Matthew Kneale, Rome. Een geschiedenis van de stad in zeven plunderingen. Uitgeverij Spectrum, Houten / Lannoo, Tielt, 2018. 510 p., kaarten, prenten, foto’s, noten, bibliografie, register. ISBN 978 90 00 36097 0; € 29,99.

 

Rome

Geen enkele stad ademt zo zijn verleden als de eeuwige stad Rome. Sommige bruggen, tempels, monumenten zijn bijna 2.000 jaar oud, ook vele kerken hebben een geschiedenis van eeuwen. Toch kreeg Rome ook zijn deel van de miserie: overstromingen van de Tiber, aardbevingen, epidemieën, branden en vooral invallen van vijanden.

Rome: Een geschiedenis van de stad in zeven plunderingenn

Dat laatste is het hoofdthema van dit boek van de Britse historicus Kneale, die al 15 jaar in Rome woont en er elk monument weet staan. Hij bespreekt zeven grote plunderaars: de Galliërs (387 v.C.), Visigoten, Ostrogoten, Normandiërs, Spanjaarden, Fransen en nazi’s.


De Galliërs of Kelten stonden dus als eersten aan de poorten van Rome, al in 387 v.C., toen Rome nog maar een regionale macht was en nog lang geen wereldmacht. De Galliërs overheersten toen een groot deel van Europa: Galicia ligt zowel in Spanje als in Oekraïne / Polen, Turkije en Wales. Onder leiding van Brennus vielen ze binnen via de Po-vallei in het noorden en Rimini in het oosten. Kneale legt ook uit welke wapens ze hadden en hoe ze de Romeinen versloegen aan de Allia. Hij geeft hier ook uitleg over de koningstijd, de Wet der Twaalf Tafelen, de rol van de pater familias, de boeren op het platteland, de fabel van de ganzen, de vele Romeinen die nog in hutten woonden, de geschiedschrijving van Livius.


Na de nederlaag tegen deze “barbaren”, verrees Rome als een feniks uit zijn as. Het bouwde een muur van 11 km en begon andere gebieden in Italië te veroveren. Hannibal trok van noord naar zuid door Italië, hij kwam dichtbij in 216 v.C., maar feestte te lang na zijn overwinning bij Cannae. Volgens Livius zou de commandant van zijn cavalerie gezegd hebben (in het Punisch): Vincere scis, Hannibal; victoria uti, nescis: Hannibal, jij weet hoe je moet winnen, maar niet hoe je de overwinning moet benutten”.


Na de overwinning tegen de Carthagers, werden de Galliërs in Noord-Italië ook verslagen(191 v.C.). Ze namen de taal, gewoonten en goden van de Romeinen over. In 410 n.C., dus bijna 800 jaar na de Kelten, vielen de Visigoten o.l.v. Alarik binnen en namen veel goud mee uit Rome. Al vanaf 230 n.C. zwierven zij van de Oostzee naar de Balkan, Griekenland, Klein-Azië. Ze plunderden Athene, Kos en Ephese. In 327 had keizer Constantijn ze tijdelijk verslagen aan de Donau. Daarna versloegen zij de Romeinen in Adrianopel (Edirne, Europees Turkije, 378 n.C.). O.l.v. Alarik trokken ze in 408 van de Balkan naar Rome, toen over zijn hoogtepunt, maar nog altijd de grootste metropool ter wereld(53). Kneale beschrijft welke mooie gebouwen de stad allemaal bezat, hoe de rijke Romeinen aten, welke ziektes er voorkwamen, hoeveel ruzie er was aan de top tussen keizers en tegenkeizers. Alarik eiste bij zijn beleg alle goud en zilver, alle huishoudelijke goederen, alle slaven van barbaarse afkomst. Daarna belegerde hij Ravenna, waar keizer Honorius zat en opnieuw Rome en richtte er een bloedbad aan. Twee maanden later overleed Alarik in Cosenza, waarschijnlijk aan malaria, die hij in Rome had opgelopen.


De stad herstelde zich snel, maar dan kwamen er in 480 weer andere Goten uit het oosten: de Ostrogoten o.l.v. Theodorik. In 476 had de Germaan Odoaker de laatste West-Romeinse keizer Romulus Augustulus, terecht geen Augustus, afgezet, met de goedkeuring van de Oost-Romeinse keizer Zeno. Die Zeno kwam dan weer met Theodorik overeen dat hij Odoaker zou afzetten. Theodorik heerste dan 33 jaar over Italië en andere gebieden. De auteur zegt er niet bij welke gebieden en ook niet in welke mate hij Rome plunderde. Wel dat er weinig bronnen zijn voor deze periode en dat de stad fel achteruit was gegaan en in 530 nog maar enkele tienduizenden inwoners had of slechts 5 à 10 % van de bevolking van 408. In 455 was ze ook al geplunderd door de Vandalen uit Noord-Afrika. En in 545 opnieuw door Totila, koning van de Ostrogoten.


De volgende plunderaars waren de Normandiërs. Kneale maakt hier weer een leuke omweg, door eerst te vertellen over de vernedering van de Duitse koning Hendrik IV, die zich in 1076 in Canossa, een dorpje in Emilia-Romagna, blootvoets moest onderwerpen aan de keizer van Christus, paus Gregorius VII, om vergiffenis te vragen en zijn excommunicatie te laten opheffen, zodat hij in 1084 keizer van het Heilig Roomse Rijk kon worden. Kanselier Bismarck zei in 1872, bij een conflict met het Vaticaan : “Nach Canossa gehen wir nicht”.
Terug naar de Normandiërs. Vanaf 1030 veroverden zij stukjes van Italië. In 1084 plunderden zij Rome, o.l.v. Robert Guiscard.


In 1527 was het de beurt aan de troepen van de katholieke Spaanse koning en keizer Karel V. Hij wou wraak nemen op paus Clemens VII, die de kant van zijn rivaal, de Franse koning Frans I, had gekozen. Rome was toen weer de meest kosmopolitische stad van Europa, maar telde slechts 55.000 inwoners, onder wie bijna 1.000 prostituees. De auteur beschrijft welke inwoners en gebouwen erbij gekomen waren en de gevolgen van ziektes zoals syfilis, o.a. bij de hoge geestelijkheid.


Hoewel Rome goed verdedigd werd, was het niet opgewassen tegen het grootste leger dat er ooit op af gekomen was: 20.000 ongedisciplineerde Duitse en Spaanse soldaten, die al maanden geen soldij meer hadden gekregen. De Duitse soldaten waren aanhangers van de protestantse hervormer Luther en belust op wraak op de paus. Er werd geplunderd, verwoest, verkracht, vermoord. En deze keer werden de kloosters en de kerken nog erger toegetakeld dan de rest. De paus kon ontsnappen naar de Engelenburcht. Het graf van paus Julius II werd opengebroken, de sieraden werden eruit geroofd. Vrouwen uit de hogere kringen werden naar de nonnenkloosters gevoerd en samen met de nonnen massaal verkracht. 6.000 à 12.000 mensen werden vermoord of stierven aan de pest. De paus moest een grote schadevergoeding betalen en de gebieden Parma, Modena en Piacenza aan Karel V afstaan. En in 1530 zalfde hij hem tot keizer.


De volgende veroveraars waren de Fransen. Napoleon viel binnen in 1796, ontvoerde en onttroonde paus Pius VI en maakte Italië tijdelijk één, totdat het in 1814 weer uit elkaar viel.
In 1848-49 waren de Italiaanse staatjes in volle revolutie: Garibaldi, Mazzini en Victor Emmanuel wilden het land één maken. In 1849 trok weer een Frans leger naar Rome om de stad te bevrijden van zijn republikeinse heersers Garibaldi en Mazzini. De Fransen herstelden de pauselijke heerschappij voor twee decennia. Van de zeven aanvallen was deze het minst een plundering.


Uiteindelijk werd Rome in 1870 toch de hoofdstad van een eengemaakt Italië, nadat de pauselijke troepen verslagen waren door de Italiaanse. De paus verloor zijn staten, hield enkel het Vaticaan nog over en had ruzie met de regering totdat Mussolini in 1929 dit conflict oploste. De nazi’s sluiten de rij van de plunderaars af. Kneale begint met de laatste ontmoeting tussen Mussolini en koning Victor Emmanuel III op 25 juli 1943. De koning liet de Duce arresteren en vervangen door maarschalk Badoglio. Zes dagen eerder was Rome voor het eerst gebombardeerd door 600 Amerikaanse vliegtuigen. Badoglio gaf zich op 8 september over aan de geallieerden. Duitse troepen begonnen dan op te rukken naar Rome. Kneale laat de lezer dan in spanning door eerst heel het leven van Mussolini te vertellen. Dan lezen we dat Duitse diplomaten in Rome vanaf september 1943 documenten begonnen te verbranden en hun gezinnen naar huis te sturen. Ook heel de koninklijke familie ging op de vlucht. Op 10 september trokken Duitse soldaten de stad binnen, ze plunderden de winkels, beroofden de mensen van hun auto’s en fietsen, verkrachtten enkele vrouwen. 1.500 politiemannen werden meegenomen naar Duitsland, de meeste kwamen niet meer terug. Joodse Romeinen werden beroofd en op 16 oktober 1943 werden er 1.000 opgepakt, naar Auschwitz gedeporteerd en daar vergast. De bevolking moest vijf maanden te lang wachten op generaal Clark en de geallieerden. 10.000 van de 12.000 Romeinse Joden hebben de oorlog overleefd, vaak met dank aan priesters, nonnen en gewone Romeinen, niet dank zij Pius XII, die geen risico’s nam.


Momenteel is Rome weer een bloeiende kosmopolitische stad, met bijna 3 miljoen inwoners, onder wie velen met een migratie-achtergrond. Pelgrims en toeristen blijven massaal toestromen.
Kneale ontwaart overal nog het Rome van Mussolini: zijn boulevards, gebouwen, symbolen. In Duitsland zijn alle nazisymbolen verwijderd, in Rome (en nog veel meer in zijn geboortedorp Predappio, n.v.d.r.) is Mussolini nog duidelijk aanwezig.


Bij elk hoofdstuk staat een plattegrondje van de stad zoals ze eruit zag op het moment van de inval.
Er zijn ook vele mooie foto’s, tussen p. 160-161 en 336-337, maar in de tekst wordt er niet naar verwezen. De geannoteerde bibliografie(451-473) is vnl. Engelstalig, maar soms duikt er ook een Italiaans, Frans of Nederlandstalig boek op.


Kneale is enorm belezen, kent eindeloos veel details over de geschiedenis en de huidige toestand van de stad, over de pausen en andere heersers, de bevolking, de vrouwen, slaven, ontspanning, eten en drinken, wonen, kunstenaars, de pelgrims en toeristen die er in de loop der eeuwen toestroomden, de decadentie, prostitutie, de hygiëne of het gebrek daaraan, de ziektes, hun oorzaken en hun gevolgen.


De verslagen over de plunderingen nemen ongeveer één vijfde in: zij worden telkens voorafgegaan en gevolgd door zeer uitgebreide verhalen over andere aspecten van de geschiedenis. Maar de lezer verveelt zich op geen enkel moment.

 

Jef Abbeel, juli 2018