anne Applebaum is een Amerikaanse historica, met Poolse en Joodse roots en gespecialiseerd in de geschiedenis van de Sovjet-Unie. Ze schreef al boeken over de goelag, het IJzeren Gordijn en Oost-Europa. In dit boek vertelt ze over de geschiedenis van Oekraïne van 1917 tot nu en vooral dan de periode van de bewuste uithongering door Stalin, nl. 1931-1934 en de jaren daarna, toen hij systematisch Oekraïense intellectuelen, professoren, schrijvers, kunstenaars, priesters liet deporteren of liquideren(zoals hij dat ook zou doen bij de verovering van Polen in 1939-1940) en de Oekraïense taal en cultuur liet onderdrukken.
Inhoud
Rode Hongersnood.Stalins oorlog tegen Oekraïne
Voor die uithongering gebruikt men de term Holodomor: uitroeiing
(mor) door honger (holod). Sommigen spreken ook van genocide,
maar de schrijfster toont aan dat het niet zover ging.
De uithongering gebeurde door speciale teams van agenten en
partijactivisten, die bij de boeren alles weg roofden : graan,
aardappelen, bieten, pompoenen, bonen, erwten, dieren.
Dit leidde tot minstens 3,9 miljoen doden in Oekraïne en in heel
de Sovjet-Unie tot meer dan 5 miljoen, want ook andere
graanstreken werden leeggeroofd: de Noordelijke Kaukasus, de
Wolgastreek, West-Siberië, Kazachstan. Het kunnen ook meer doden
zijn, want bij de bevolkingstelling van 1937 ontbraken 8 miljoen
mensen. Ondertussen ging de export van graan, boter en spek
gewoon verder en weigerde Stalin hulp uit het buitenland. Tot
1991 weigerden de leiders van de Sovjet-Unie deze moord te
erkennen en vernietigden ze archieven met gegevens daarover. Het
huidige Rusland betwist nog altijd de legitimatie van Oekraïne:
zij vinden dat het grensgebied bij Rusland hoort.
Het boek begint met de geografie van Oekraïne: het heeft geen
natuurlijke grenzen, waardoor vreemde legers uit Mongolië en uit
Europese landen er gemakkelijk konden binnenvallen. Tot 1991 was
het dus meestal bezet door een ander land. Rusland ontstond in
de 9° eeuw in Kiev-Rus en zowel Russen, Witrussen als Oekraïners
beweren daarvan af te stammen. Ze zijn alle drie overwegend
Russisch-orthodoxe christenen. De Russen beschouwden de
Oekraïners nooit als een apart volk en hun taal was in hun ogen
een dialect. In 1804 stond Alexander I enkele niet-Russische
talen toe in de scholen, maar het “Oekraïens dialect” hoorde
daar niet bij. Dat verbod gold ook voor boeken en opera’s en
werd overgenomen door de bolsjewieken.
Oekraïne had vooral economisch belang: 2/3° van het grondgebied
was “zwarte aarde” of vruchtbare grond, al sinds Herodotus. Dank
zij het zachte klimaat, is de grond goed voor twee oogsten per
jaar: in juli-augustus en in oktober-november. Rond 1930 voedde
het Oekraïense graan ca. 37% van de SU.
De steden waren centra van Russische, Poolse of Joodse cultuur
en taal, het platteland Oekraïens. In 1917 sprak slechts 1/5°
van Kiev nog Oekraïens. De industrialisatie bevorderde in de 19°
eeuw ook de russificatie: het Russisch werd de taal van de
fabrieken en van de steenkoolmijnen, zeker in de Donetsk. In
1918 werd West-Oekraïne bij Polen gevoegd tot 1939. In
Versailles stond Oekraïne niet op de lijst van de nieuwe landen.
In 1918 was het eventjes onafhankelijk, o.l.v. Symon Petljoera,
die in de ogen van de bolsjewieken een verrader was. Maar begin
1919 werd het na de tweede bolsjewistische invasie veroverd door
de SU.
Die had vanaf het begin een tekort aan graan en ander voedsel.
De graanproductie daalde van 20 miljoen ton in 1914 naar 8,45 in
1920 en 2,9 in 1921(76).
De Sovjets traden hard op tegen wie Oekraïens sprak en ook de
Kozakken in Zuid-Oekraïne en Zuid-Rusland kregen het in 1919
hard te verduren: 12.000 werden doodgeschoten. Kiev ging in 1919
liefst 12 keer over in andere handen en Oekraïne werd gekenmerkt
door wetteloosheid en versnippering. Tussen 1918 en 1920 was er
ook een golf van antisemitisme bij soldaten van alle partijen:
50.000 (à 200.000) Joden werden vermoord, gewond, verkracht,
beroofd. Met Polen sloot de SU in oktober 1920 een
wapenstilstand en grensverdrag: dat maakte een einde aan Lenins
poging om delen van Europa te veroveren. Met Oekraïne sloot de
SU in 1921 een ongelijke vrede, maar er kwam geen beterschap in
het land. In 1921 was de oogst zo laag en de honger zo groot,
dat alles opgegeten werd: honden, ratten, insecten, gras,
bladeren (en mensen) (77). De Pravda schreef op 21 juni 1921 dat
25 miljoen mensen honger leden. De overheid lanceerde eenmalig
in de geschiedenis van de SU een oproep naar het Westen en met
succes: vooral de Amerikanen kwamen ter hulp, o.l.v. Herbert
Hoover. Zijn team ontdekte in de SU een armoede die ze nergens
anders in Europa gezien hadden.
Maar tijdens de hongersnood van 1921-22 verkochten de
bolsjewieken in het geheim goud, kunstwerken, zelfs voedsel, aan
het buitenland, om wapens en machines te kunnen kopen(79). Lenin
gebruikte de hongersnood ook om de kerk in Oekraïne en Rusland
verder te beroven van goud en iconen, die dan in het buitenland
verkocht werden (82-83). Pas einde 1923 was de voedselcrisis
onder controle. Ze kostte het leven aan 5 miljoen mensen, van
wie 0,5 miljoen in Oekraïne. Toen werden ze nog “slachtoffers”
genoemd (83).
In 1922 maakte Lenin met zijn N.E.P. een voorlopig einde aan de
voedselopeisingen. Maar ook die N.E.P. mislukte: de overheid
beknotte de vrije markt, door te lage prijzen op te leggen voor
agrarische producten. Het gevolg was dat de boeren niet genoeg
graan verkochten. In 1927 wou de overheid 7,7 miljoen ton kopen,
maar slechts 5,4 miljoen ton werd aangeboden. Overal stonden
lange wachtrijen voor lege winkels. In 1928 liet de geheime
dienst overal graanhandelaars arresteren, in Oekraïne alleen al
meer dan 500. Dit betekende ook het einde van de N.E.P.
In 1928 besliste Stalin dat collectieve boerderijen de enige
oplossing waren voor het graanprobleem en dat de boerenstand
opgeofferd moest worden om de SU snel te industrialiseren.
De hoofdstukken 5 en 6 gaan over die collectivisatie, die in
november 1929 van start ging en in drie jaar klaar moest zijn.
25.000 stedelijke activisten, die niets van landbouw kenden,
trokken naar de dorpen om de boeren te overtuigen en de
weerspannige “koelakken” uit te roeien. Voor “koelak” bestond
nooit een uniforme definitie: soms was men al koelak vanaf 2
koeien, soms gewoon omdat men tegen de collectivisatie was of
omdat men etnische Pool of etnische Duitser was. Die waren drie
keer meer het slachtoffer van deportatie dan de etnische
Oekraïners. Joden waren zelden koelak, omdat ze geen grond
bezaten en niet aan landbouw deden. Moskou bezorgde lijsten met
quota die gedood of gedeporteerd moesten worden. Als men niet
zoveel koelakken vond, pakte men gewoon anderen op. Oekraïne
kreeg het grootste quotum: 50.000 koelakken-gezinnen moesten
verbannen worden. Daar bovenop werden tussen 1930 en 1933 nog 2
miljoen Oekraïense boeren verbannen naar Siberië en andere
oorden, los van de collectivisatie. Velen stierven al onder weg
of tijdens hun dwangarbeid. Sommigen ontsnapten zo aan de
hongersnood.
Voor Wit-Rusland was het quotum 12.000.
De “dekoelakisatie” ging gepaard met diefstal, plunderingen,
openbare verkoop van afgepakte inboedels, foltering,
verkrachting, uitkleden van koelakken en ze naakt in een ton
rondvoeren in hun dorp.
De dekoelakisatie ging ook gepaard met religieuze onderdrukking:
die was er van 1917 tot 1991, maar bereikte haar hoogtepunt
tijdens de collectivisatie. In 1930 werden vele kerken gesloten,
priesters gearresteerd en samen met de koelakken gedeporteerd,
klokken vernield en gesmolten, iconen vernietigd. Tussen 1918 en
1930 werden meer dan 10.000 kerken gesloten en omgebouwd tot
schuren, pakhuizen etc. De staat verbood ook de viering van
Kerstmis, Pasen en de zondagse mis. Ook de rondreizende
troubadours verdwenen ineens: mogelijk werden ze allemaal
opgepakt, omdat hun liederen soms anti-sovjet waren.
Kortom : in 1929-1932 vond een revolutie plaats op het
platteland, die veel ingrijpender was dan de Oktoberrevolutie:
in heel de SU werden leiders van het platteland en priesters
opgepakt en gedeporteerd, hele dorpen moesten al hun vee en
bezit afgeven om zich aan te sluiten bij de collectieve
boerderijen, het kerkelijk leven werd helemaal kapot gemaakt.
Het verzet was enorm, vooral in Oekraïne, met als gevolg dat de
activisten nog meer geweld gebruikten. Alleen al in 1930 vonden
13.794 terreurincidenten plaats en 13.754 massaprotesten tegen
de onteigeningen, de meeste in Oekraïne.
Boeren slachtten hun eigen vee, omdat het anders afgepakt werd.
In 1933 was meer dan de helft geslacht. De overheid zag dat als
sabotage en deporteerde tienduizenden slachtende boeren.
Moskous paranoia tegenover Oekraïne bleef bestaan bij
partijleiders en geheime agenten tot in de jaren ’80.
Gorbatsjov, kleinzoon van gedeporteerde koelakken, omschreef de
collectieve boerderijen later als een “tweede lijfeigenschap”.
De collectivisatie mislukte: de boeren, nu gedegradeerd tot
onderbetaalde en ongemotiveerde lijfeigenen, werkten zo weinig
mogelijk en onderhielden de machines niet meer. De productie
daalde dramatisch. Toch bleef de SU tussen 1924 en 1931 steeds
meer graan exporteren naar Turkije, Italië, Duitsland, Nederland
en Engeland. Deze uitspraak van de auteur lijkt in tegenspraak
met de boycot en de dalende productie. Met de valuta van de
graanexport kocht de SU Westerse machines voor de industrie.
In 1931-1932 was de oogst veel kleiner en was er ook minder
ander voedsel door de collectivisatie. Stalin en Molotov
reageerden met harde dwang. Arme mensen werden uit hun huis
gesleurd en het beetje dat ze nog hadden, werd hun afgepakt. De
hongersnood sloeg massaal toe, de lijken lagen op straat, de
Poolse en Duitse consul in Kiev meldden de ramp aan hun oversten
in Warschau en Berlijn.
Stalin en Molotov kregen massa’s brieven van hongerige burgers
en ook van Oekraïense communistische leiders, maar ze toonden
geen greintje medelijden. Toen Nadja, de vrouw van Stalin,
meldde dat Oekraïense medestudenten vertelden over de
uithongering, vroeg Stalin hun namen en ’s anderendaags waren ze
verdwenen van de Industriële Academie.
Toen uitgehongerde mensen het graan begonnen te stelen van de
kolchozen, werd op 7 augustus 1932 een edict uitgevaardigd dat
een minimale diefstal bestrafte met 10 jaar kamp of zelfs de
doodstraf. Eind 1932 waren al 4.500 “dieven” doodgeschoten en
100.000 tot 10 jaar dwangarbeid in de goelag veroordeeld. De
bevolking van de goelag verdubbelde van 260.000 in 1932 naar
510.000 in 1934 en het dodental van 5 % in 1932 naar 15 % in
1933. Ook partijleden kwamen in verzet en Stalin vreesde
Oekraïne kwijt te spelen aan Polen, waar Pilsudski aan de macht
was(186-187).
Op 9 november 1932 pleegde Nadja Alliloejeva zelfmoord. De
auteur verklaart het als een protest tegen de Holodomor. Ze was,
net zoals Boecharin, tegen de collectivisatie en ze was op de
hoogte van de schrijnende situatie in Oekraïne. Maar ik twijfel
of dit de enige reden was: tijdens de viering van 15 jaar
Oktoberrevolutie zat Stalin te flirten met een andere vrouw en
gooide hij eten naar Nadja. Ze is dan razend naar haar kamer
gerend en heeft een kogel door haar hart geschoten. De dokter
werd verplicht zijn attest te wijzigen in “acute
blindedarmontsteking”.
In 1932-1934 exporteerde de SU verder graan, boter, spek,
eieren, gevogelte, appels, noten, honing, jam, vis in blijk,
groenten i.p.v. de hongerlijders te helpen(194).
In 1932 werden ook zwarte lijsten opgesteld met dorpen en
boerderijen die te weinig graan leverden en dus sancties kregen,
o.a. deportaties. Er ontstond nog een ander probleem: de
uittocht van hongerige boeren naar Rusland, Wit-Rusland, Polen,
Georgië, waar meer voedsel was. Stations zaten vol hongerige
Oekraïners, overal vond men lijken van alle leeftijden, in de
dorpen stierven 10 tot 20 gezinnen per dag van de honger(202).
In januari 1933 sloten Stalin en Molotov de grenzen van Oekraïne
en van de Oekraïense Noordelijke Kaukasus. Voortaan was er een
zichtbare grens tussen Oekraïne en Rusland. Boeren kregen geen
reispas meer en konden hun dorpen niet meer verlaten.
De doden en bijna-doden werden op vrachtwagens geladen en in
afgelegen ravijnen of kuilen gegooid.
In december 1932 nam het politbureau nog een vreemd besluit: het
Oekraïense nationalisme had “de mislukking van de
graanvorderingen veroorzaakt” en mensen leden honger door “hun
eigen sabotage”. Gevolg: professoren, leraren, intellectuelen
werden opgepakt, universiteiten werden gesloten of verplicht
weer het Russisch te gebruiken, de Oekraïense nationale beweging
werd monddood gemaakt, in het onderwijs mocht geen Oekraïense
geschiedenis en taal meer gegeven worden, de grootste
historicus, Hroesjevsky, werd verbannen en overleed in 1934 in
verdachte omstandigheden. Oprechte Oekraïense communisten werden
door Stalin uitgezuiverd en met duizenden naar de goelag
gestuurd, omdat ze gepleit hadden voor de hongerlijders. Ook de
orthodoxe Kerk werd weer hard aangepakt: kerken werden verwoest,
in vele provincies bleef er geen kerk meer over, in Kiev alleen
werden 69 kerken verwoest en ook graven en monumenten van
bekende Oekraïners. In 1934 verscheen een lijst met verboden
auteurs en al hun boeken werden uit de bibliotheken en
boekhandels verwijderd. De auteurs van het Oekraïens woordenboek
werden doodgeschoten. Kranten kregen lijsten met woorden die
niet meer gebruikt mochten worden.
In hfst. 10 beschrijft de auteur de zoekmethodes van de
activisten: ze zochten niet enkel graan, maar alles wat eetbaar
was en hanteerden lange metalen staven die ze overal in de grond
konden steken op zoek naar graan en ander voedsel. Ze zochten
ook in bedden, wiegen, holle bomen, kerkhoven, onder vloeren. En
ze namen alles mee: fruit, groenten, bieten, honing,
bijenkorven, kleren, koeien, varkens, honden, katten, iconen,
meubels, tapijten, speelgoed, spaargeld(221). Huiszoekingen
gingen gepaard met folteringen om bekentenissen af te dwingen.
Seks en verkrachting werden ook gebruikt, vingers werden
gebroken door ze tussen de deuren te steken, mannen werden in
hete ovens gestopt of naakt de sneeuw in gejaagd. Wie op het
veld achtergelaten korrels graan of aardappelen ging oprapen,
werd gefolterd of gedood. De pers schilderde de boeren af als
hebzuchtige, onmenselijke en nutteloze wezens, die zelf
verantwoordelijk waren voor de voedseltekorten. De activisten,
vaak zelf Oekraïense buren van de slachtoffers, waren zo
geïndoctrineerd dat ze alles geloofden.
De echte verhongering greep vooral plaats in 1933: toen was alle
voedsel op. Toen Georges Simenon in 1933 door Odessa wandelde,
lagen daar vele hongerige bedelaars op de grond. Hij vroeg aan
zijn gids of die niet wat eten moesten krijgen. Die antwoordde:
“Dat zijn koelakken, die zich niet aangepast hebben aan het
regime. Er rest hun niets dan te sterven. In de heerlijke nieuwe
wereld is geen plaats voor deze nutteloze mensen”(229).
De auteur beschrijft ook de stadia van een verhongeringsproces
en de psychische en sociale gevolgen: diefstal, beestachtig
gedrag, onverschilligheid. Er was kannibalisme: ouders die hun
kinderen opaten of die jacht maakten op weeskinderen; er was
zelfs necrofagie: ook lijken werden opgegeten (250-254).
Kaganovitsj, Stalins verantwoordelijke voor Oekraïne, was
volledig op de hoogte hiervan. Er kwam geen reactie uit Charkov
noch uit Moskou.
Hfst. 12-13-14 gaan over de overlevingsmethodes tijdens het
hoogtepunt van de hongersnood(1933): mensen aten boomschors,
wilde geraniums, gras, honden, katten, ratten, kikkers, eikels,
kraaien. De staatswinkels waren leeg. In de straten zwierven
dakloze weeskinderen, in sommige steden zelfs 800. In de
weeshuizen was geen plaats meer voor hen. De 1500 harde
valuta-winkels(Torgsin) kregen in 1932 ruim 21 ton goud binnen
en het jaar daarop 42 ton, in de vorm van gouden en zilveren
voorwerpen en eretekens. Ze brachten meer op dan de mijnen. De
SU betaalde ook daarmee de buitenlandse machines en technologie.
Vele families overleefden door de verkoop van hun laatste bezit.
De schattingen van de dodentallen variëren van tienduizenden tot
10 miljoen(271). Demografen zeggen nu: 3,9 miljoen extra doden
of 13 % van de 31 miljoen inwoners plus 0,6 miljoen verloren
geboorten = 4,5 miljoen(272). 90 % van hen stierf in 1933,
vooral in de lente.
Bovendien was er een sterke daling van de levensverwachting:
jongens geboren in 1933 werden gemiddeld maar 5 jaar oud,
meisjes gemiddeld maar 8, door de zeer hoge sterfte.
De Oekraïense communistische partij en regering stopten in mei
1933 met de klopjacht op en de verbanning van boeren. Maar de
honger bleven ze toeschrijven aan het nationalisme en aan de
contrarevolutie. Stalin bevestigde dit graag: wie omkwam van
honger, was een saboteur, een dader! Zij hadden de hongersnood
veroorzaakt(285). Die vijanden waren nu dood.
De overheden zwegen over de hongersnood. Wie erover sprak,
riskeerde 10 jaar cel. Het nieuws kwam van buitenlandse consuls
en van schaarse bezoekers. Wereldleiders zoals Roosevelt,
Mussolini en de Franse, Britse en Poolse regeringen waren ervan
op de hoogte, maar zwegen om economische redenen en om het
opkomend gevaar van Hitler en Japan. Paus Pius XI schreef erover
in de krant van het Vaticaan, maar protesteerde niet. Fellow
travellers zoals John Reed, Anatole France, G.B. Shaw, Edouard
Herriot en Walter Duranty ontkenden de honger. De Brit Garreth
Jones beschreef de ellende wel en verkondigde ze nadien in
Berlijn op een internationale persconferentie. Jones werd in
1935 in Mongolië ontvoerd en vermoord door Chinese bandieten.
Overheden vernietigden zelfs de overlijdensregisters van de
dorpen om bewijsmateriaal uit te wissen.
In 1934 telde de SU 168 miljoen inwoners, in 1937 slechts 162
miljoen of 8 miljoen minder dan de prognose(“170”). Stalin
verbood de telling te publiceren en Ivan Kravl, hoofd van het
telbureau, werd gefusilleerd, net zoals vele medewerkers van
hem.
In 1934 sloten de overlevende boeren zich aan bij de kolchozen
en sovchozen. Door gebrek aan zaaigoed en boeren konden vele
akkers niet ingezaaid worden. Minstens 137.000 Russische boeren
werden naar Oekraïne overgeplaatst. Maar die geïmporteerde
Russen verstonden de Oekraïense taal en hun buren niet. Velen
keerden snel terug naar hun land. Dan werden er weer nieuwe
Russen aangevoerd. Deze deportaties droegen bij aan de
Russificatie en de uitroeiing van de Oekraïense cultuur. Ook
tienduizenden Oekraïense partijfunctionarissen werden
geëxecuteerd en vervangen door Russen. Gevolg: in 1934 was
slechts ¼° van het partijbureau nog Oekraïens en 8/12 sprak die
taal niet (282).
In 1937 ging deze zuivering verder o.l.v. Chroesjtsjov. Die was
geboren in een Russisch dorp vlakbij het Oekraïense
Donetsbekken. Hij arresteerde heel de leiding van de Oekraïense
Communistische Partij plus 167.000 partijleden ! De meesten
werden in 1938 geëxecuteerd. Van dan af werd Oekraïne geleid
door Russischtaligen. Tussen 1959 en 1970 verhuisden nog ruim 1
miljoen Russen naar Oekraïne. De fabrieksbazen, rectoren van
universiteiten, directeurs van ziekenhuizen etc. spraken
Russisch. Het Oekraïens werd een “achterlijke
plattelandstaal”(283).
Toen Hitler in 1941 binnenviel, werd hij enthousiast ontvangen
in Oekraïne en in de Baltische staten. Maar de nazi’s zorgden
voor een nieuwe catastrofe: de grootschalige executie van Joden
en Romazigeuners. En 2 miljoen Oekraïners moesten als
dwangarbeiders naar Duitsland, dat ook beslag legde op het
graan. De nazi’s wilden zelfs 30 miljoen inferieure Oekraïners
en Russen elimineren om genoeg graan voor zichzelf te
hebben(310). De honger keerde terug, ook door Stalins
verschroeide aarde. In de winter van 1941-42 stierven in Kiev
alleen meer dan 50.000 mensen van de honger, in Charkov 20.000.
Tijdens de Duitse bezetting verscheen in november 1942 wel de
eerste grondige studie van landbouweconoom S(tepan?) Sosnovyi
over de hongersnood van 1932-34. Hij schatte het aantal doden
vrij correct op 4,8 miljoen(312) en wees Stalin aan als oorzaak
van de “genocide”, zijn plan om Oekraïne als natie te
vernietigen (313). Ik vraag me af wat er met deze man gebeurd is
toen de Sovjets in 1944-45 Oekraïne heroverden. Slechts een
klein aantal Oekraïners konden toen vluchten, samen met het
terugtrekkende Duitse leger. Ook de schrijfster weet het niet,
zoals ze mij meedeelde in een mail.
Na de 2° W.O. leden de Oekraïners weer honger: hun graan werd
geëxporteerd naar Bulgarije, Roemenië, Polen, Tsjecho-Slowakije,
Joegoslavië en zelfs Frankrijk. Uitgeweken Oekraïners schreven
in Canada, de VSA en elders over de door Stalin georganiseerde
hongersnood van 1932-34 en zijn pogingen om het Oekraïens verzet
te breken. Maar de Oekraïners vonden weinig gehoor bij de
Westerse historici: dezen geloofden hen niet (318) !
En in 1956 onthulde Chroesjtsjov allerlei wandaden van Stalin,
maar zweeg over de collectivisatie en de hongersnood.
In 1986 schreef Robert Conquest zijn “Harvest of Sorrow”: nooit
eerder kreeg een boek over Oekraïne zoveel aandacht. Toch waren
er nog linkse auteurs, zoals Douglas Tottle, die in zijn “Famine
and Fascism: the Ukrainian Genocide Myth from Hitler to Harvard”
uit 1987, dus tijdens Gorbatsjov, in samenwerking met Moskou, de
hongersnood een mythe noemde en beweerde dat de koelakken de
oorzaak waren (323).
Op 26 april 1986 ontplofte dan de kerncentrale van Tsjernobyl,
in Noord-Oekraïne. Toch gaf Gorbatsjov op 1 mei de partijleider
van Oekraïne het bevel om de parade te laten doorgaan. Nadien
had Gorbatsjov daar spijt van, toen hij vernam dat duizenden
mensen stierven aan de gevolgen van de straling. Tsjernobyl
maakte ook een einde aan de mythe van de technische
deskundigheid van de SU en aan de betrouwbaarheid van hun
leiders. Gorbatsjov lanceerde dan zijn glasnost: de waarheid
mocht voortaan gezegd en gekend worden, ook over de honger van
1932-34. De Oekraïense dissident Vjatsjeslav Tsjornovil bezorgde
aan Gorbatsjov zijn eigen lijst met “witte vlekken” in de
Oekraïense geschiedenis. De Oekraïense Communistische Partij
opende in 1988 archieven die de hongersnood bevestigden en in
1993 verklaarde de Partij dat Stalin en zijn omgeving de
schuldigen waren. In het soeverein Oekraïne leren de scholieren
eindelijk over de Russische kolonisatie, de Sovjetrepressie en
de georganiseerde hongersnood.
Applebaum besluit: Stalin wou niet alle Oekraïners doden, maar
wel de actiefste en de meest geëngageerde(332). Een aantal
Oekraïners werkten mee met hem. Een echte genocide was het niet:
niet heel de natie moest dood. Het woord genocide is wel in 1944
bedacht door een Oekraïner, Raphael Lemkin. Hij bracht het woord
naar Neurenberg, waar hij adviseur was van aanklager Jackson. In
1953 schreef hij in zijn “Soviet Genocide in the Ukraine” dat
Stalin vooral de elites wou uitmoorden. De SU verzette zich in
de UNO tegen de ruime definitie van genocide, omdat het dan ook
op de koelakken toepasselijk kon zijn. In 1948 werd de definitie
dan ingeperkt tot “fysieke eliminatie van een hele etnische
groep”.
Volgens Applebaum voldoet de Holodomor niet aan dat criterium:
Stalin wou niet heel de Oekraïense natie liquideren. Toch willen
de Oekraïense regeringen sinds 2004 de Holodomor een genocide
noemen(335). En in 2010 vond een Oekraïense rechtbank het trio
Stalin-Molotov-Kaganovitsj en hun helpers schuldig aan het
plegen van genocide.
Het conflict met Rusland zorgde ook voor aanvallen op de
geschiedenis: in 2015 vernietigden separatisten een monument
voor de hongerdoden in Sniznje, Oost-Oekraïne. Vanuit die stad
hadden ze in 2014 met een BUK-raket de MH17 neergeschoten, met
300 doden als gevolg.
Ondertussen zijn er zoveel bewijzen voor de hongerdood dat het
debat geluwd is.
De meeste Oekraïners zijn meertalig en spreken zowel Oekraïens
als Russisch, maar de taalstrijd blijft bestaan.
De huidige Russische regering wil niet weten van een soeverein
en stabiel Oekraïne, dat banden aanknoopt met Europa. Ze
gebruikt desinformatie en militair geweld om het land te
ondermijnen.
Stalin doodde 4 miljoen Oekraïners, maar hun gedachtengoed bleef
leven.
Applebaum heeft weer een opzienbarend, aangrijpend en goed
gedocumenteerd boek geschreven. In het begin, wanneer ze spreekt
over de chaos in 1918-1920, is het te gedetailleerd en
langdradig. De landkaarten zijn heel goed. De foto’s ook, ze
spreken boekdelen over de honger, maar in de tekst wordt er niet
naar verwezen. Ze staan tussen p. 128-129, 192-193 en 288-289 en
zijn dus niet genummerd. Een lijstje met begrippen zoals babski
boenty, bednjak, glavlit, kobzar, troedodni, .. zou ook welkom
geweest zijn. In de literatuurlijst mis ik de degelijke
Lenin-biografieën van Sebestyen en Courtois. Ze citeert wel een
wrede uitspraak van Lenin over het publiek ophangen van boeren,
die voorkomt in de Lenin-biografie van Robert Service uit 2001.
Voor de rest heb ik enkel lof voor het degelijke onderzoek en de
nuances van de schrijfster, die ook de bronnen in het Oekraïens
onderzocht heeft.
Hopelijk komt deze tragedie, die bij velen onbekend is, ooit ook
eens op onze tv-zenders.
Jef Abbeel, maart-april 2018